Overwegingen
Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser heeft verweerder verzocht om afgifte van een VOG om als taxichauffeur werkzaam te kunnen zijn. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen.
2. Verweerder heeft bij de beoordeling van de aanvraag van eiser de criteria gehanteerd die zijn neergelegd in de Beleidsregels VOG-NP-RP 2018 (de Beleidsregels).Daarnaast heeft verweerder het specifieke screeningsprofiel chauffeurskaart van toepassing verklaard. Verweerder heeft aan de afwijzing van de aanvraag ten grondslag gelegd dat in het Justitieel Documentatiesysteem (JDS) de volgende relevante justitiële gegevens zijn geregistreerd:
- eiser is op 26 oktober 2021 veroordeeld wegens openlijke geweldpleging tot een werkstraf van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis waarvan 60 uren subsidiair 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Deze proeftijd is nog van kracht tot 20 december 2023. Deze uitspraak is op 21 december 2021 onherroepelijk geworden;
- eiser is op 21 september 2021 veroordeeld wegens het overschrijden van de maximumsnelheid tot een geldboete van € 820,- subsidiair 16 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 maanden. Deze uitspraak is op 6 oktober 2021 onherroepelijk geworden;
- aan eiser is bij strafbeschikking van 13 april 2021 een geldboete opgelegd van € 140,- wegens op een openbare plaats inbrekerswerktuig vervoeren of bij zich hebben;
- eiser is op 19 januari 2021 veroordeeld wegens gevaarlijk rijgedrag en niet voldoen aan de rijbewijsplicht tot een geldboete van € 450,- subsidiair 9 dagen hechtenis en een voorwaardelijke hechtenis van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren. Deze proeftijd is geëindigd op 6 oktober 2021. Deze uitspraak is op 6 maart 2021 onherroepelijk geworden;
- aan eiser is bij strafbeschikkingen van 13 april 2021, 20 maart 2019, 23 januari 2019 en 14 januari 2019 geldboetes opgelegd van onderscheidenlijk € 140,-, € 250,-, € 250,- en € 340,- wegens het niet voldoen aan de rijbewijsplicht;
- eiser is op 18 april 2021, 10 december 2020, 1 september 2020, 7 juli 2020, 19 september 2019 met politie/justitie in aanraking gekomen wegens het niet voldoen aan de rijbewijsplicht. Deze zaken staan nog open;
- eiser is op 22 oktober 2018 veroordeeld wegens diefstal in vereniging tot een werkstraf van 40 uren subsidiair 20 dagen jeugddetentie. Deze uitspraak is op 6 november 2018 onherroepelijk geworden;
- aan eiser is bij strafbeschikking van 10 april 2018 een geldboete opgelegd van € 115,- wegens op een openbare plaats inbrekerswerktuig vervoeren of bij zich hebben;
- eiser is op 14 juli 2017 in eerste aanleg en op 7 februari 2019 in hoger beroep veroordeeld wegens het veroorzaken van brand tot jeugddetentie van 75 dagen waarvan 34 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Deze proeftijd is nog van kracht tot 26 mei 2022. Daarnaast is aan eiser een werkstraf opgelegd van 20 uren subsidiair 10 dagen jeugddetentie. Deze uitspraak is op 26 mei 2020 onherroepelijk geworden.
Gelet op de justitiële gegevens en de werkzaamheden die eiser zal uitvoeren, is volgens verweerder voldaan aan het objectieve en subjectieve criterium.
3. De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
4. Eiser betoogt in het kader van het objectieve criterium dat er geen reëel risico bestaat dat hij brand in zijn taxi zal stichten. Er bestaat dan ook geen risico voor het welzijn van zijn passagiers. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom dit risico er wel zou zijn.
In het kader van het subjectieve criterium betoogt eiser dat verweerder ten onrechte niet de feiten en omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd en zijn (minderjarige) leeftijdten tijde van het plegen bij de beoordeling heeft betrokken. Zo moet de diefstal waarvoor hij in 2018 is veroordeeld worden beschouwd als een jeugdzonde. Ten aanzien van de twee strafbeschikkingen voor het bij zich hebben van inbrekerswerktuigen, stelt eiser dat het enkel ging om wat gereedschap. Wat betreft de brandstichting wijst eiser erop dat de pleegdatumbuiten de terugkijktermijn valt en de proeftijd alleen nog van kracht is, omdat de strafzaak pas laat in eerste aanleg en in hoger beroep is behandeld. Verder wijst eiser erop dat er geen risico meer bestaat dat hij zal rijden zonder rijbewijs, omdat hij inmiddels zijn rijbewijs heeft gehaald. Er is dus geen recidivegevaar. Wat betreft het geweldsdelict stelt eiser dat hij hier niet actief bij betrokken was, maar er alleen bij stond. Bovendien is dit feit pas laat door de strafrechter op zitting behandeld. Ten aanzien van de openstaande feiten heeft verweerder ten onrechte geoordeeld dat deze niet op voorhand als licht kunnen worden aangemerkt, omdat hij hiervoor gedagvaard wordt. In de vergelijkbare wel afgedane zaken heeft hij immers telkens maar een kleine boete gekregen. Eiser betoogt dat de gevolgen van de weigering hem een VOG te verlenen onevenredig zijn tot de met het besluit te dienen doelen. Hij heeft zijn taxi-opleiding afgerond en wil zo snel mogelijk aan de slag gaan. Hij is er van doordrongen dat hij geen overtredingen meer dient te begaan. Hij heeft geen enkel zicht op andere banen, omdat hij daarvoor geen opleiding heeft genoten. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom meer gewicht wordt toegekend aan de afwezigheid van tijdsverloop en het aantal delicten.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Het objectieve criterium.
5. De beoordeling of aan het objectieve criterium wordt voldaan, houdt een objectieve toets in. Verweerder moet bezien of de gepleegde (relevante) feiten, op zichzelf en los van de persoon van de aanvrager, een behoorlijke uitoefening van de beoogde functie zouden verhinderen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder bij het bestreden besluit voldoende heeft gemotiveerd waarom de door eiser gepleegde delicten in de weg staan aan afgifte van de VOG. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat de door eiser gepleegde verkeersdelicten, indien herhaald in de functie van taxichauffeur, een risico opleveren voor het welzijn en de veiligheid van zijn passagiers en andere weggebruikers. Voorts heeft verweerder er terecht op gewezen dat een snelheidsovertreding bij uitstek niet te verenigen is met de functie van taxichauffeur. Hetzelfde geldt voor het rijden zonder rijbewijs. Voorts is eiser in aanraking gekomen met justitie wegens een geweldsdelict, een vermogensdelict en brandstichting. Dit levert een risico op voor het welzijn en de veiligheid van de passagiers en voor de veiligheid van hun eigendommen. De omstandigheid dat er volgens eiser geen reëel recidivegevaar is, maakt niet dat niet wordt voldaan aan het objectieve criterium, nu dit bij de beoordeling van het objectieve criterium niet relevant is.
Het subjectieve criterium.
6. Nu moet worden aangenomen dat aan het objectieve criterium is voldaan, was verweerder in zoverre gehouden de VOG te weigeren. De vraag die voorligt is of verweerder op grond van de omstandigheden van het geval toch de gevraagde VOG had moeten verstrekken. Bij de beoordeling van het subjectieve criterium betrekt verweerder in ieder geval de afdoening van de strafzaak, het tijdsverloop, de hoeveelheid antecedenten en de minderjarige leeftijd ten tijde van het plegen van de strafbare feiten.
7. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat ten aanzien van de terugkijktermijn en het tijdsverloop wordt gekeken naar de datum van de eerste veroordeling. Dit is alleen anders als tussen de pleegdatum en de eerste veroordeling meer dan twee jaar is verstreken. In dat geval gaat verweerder uit van de pleegdatum. Dit is aan de orde voor het meest recente feit, het geweldsdelict, aangezien deze is gepleegd op 1 mei 2019. Verweerder heeft zich echter in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat ten tijde van het bestreden besluit, gelet op de terugkijktermijn van vijf jaar, onvoldoende tijd is verstreken om te kunnen concluderen dat het risico voor de samenleving in voldoende mate is afgenomen. Ook ten aanzien van de andere veroordelingen heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er onvoldoende tijdsverloop is. Voorts heeft verweerder de hoeveelheid antecedenten ten nadele van eiser mogen betrekken. Daarbij heeft verweerder erop gewezen dat de meest recente antecedenten zwaarder meewegen dan de minder recente antecedenten. En juist ten aanzien van de recentere antecedenten, zijnde de geweldpleging, snelheidsovertreding en gevaarlijk rijgedrag, heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat deze vergrijpen, gelet op de hoogte van de opgelegde straffen, eiser niet licht zijn aangerekend. De enkele stelling van eiser dat hij geen rol heeft gespeeld bij de geweldpleging, valt daarmee niet te rijmen. Voorts heeft verweerder er in redelijkheid op gewezen dat met name de verkeersdelicten zich niet verenigen met het doel waarvoor de VOG is aangevraagd. De stelling van eiser dat er geen recidivegevaar is, omdat hij inmiddels zijn rijbewijs heeft en zich bewust is van de gevolgen, maakt niet dat het risico voor de samenleving voldoende is afgenomen. Verweerder heeft zich daartoe in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat eiser ook na het verkrijgen van een rijbewijs een verkeersdelict heeft begaan. Zijn rijbevoegdheid is hem daardoor voor twee maanden ontzegd. In een dergelijke situatie kan eiser nog steeds soortgelijke delicten, zoals het rijden zonder rijbewijs, begaan. Ook de openstaande zaken wegens het niet voldoen aan de rijbewijsplicht heeft verweerder ten nadele van eiser mogen meewegen. Het OM heeft immers aanleiding gezien geen strafbeschikkingen meer aan eiser op te leggen, maar om hem te dagvaarden. Voor zover eiser heeft gesteld dat de gepleegde feiten moet worden gezien als jeugdige onbezonnenheid, overweegt de rechtbank dat eiser zowel als minderjarige als meerderjarige meerdere feiten heeft gepleegd en dat hij na de eerste veroordelingen en strafbeschikkingen een gewaarschuwd mens was. Verweerder heeft zich dan ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat deze omstandigheden in het nadeel van eiser meewegen. Verder heeft verweerder bij de beoordeling betrokken dat eiser alleen de taxi-opleiding heeft gevolgd en vreest in een uitkeringssituatie terecht te komen als hij niet als taxichauffeur kan gaan werken. Ook heeft verweerder betrokken dat eiser zijn ouders financieel wil ondersteunen en dat hij heeft geleerd van zijn fouten. Verweerder heeft deze belangen evenwel minder zwaar mogen wegen dan het belang van de beperking van de risico’s voor de samenleving. Eiser kon van tevoren weten dat hij een VOG nodig zou hebben om als taxichauffeur te kunnen werken. Verder valt niet in te zien waarom eiser, gezien de grote behoefte aan arbeidskrachten, niet een andere baan zou kunnen vinden, waar hij geen VOG voor nodig heeft.
8. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het belang van de samenleving zwaarder weegt dan het persoonlijke belang van eiser. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om in te gaan op hetgeen eiser heeft aangevoerd ten aanzien van de brandstichting, het voorhanden hebben van inbrekerswerktuigen en de diefstal.
9. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.