ECLI:NL:RBDHA:2023:8581

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juni 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
AWB 22/6971
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens te late indiening in vreemdelingenzaak

In de zaak tussen eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de Rechtbank Den Haag op 7 juni 2023 uitspraak gedaan. Eiser had beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit en een inreisverbod dat op 16 oktober 2021 was bekendgemaakt. De rechtbank oordeelde dat het beroep te laat was ingediend, meer dan vier weken na de bekendmaking van het besluit. Eiser had pas op 16 november 2022 beroep ingesteld, wat niet binnen de wettelijke termijn viel. De rechtbank overwoog dat er geen verschoonbare redenen waren voor de termijnoverschrijding. Eiser had aangevoerd dat zijn gemachtigde pas op 14 november 2022 kennis had genomen van het besluit, maar dit werd niet als voldoende bewijs gezien om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen. De rechtbank concludeerde dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, en werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/6971

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. S. Karkache),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 16 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder tegen eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaren uitgevaardigd.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 69, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, gelezen in samenhang met artikel 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), moet een beroepschrift worden ingediend binnen vier weken nadat een besluit is bekendgemaakt.
2. Het bestreden besluit is gelet op artikel 3:41, eerste lid, van de Awb op juiste wijze aan eiser bekendgemaakt op 16 oktober 2021 door uitreiking aan hem in persoon. Eiser heeft pas op 16 november 2022 en daarmee meer dan vier weken later beroep ingesteld.
3. Niet gebleken is dat eiser verschoonbaar te laat beroep heeft ingesteld zoals bedoeld in artikel 6:11 van de Awb. Op 25 november 2022 heeft eiser aan de rechtbank meegedeeld dat zijn gemachtigde pas op 14 november 2022 kennis heeft genomen van het bestreden besluit via het bellen van de ketenlijn in verband met een voornemen om een verblijfsaanvraag als Unieburger in te dienen. Hieruit blijkt echter niet waarom eiser niet eerder en daarmee tijdig beroep heeft kunnen instellen. Op 22 mei 2023 heeft eiser in reactie op het verzoek van de rechtbank om verder in te gaan op de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding slechts verwezen naar zijn schrijven van 25 november 2022.
4. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, op 6 juni 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.