ECLI:NL:RBDHA:2023:8582
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 juni 2023 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een terugkeerbesluit en inreisverbod dat door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was uitgevaardigd. Het verzoeker, die in deze procedure wordt aangeduid met een V-nummer, had eerder beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, dat op 16 oktober 2021 was genomen. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd ingediend in het kader van de procedure met zaaknummer AWB 22/6971.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat, gezien de uitspraak die op dezelfde dag in de hoofdzaak is gedaan, het verzoek om een voorlopige voorziening niet meer nodig is. De rechtbank heeft in de hoofdzaak het beroep van verzoeker afgehandeld, waardoor het verzoek om een voorlopige voorziening als kennelijk ongegrond werd afgewezen. Daarnaast is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open, wat betekent dat de beslissing van de voorzieningenrechter definitief is.