ECLI:NL:RBDHA:2023:8597

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juni 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
NL23.15447
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring van Guyaanse eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 mei 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan een Guyaanse eiser was opgelegd. De maatregel was gebaseerd op artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 24 mei 2023 was genomen. Tijdens de zitting, die plaatsvond in Breda, was eiser aanwezig via een beeldverbinding, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door een gemachtigde.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Eiser voerde aan dat de zware gronden voor de maatregel van bewaring onterecht waren, maar de rechtbank oordeelde dat deze gronden feitelijk juist waren en dat het risico op onttrekking daarmee was gegeven. Eiser kon onvoldoende onderbouwen dat hij rechtmatig verblijf in Nederland had of kon verkrijgen, en de rechtbank oordeelde dat een lichter middel niet doeltreffend zou zijn gezien de eerdere meldplicht die eiser niet had nageleefd.

De rechtbank concludeerde dat er voldoende zicht op uitzetting was, ondanks de problemen met het verkrijgen van vervangende documenten. De rechtbank oordeelde dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd aangegeven dat tegen deze uitspraak hoger beroep kon worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.15447
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A. Agayev),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. G. Cambier).

Procesverloop

Bij besluit van 24 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 31 mei 2023 op zitting behandeld in Breda. Eiser en de tolk, I.D.O. Onwuegbuchu, zijn met behulp van een beeldverbinding verschenen. Eiser is bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond; en
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Overwegingen

1. Allereerst voert eiser aan dat de zware gronden 3a, 3b en 3c ten onrechte aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd, omdat deze niet het risico met zich brengen dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat deze zware gronden feitelijk juist zijn, zodat het risico op onttrekking reeds daarmee is gegeven. Hoewel deze gronden de maatregel van bewaring al kunnen dragen, overweegt de rechtbank dat eiser onvoldoende heeft onderbouwd dat hij een vriendin heeft in Nederland, zodat ook de lichte gronden 4c en 4d terecht aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd.
2. Verder stelt eiser dat hij mogelijk op andere gronden rechtmatig verblijf in Nederland heeft dan wel kan verkrijgen, waardoor de maatregel van bewaring achterwege had moeten blijven. De rechtbank is van oordeel dat eiser deze stelling onvoldoende heeft onderbouwd en gaat daar daarom aan voorbij.
3. Eiser voert verder aan dat verweerder met een lichter middel had moeten volstaan. De rechtbank volgt eiser hierin niet. Op 14 februari 2023 is aan eiser een meldplicht opgelegd, waarna hij met onbekende bestemming is vertrokken. Verweerder heeft dan ook voldoende gemotiveerd dat een lichter middel niet doeltreffend kan worden toegepast om het risico op onttrekking van het toezicht te ondervangen.
4. Tot slot voert eiser aan dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ontbreekt vanwege het ontbreken van documenten en er geen vertegenwoordiging van Guyana in Nederland is die vervangende documenten aan eiser kan verstrekken. De rechtbank is echter van oordeel dat verweerder in de maatregel van bewaring voldoende heeft gemotiveerd dat zicht op uitzetting niet ontbreekt. Ook als moet worden aangenomen dat het verkrijgen van vervangende (reis)documenten in verband met de door eiser genoemde omstandigheden niet eenvoudig zal zijn, leidt dat niet in dit stadium nog niet tot het oordeel dat eiser niet zal kunnen worden uitgezet.
5. Nu ook ambtshalve niet is gebleken dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is, is het beroep daartegen ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2023 door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en het proces-verbaal ervan is openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.