ECLI:NL:RBDHA:2023:8596

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juni 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
NL23.15446
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 mei 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een vreemdeling. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A. Agayev, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij hem op 23 mei 2023 de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft het beroep behandeld in een zitting in Breda, waarbij de eiser via een beeldverbinding aanwezig was, samen met een tolk en zijn gemachtigde. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. G. Cambier.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat er een risico bestaat dat de eiser zich aan het toezicht zal onttrekken, wat voldoende gemotiveerd is door de staatssecretaris. De rechtbank oordeelt dat de zware gronden die zijn aangevoerd, voldoende zijn om de maatregel van bewaring te rechtvaardigen. De eiser heeft betoogd dat er geen zicht op uitzetting binnen redelijke termijn is, maar de rechtbank stelt vast dat dit geen vereiste is voor het opleggen van de maatregel van bewaring in het kader van een lopende asielaanvraag.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.15446
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A. Agayev),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. G. Cambier).

Procesverloop

Bij besluit van 23 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 31 mei 2023 op zitting behandeld in Breda. Eiser en de tolk, A. Khabote, zijn met behulp van een beeldverbinding verschenen. Eiser is bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond; en
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Overwegingen

1. Allereerst voert eiser aan dat de zware gronden niet tot de conclusie kunnen leiden dat er sprake is van een risico dat hij zich aan het toezicht zal onttrekken. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat deze feitelijk juist zijn. Daarmee is het risico dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken gegeven. Deze zware gronden zijn voldoende gemotiveerd en kunnen de maatregel van bewaring reeds dragen. Wat eiser heeft aangevoerd ter betwisting van de lichte gronden behoeft daarom geen bespreking.
2. Nu terecht is aangenomen dat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken, heeft verweerder zich ook terecht op het standpunt gesteld dat een lichter middel dit risico niet kan ondervangen. De rechtbank neemt hierbij onder meer in aanmerking dat eiser, zoals uit het dossier naar voren komt, zich bij zijn strafrechtelijke aanhouding heeft bediend van een andere identiteit waarbij hij een Algerijnse nationaliteit heeft opgegeven teneinde aan uitzetting te kunnen ontkomen. Verweerder heeft in de maatregel van bewaring dan ook voldoende gemotiveerd dat een lichter middel in het geval van eiser niet doeltreffend kan worden toegepast.
3. Tot slot voert eiser tevergeefs aan dat het zicht op uitzetting binnen redelijke termijn ontbreekt. De maatregel van bewaring is gebaseerd op artikel 59b, eerste lid van de Vw, in verband met de asielaanvraag van eiser waarop nog niet is beslist. In een dergelijke situatie is zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn geen vereiste om een vreemdeling in bewaring te kunnen stellen.
4, Nu ook ambtshalve niet is gebleken dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is, is het beroep daartegen ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2023 door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en het proces-verbaal ervan is openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.