ECLI:NL:RBDHA:2023:8580
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunning regulier onder de beperking studie en verblijfsgat
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag geoordeeld over de intrekking van de verblijfsvergunning van eiser, die onder de beperking 'studie' was verleend. Eiser had zijn studie aan de Technische Universiteit Delft op 7 juli 2021 afgerond, maar werd per 1 augustus 2021 door de erkend referent afgemeld. Op 28 november 2021 diende eiser een aanvraag in om de beperking van zijn verblijfsvergunning te wijzigen naar 'het zoeken naar en verrichten van arbeid al dan niet in loondienst'. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft echter op 18 januari 2022 de verblijfsvergunning ingetrokken met terugwerkende kracht tot 1 augustus 2021, wat leidde tot een verblijfsgat voor eiser.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de intrekking en het verlenen van een nieuwe verblijfsvergunning, maar zijn bezwaar werd ongegrond verklaard. In beroep heeft eiser aangevoerd dat hij ten onrechte met een verblijfsgat werd geconfronteerd en dat de erkend referent hem niet tijdig had geïnformeerd over de gevolgen van zijn afstuderen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de situatie van eiser niet anders is dan die van andere vreemdelingen met een verblijfsgat en dat de intrekking van de verblijfsvergunning niet in strijd is met het unierechtelijke evenredigheidsbeginsel.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet tijdig heeft gereageerd op het voornemen tot intrekking van zijn verblijfsvergunning en dat hij geen zienswijze heeft ingediend. De rechtbank concludeert dat verweerder terecht heeft besloten om eiser niet te horen op zijn bezwaargronden, omdat er geen relevante informatie ontbrak en eiser geen bijzondere individuele belangen heeft aangevoerd. De beroepsgronden van eiser zijn ongegrond verklaard, waardoor het bestreden besluit in stand blijft.