ECLI:NL:RBDHA:2023:8574

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
14 juni 2023
Zaaknummer
NL22.22830
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Liberiaanse eiser op grond van ongeloofwaardigheid van asielrelaas

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 mei 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Liberiaanse nationaliteit, zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft ingediend. De aanvraag werd afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die het asielrelaas van de eiser ongeloofwaardig achtte. Eiser had eerder asiel aangevraagd in Italië en was in 2019 naar Nederland gereisd. Hij vreesde voor represailles van leden van de United Brotherhood Fellowship (UBF) in Liberia, waar zijn vader een prominent lid van was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig zijn, maar dat zijn verklaringen over de problemen met de UBF en medeburgers onvoldoende onderbouwd waren.

De rechtbank heeft het procesverloop besproken, waarbij eiser werd bijgestaan door een gemachtigde en een tolk. Eiser voerde aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand was gekomen, onder andere omdat het gehoor plaatsvond voordat een medisch advies was uitgebracht. De rechtbank oordeelde echter dat het gehoor in overeenstemming met de medische adviezen was uitgevoerd en dat er geen onzorgvuldigheden waren aangetoond. Eiser had onvoldoende concrete informatie verstrekt over de UBF en zijn ervaringen, wat leidde tot de conclusie dat zijn asielrelaas ongeloofwaardig was.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen vier weken na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.22830
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. P.A.J. Mulders),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. C.H.H.P.M. Kelderman).

Procesverloop

Bij besluit van 11 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 25 april 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en de tolk J. Ankomah. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Asielrelaas en standpunten van partijen

1. Eiser heeft de Liberiaanse nationaliteit. Hij is op 24 augustus 2016 uit Liberia vertrokken en heeft op 21 maart 2017 in Italië asiel aangevraagd. Vervolgens is hij in februari 2019 naar Nederland gereisd. Het is uiteindelijk niet gekomen tot een overdracht van eiser naar Italië op grond van de Dublinverordening. Op 15 september 2020 heeft eiser de onderhavige asielaanvraag ingediend. Ter onderbouwing hiervan heeft eiser verklaard dat zijn leven in Liberia niet veilig is. Zijn vader was lid van de United Brotherhood Fellowship (UBF). Na het overlijden van zijn vader heeft hij geweigerd om zich aan te sluiten bij de UBF en om zo in de voetsporen van zijn vader te treden. Eiser vreest nu voor represailles tegen hem door de leden van de UBF. Ook vreest hij voor burgers in Liberia die wraak op hem willen nemen vanwege de activiteiten van zijn vader bij de UBF.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
4. identiteit, nationaliteit en herkomst;
5. problemen met UBF omdat eiser weigert lid te worden;
6. problemen met burgers omdat de vader van eiser een belangrijk lid was van de UBF.
In het bestreden besluit heeft verweerder de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht. De andere twee elementen heeft verweerder ongeloofwaardig geacht. Volgens verweerder heeft eiser hierover weinig, vaag en summier verklaard. Als gevolg hiervan komt eiser niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel, aldus verweerder.
4. Eiser voert aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen, omdat het nader gehoor heeft plaatsgevonden vóórdat een medisch advies omtrent het horen was uitgebracht. Dit advies heeft verweerder niet kunnen betrekken bij het nader gehoor. Voorts is volgens eiser tijdens het medisch onderzoek ten onrechte gebruik gemaakt van een tolk Engels, in plaats van een tolk Pidgin Engels. Daarnaast bevat het medisch rapport volgens eiser tegenstrijdigheden en is ten onrechte geen melding gemaakt van de littekens die eiser op zijn rug heeft. Ter zitting heeft eiseres een beroep gedaan op een niet gepubliceerde uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, van 13 april 20221. De gemachtigde van eiser heeft deze uitspraak aan het digitale dossier toegevoegd. Tot slot betwist eiser de motivering van het bestreden besluit ten aanzien van zijn asielrelaas.

Overwegingen

Over het medisch onderzoek
5. De omstandigheid dat van eiser een gehoor is afgenomen vóórdat hij een medisch onderzoek omtrent het horen had ondergaan, maakt de besluitvorming op zich niet onzorgvuldig. Van belang is of kan worden vastgesteld dat het gehoor heeft plaatsgevonden in overeenstemming met de conclusies en aanbevelingen van het medisch onderzoek.
6. Het gehoor heeft plaatsgevonden op 26 juli 2022. Op 22 augustus 2022 heeft MediFirst geadviseerd om eiser, in verband met zijn hoofdpijnklachten en klachten aan zijn bewegingsapparaat, in de gelegenheid te stellen om zo nodig even te staan of te lopen, dan wel om te ontspannen. Gelet op de aard van de klachten en de relatief korte tijdspanne tussen het gehoor en het medische advies, acht de rechtbank het niet aannemelijk dat de bevindingen en adviezen uit het medische onderzoek van 22 augustus 2022 niet van toepassing zouden zijn op de situatie van eiser tijdens het gehoor van 26 juli 2022. Uit het verslag van het gehoor blijkt verder dat verweerder afdoende rekening heeft gehouden met deze beperkingen van eiser. De gehoorambtenaar heeft aangegeven dat zij bekend is met de klachten van eiser. Zij heeft eiser erop gewezen dat hij moest gaan bewegen of pauzeren, als hij daaraan behoefte had. Eiser heeft verklaard dat hij geen andere fysieke of psychische klachten had. Tijdens het gehoor is een aantal pauzes ingelast. Ook heeft de gehoorambtenaar bij herhaling gecontroleerd bij eiser het gehoor nog kon voortzetten. Eiser heeft er toen geen blijk van gegeven dat hij klachten had. Dat eiser zich door omstandigheden gedwongen heeft gevoeld om het gehoor voort te zetten en af te ronden,
1. NL21.14018.
biedt onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat hij hiertoe in feite niet in staat zou zijn geweest. Aldus stelt de rechtbank vast dat het gehoor in voldoende mate heeft plaatsgevonden met inachtneming van de later opgestelde adviezen over de beperkingen van eiser.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat het onderzoek door MediFirst onzorgvuldig tot stand is gekomen.
Hoewel geen gebruik is gemaakt van een tolk in de door eiser verzochte taal, heeft eiser niet concreet gemaakt dat sprake is geweest van onoverkomelijke communicatieproblemen.
Voor zover eiser stelt dat de bevindingen en conclusies van MediFirst onjuist en/of incompleet zijn, dan wel dat eiser zich tijdens het medisch onderzoek onvoldoende heeft kunnen uiten, is de rechtbank van oordeel dat eiser dit niet heeft onderbouwd. Zo heeft eiser niet geconcretiseerd welk voor het horen relevant medisch aspect onderbelicht is gebleven in het medisch onderzoek. Eiser heeft tot op heden ook geen medische stukken ingebracht waaruit zou blijken dat hij méér of andere klachten had die van invloed konden zijn op zijn vermogen om het gehoor te ondergaan. Niet aangetoond is dat de littekens op de rug van eiser dergelijke klachten opleveren.
Voorts stelt eiser dat het medische advies over zijn slapen tegenstrijdig is. Zo is enerzijds vermeld dat hij heeft verklaard dat hij goed in- en doorslapen, maar anderzijds is opgetekend dat hij door stress en gebrek aan slaap soms last van hoofdpijn heeft. Wat van deze gestelde tegenstegenstelling ook zij, in het medische advies is onderkend dat eiser hoofdpijnklachten heeft. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat daarenboven specifiek de aspecten “stress” en/of “slaapproblemen” in het medische advies als beperkingen hadden moeten worden benoemd en als zodanig hadden moeten worden ondervangen met het oog op het horen van eiser.
Verder stelt eiser dat het tegenstrijdig is dat in het medische advies is vermeld dat hij geen problemen heeft met zijn langetermijngeheugen, terwijl hij zijn asielrelaas van papier heeft moeten voorlezen. De rechtbank volgt eiser hierin niet. De omstandigheid dat eiser zijn asielrelaas van papier heeft voorgelezen, levert op zich geen indicatie op voor de onjuistheid van de vermelding in het medische advies dat hij geen problemen heeft met zijn langetermijngeheugen. Evenmin duidt het voorlezen er evident op dat eiser een voornaam probleem met zijn langetermijngeheugen heeft.
Bij dit alles laat de rechtbank niet onopgemerkt dat eiser de gestelde onzorgvuldigheid van het medisch onderzoek niet al in de besluitvormingsfase, maar pas in de beroepsfase voor het eerst ter discussie heeft gesteld.
Over de problemen met de UBF en met burgers uit Liberia
8. Volgens eiser heeft verweerder miskend dat hij nooit lid wilde worden van de UBF en dat hij gedwongen is geweest om het inwijdingsritueel van de UBF te ondergaan. Eiser meent dat van hem niet verwacht mag worden dat hij méér kan verklaren over de UBF, omdat eiser indertijd in Liberia niets over de UBF is verteld. Hij heeft zijn kennis over de UBF door eigen ervaringen opgedaan en verder is er weinig over deze organisatie bekend. Dat het tijdens een inwijdingsritueel gebruikelijk is om te vertellen welke handelingen plaatsvinden en waarom, is volgens eiser een veronderstelling van verweerder die niet nader is onderbouwd. Het is volgens eiser duidelijk dat hij het inwijdingsritueel heeft ondergaan en dat hij daarna lid is geworden van de UBF. Als gevolg van dit gedwongen ritueel heeft
hij littekens overgehouden. Volgens eiser is het daarom aan verweerder om aan te tonen dat hij bij terugkeer naar Liberia niet opnieuw slachtoffer wordt van een schending van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden. Dat medeburgers hem in de korte periode tussen na het overlijden van zijn vader en zijn vertrek naar Guinee niets hebben aangedaan, is volgens eiser een kwestie van geluk geweest. Er zijn wel allerlei opmerkingen in de richting van eiser gemaakt.
10. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eisers asielrelaas ongeloofwaardig is. Daartoe heeft verweerder mogen aanvoeren dat eiser weinig informatie heeft kunnen verschaffen over de UBF. Zo heeft hij niet kunnen aangeven waarom de UBF mensen doodt, waarom de organisatie lichaamsdelen van gedode mensen afsnijdt en wat het doel van de organisatie is. Hij heeft ook niets kunnen verklaren over de gewoontes met betrekking tot de opvolging bij de UBF. Behalve zijn vader, heeft eiser slechts één andere leider van de UBF kunnen noemen. Dit terwijl hij heeft verklaard dat er veel leiders zijn en dat die soms naar zijn vader kwamen. Verder kan eiser weinig verklaren over de rol van zijn vader binnen de UBF. Het is onduidelijk wanneer en waarom zijn vader lid werd van de UBF. Ook heeft eiser verklaard dat zijn vader moorden heeft gepleegd, maar hij kan niet concreet maken wat er is gebeurd en welke rol zijn vader hierbij speelde. Verweerder had op deze aspecten meer concrete verklaringen van eiser mogen verwachten. Dit vooral omdat de problemen van eiser met de UBF de kern van zijn asielrelaas vormen. In het licht hiervan leggen zijn verklaringen over de toedracht van de
littekens op zijn rug onvoldoende gewicht in de schaal. De verwijzing van eiser naar de onder
1. genoemde uitspraak van de zittingsplaats Groningen kan eiser niet baten. Anders dan in
die zaak door de vreemdeling was aangevoerd met betrekking tot het Poro-genootschap, heeft eiser niet gesteld dat zijn littekens op enigerlei wijze zijn te relateren aan de UBF. Al met al is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet gehouden was om onderzoek te doen naar de littekens van eiser.
11. Niet ten onrechte heeft verweerder verder aangevoerd dat eiser vaag en summier verklaard over de problemen hij had met medeburgers in Liberia en waarom deze personen wraak op hem wilden nemen. Los van het maken van opmerkingen, blijkt uit de verklaringen van eiser ook niet dat hij na de dood van zijn vader daadwerkelijk problemen heeft ondervonden van medeburgers.
Conclusie
12. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van Ettikhoven, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
24 mei 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.