ECLI:NL:RBDHA:2023:857

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 februari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 2769
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag toevoeging voor rechtsbijstand op basis van specialisatievereiste arbeidsrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een aanvraag voor een toevoeging voor rechtsbijstand door de Raad voor Rechtsbijstand. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, had op 31 augustus 2021 een toevoeging aangevraagd voor een arbeidsgeschil in hoger beroep. De aanvraag werd afgewezen omdat de gemachtigde niet was ingeschreven met de specialisatie arbeidsrecht bij de Raad voor Rechtsbijstand. Eiser was het niet eens met deze afwijzing en stelde dat de eisen voor specialisatie in strijd waren met zijn recht om een advocaat naar keuze te kiezen, zoals vastgelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, omdat de gemachtigde niet voldeed aan de inschrijvingsvoorwaarden voor het arbeidsrecht. De rechtbank benadrukte dat het recht op verdediging effectief moet zijn, maar dat dit niet betekent dat eiser recht heeft op een advocaat die niet voldoet aan de gestelde eisen. De rechtbank concludeerde dat de regels omtrent specialisatie in het arbeidsrecht niet in strijd zijn met het EVRM en dat de Raad voor Rechtsbijstand terecht de aanvraag had afgewezen.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun mogelijkheden om in beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/2769

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 februari 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. W.H. van Zundert),
en

het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, verweerder

(gemachtigde: mr. P.S.J. de Koning).

Procesverloop

Met het besluit van 1 november 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een toevoeging voor rechtsbijstand door een advocaat afgewezen.
Met het besluit van 10 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 januari 2023 via een beeldverbinding. Eiser en zijn gemachtigde waren niet aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. De gemachtigde heeft namens eiser op 31 augustus 2021 een toevoeging aangevraagd voor een arbeidsgeschil in hoger beroep. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat de gemachtigde van eiser niet met de specialisatie arbeidsrecht is ingeschreven bij de Raad voor Rechtsbijstand. Eiser is het daarmee niet eens.
Wat vindt eiser?
2.1.
Tot 1 januari 2021 werden er geen voorwaarden gesteld om te worden toegevoegd voor een arbeidsrechtelijk geschil. De gemachtigde heeft een algemene rechtspraktijk en kon tot 1 januari 2021 wel worden toegevoegd in arbeidsgeschillen. Hij heeft voldoende kennis en ervaring in het arbeidsrecht. Voordat hij in 1996 advocaat werd heeft hij bijna twintig jaar bij werkorganisaties gewerkt. Om per 1 januari 2021 ingeschreven te blijven staan voor het rechtsgebied arbeidsrecht dient de gemachtigde lid te worden van de Vereniging Arbeidsrecht Advocaten Nederland. Om daarvan lid te kunnen worden dient minstens de helft van de omzet te worden behaald uit arbeidsrechtzaken. Dat kan de gemachtigde niet halen. Bovendien wordt een advocaat slechts voor maximaal vier rechtsgebieden ingeschreven.
Het is de wens van eiser dat de gemachtigde zijn advocaat blijft en dat hij de arbeidsprocedure in hoger beroep afmaakt. Dat dit niet wordt toegelaten is in strijd met artikel 16 van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb).
2.2.
Ten onrechte wordt elke advocaat verplicht specialist te worden. Een advocaat met een algemene praktijk wordt achtergesteld ten opzichte van een advocaat die voor twee rechtsgebieden is ingeschreven. Het plotselinge verbieden van het uitoefenen van een algemene praktijk is in strijd met artikel 6 van het EVRM.
Wat zijn de regels?
3. De regels staan in de bijlage bij deze uitspraak.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4.1.
Partijen zijn het er over eens dat de zaak waarvoor de toevoeging is aangevraagd gaat over een hoger beroep van eiser in een arbeidsgeschil.
Verder staat vast dat de gemachtigde van eiser bij de Raad voor Rechtsbijstand niet is ingeschreven met de specialisatie arbeidsrecht.
Omdat de gemachtigde niet is ingeschreven met de specialisatie arbeidsrecht, heeft verweerder op grond van de artikelen 6 en 6k van de Inschrijvingsvoorwaarden terecht geweigerd een toevoeging af te geven.
4.2.
Eiser stelt dat het specialisatievereiste in strijd is met artikel 6 EVRM omdat hij niet zijn eigen advocaat mag kiezen. De rechtbank begrijpt dit zo dat verweerder, gelet op het bepaalde in artikel 6, derde lid, aanhef en onder c, van het EVRM, aanleiding had moeten zien artikel 15, aanhef en onder b, van de Wrb, gelezen in samenhang met de artikelen 6 en 6k van de Inschrijvingsvoorwaarden, buiten toepassing te laten.
De rechtbank is van oordeel dat deze artikelen niet in strijd zijn met artikel 6, derde lid, aanhef en onder c, van het EVRM. Het recht om een advocaat te kiezen in geval van kosteloze rechtsbijstand is niet absoluut. Het recht op verdediging moet effectief zijn. Daaraan is voldaan, omdat eiser zich kan laten bijstaan door een advocaat die wel bij de Raad voor de Rechtspraak is ingeschreven met de specialisatie arbeidsrecht.
4.3.
Eiser stelt ook dat de eis dat de rechtshulpverlener gespecialiseerd moet zijn, in het bijzonder per 1 januari 2021 in het arbeidsrecht, ontoelaatbaar en onredelijk is.
De rechtbank stelt vast dat de Inschrijvingsvoorwaarden algemeen verbindende voorschriften zijn. Het vereiste van specialisatie in het arbeidsrecht geldt vanaf 1 januari 2020, maar verweerder toetst daarop eerst per 1 januari 2021. Het is vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter dat de rechter een niet door de formele wetgever gegeven voorschrift buiten toepassing moet laten, indien dit voorschrift in strijd is met een hogere regeling. Een zodanig voorschrift kan ook wegens strijd met een algemeen rechtsbeginsel buiten toepassing worden gelaten indien het overheidsorgaan, in aanmerking genomen de feitelijke omstandigheden en de belangen die aan dit orgaan ten tijde van de totstandbrenging van het voorschrift bekend waren of op grond van deugdelijk onderzoek behoorden te zijn, in redelijkheid niet tot vaststelling van dat voorschrift heeft kunnen komen. De rechter heeft echter niet tot taak om de waarde of het maatschappelijk gewicht dat aan de betrokken belangen moet worden toegekend, naar eigen inzicht vast te stellen. Het is aan het regelgevend bevoegd gezag de verschillende belangen en de feiten en omstandigheden die bij het nemen van een besluit inhoudende algemeen verbindende voorschriften betrokken zijn, tegen elkaar af te wegen. [1]
4.4.
Uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 15, aanhef en onder b, van de Wrb volgt dat de achtergrond van deze bepaling is dat langzamerhand de opvatting gemeengoed is dat een advocaat niet het hele gebied van het recht kan bestrijken en dat daarom de inschrijving beperkt kan worden tot enkele gebieden waarop de advocaat geacht wordt deskundig te zijn. Daarbij is opgemerkt dat de deskundigheid van een advocaat in bepaalde rechtsgebieden getoetst kan worden aan de hand van het aantal op die gebieden behandelde zaken of het gevolgd hebben van speciale cursussen. [2] Nu de deskundigheidsvereisten die de Raad voor de Rechtspraak heeft opgesteld aansluiten bij wat de wetgever hierover voor ogen stond, heeft verweerder terecht geen aanleiding gezien om de artikelen 6 en 6k van de Inschrijvingsvoorwaarden buiten toepassing te laten.
Dat de gemachtigde van eiser, naar hij stelt, al een lange ervaring heeft op het gebied van het arbeidsrecht, kan daaraan niet afdoen.
4.5.
Het beroep is ongegrond
4.6.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Leijten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
BIJLAGE
Verdrag voor de rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM)
Artikel 6, derde lid, aanhef en onder c
Een ieder tegen wie een vervolging is ingesteld, heeft in het bijzonder het recht zich zelf te verdedigen of daarbij de bijstand te hebben van een raadsman naar eigen keuze of, indien hij niet over voldoende middelen beschikt om een raadsman te bekostigen, kosteloos door een toegevoegd advocaat te kunnen worden bijgestaan, indien de belangen van een behoorlijke rechtspleging dit eisen.
Wet op de rechtsbijstand (Wrb)
Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, bepaalt dat rechtsbijstand wordt verleend door bij de Raad ingeschreven advocaten.
Artikel 14 bepaalt dat alle in het ressort kantoorhoudende advocaten die de wens
daartoe te kennen hebben gegeven, door de raad worden ingeschreven indien zij voldoen aan de in artikel 15 bedoelde voorwaarden.
Artikel 15, eerste lid, aanhef en onder b, bepaalt dat de door de raad te stellen
voorwaarden betrekking kunnen hebben op de deskundigheid van de advocaat op
bepaalde rechtsgebieden.
Artikel 16 bepaalt dat in bijzondere gevallen het bestuur kan beslissen dat rechtsbijstand zal worden verleend door een niet ingeschreven advocaat.
Als bijzonder geval kan worden aangemerkt:
a. de uitdrukkelijke en gemotiveerde wens van de rechtzoekende, door een bepaalde advocaat te worden bijgestaan;
b. de behoefte aan bijstand door een advocaat die over specifieke deskundigheid op een bepaald rechtsgebied beschikt.
Inschrijvingsvoorwaarden advocatuur 2021 (de Inschrijvingsvoorwaarden).
Artikel 6
De Raad hanteert ten aanzien van een dertiental rechtsgebieden bijzondere
deskundigheidsvereisten, Het betreft hier rechtsgebieden die ofwel specialistische kennis vereisen, ofwel vereisen dat de advocaat zich verdiept in en beperkt tot een aantal samenhangende rechtsgebieden. De inschrijving op deze rechtsgebieden moet worden aangevraagd door middel van een afzonderlijk formulier. De gestelde vereisten gelden voor de toelating en de voortzetting van de inschrijving. Advocaten worden voor maximaal vier specialisatiegroepen uit de lijst in bijlage 6 ingeschreven. De gestelde vereisten gelden voor de toelating dan wel de voortzetting van de inschrijving. Als de advocaat niet is ingeschreven voor het betreffende rechtsgebied, is het hem niet toegestaan zaken op het betreffende rechtsgebied te behandelen of daarvoor toevoeging te verzoeken.
artikel 6k 1
De vereisten voor het verstrekken van toevoegingen in arbeidsrechtzaken zijn:
1. Aantoonbaar lid zijn van de volgende specialisatievereniging op het terrein van het arbeidsrecht:
• Vereniging Arbeidsrecht Advocaten Nederland (VAAN)
Voor advocaten die geen lid zijn van deze vereniging gelden de volgende voorwaarden:
2. Het met succes voltooid hebben van:
a. a) een door de Raad erkende basisopleiding arbeidsrecht ter waarde van 20 opleidingspunten of een ten minste vergelijkbare instapopleiding of;
b) het groot keuzevak van 5 dagdelen Arbeidsrecht van de beroepsopleiding advocaten van de NOvA (beroepsopleiding van september 2013 tot maart 2021) of;
c) de leerpraktijk Arbeidsrecht & Sociaal Zekerheidsrecht van de beroepsopleiding advocaten van de NOvA (beroepsopleiding vanaf maart 2021) en;
3. het onder begeleiding van een reeds op het terrein van arbeidsrecht ervaren rechtsbijstandverlener behandeld hebben van 5 arbeidsrechtzaken.
De vereisten voor de voortgezette inschrijving op het rechtsgebied arbeidsrecht zijn:
1. de behandeling van tenminste tien zaken op dit rechtsgebied in het afgelopen jaar; de Raad gaat hierbij uit van toevoegingen. De advocaat kan desgewenst aantonen dat hij dit aantal zaken heeft gedaan door ook betalende zaken aan te geven en;
2. het desgevraagd kunnen overleggen van certificaten van het behalen van tenminste tien opleidingspunten per jaar op het gebied van het arbeidsrecht. Dit opleidings-vereiste geldt niet voor stagiaires gedurende de looptijd van hun stage.

Voetnoten

1.Uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 januari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:133 en 12 augustus 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2563
2.Kamerstukken II, 1991/1992, 22 609, nr. 3, blz. 8.