ECLI:NL:RBDHA:2023:8561

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juni 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
SGR 21/4053
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor het veranderen van een winkel in zes studio’s en de rol van belanghebbenden in bezwaarprocedures

Op 8 juni 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen Belaggio Vastgoed B.V. en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, met betrekking tot een omgevingsvergunning voor het veranderen van een winkel in zes studio’s. De rechtbank oordeelde dat het college zich in het bestreden besluit in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de parkeerplaatsen in de garage aan de Noorderbeekdwarsstraat feitelijk onvoldoende bereikbaar zijn. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond, omdat de Stichting Mafuganova ten onrechte als belanghebbende was aangemerkt in de bezwaarprocedure. De rechtbank oordeelde dat de locatie van het project niet binnen het aandachtsgebied van de Stichting Buurteigenaren ligt, waardoor deze stichting geen belanghebbende is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit voor zover de Stichting Buurteigenaren daarbij ontvankelijk was geacht in bezwaar, maar liet de rechtsgevolgen van het bestreden besluit voor het overige in stand. Eiseres heeft recht op vergoeding van het griffierecht en de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/4053

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 juni 2023 in de zaak tussen

Belaggio Vastgoed B.V., uit Rijswijk, eiseres

(gemachtigde: mr. M.R. Plug),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, het college

(gemachtigde: C.R. Kross).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: St. Mafuganova Valkenbosch uit Den Haag (de Stichting Mafuganova).

Inleiding

Eiseres heeft een omgevingsvergunning aangevraagd voor het veranderen van de winkel aan de [adres 1] [nummer 2]-[nummer 1] in zes studio’s en het wijzigen van de kozijnen aan de voor- en achtergevel. De aanvraag ziet op de activiteiten ‘bouwen’ en ‘handelen in strijd met het bestemmingsplan’.
In het besluit van 30 maart 2020 (het primaire besluit) heeft het college de aangevraagde omgevingsvergunning verleend.
In het besluit van 28 april 2021 (het bestreden besluit) heeft het college - onder verwijzing naar het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften - het bezwaar van de Stichting Mafuganova en de Stichting Buurteigenaren Valkenbos en Regentes (de Stichting Buurteigenaren) tegen het primaire besluit gegrond verklaard en het primaire besluit herroepen, in die zin dat de aangevraagde omgevingsvergunning in heroverweging alsnog wordt geweigerd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 4 mei 2023 op zitting behandeld. Namens eiseres zijn [naam] en de gemachtigde van eiseres verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

Belanghebbendheid
1. Eiseres voert aan dat het college de Stichting Mafuganova ten onrechte als belanghebbende heeft aangemerkt bij het bestreden besluit. Volgens eiseres valt niet in te zien welk collectief belang in dit geval wordt gediend, omdat de belangen van de bewoners van [adres 1] nr. [nummer 1] niet parallel (kunnen) lopen met de belangen van de overige bewoners van de wijk Valkenbos en juist tegengesteld zijn aan de belangen van de Stichting Mafuganova. Bovendien valt volgens eiseres niet in te zien waarom het parkeren van auto’s door de bewoners van de studio’s in de gehuurde locatie aan de [adres 2] op enige wijze een negatieve invloed zou hebben op het behoud en het verbeteren van de leefomgeving. Volgens eiseres is de leefomgeving juist erbij gebaat dat een voormalig winkelpand wordt getransformeerd tot studio’s. Een winkel genereert bijvoorbeeld meer verkeersbewegingen dan de auto’s van de bewoners van de studio’s.
1.1.
Voor de vraag of een rechtspersoon belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is bepalend of de rechtspersoon krachtens zijn statutaire doelstelling en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt. Met artikel 1:2, derde lid, van de Awb heeft de wetgever blijkens de totstandkomingsgeschiedenis (Kamerstukken II 1988/1989, 21 221, nr. 3, p. 32-35) veilig willen stellen dat organisaties als belanghebbende kunnen opkomen, mits een algemeen of collectief belang dat zij zich statutair ten doel stellen te behartigen en waarvoor zij zich daadwerkelijk inzetten, bij het besluit rechtstreeks is betrokken.
Naast de algemene statutaire doelstelling van de rechtspersoon is, om te kunnen bepalen of het belang rechtstreeks is betrokken bij het bouwplan, relevant of de rechtspersoon met het oog op de behartiging van de doelstelling feitelijke werkzaamheden verricht in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Awb. Het moet daarbij gaan om werkzaamheden die los staan van het voeren van juridische procedures of de voorbereiding daarvan. [1]
1.2.
In de statuten van de Stichting Mafuganova staat dat deze stichting ten doel heeft:
a. het bevorderen en behartigen van de belangen van de bewoners in de wijk Valkenbos alsmede het behoud en verbeteren van de leefomgeving in de wijk;
b. het opzetten van een ondersteuningsnetwerk om de onderlinge verstandhouding te stimuleren;
c. het verrichten van alle verdere handelingen, die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn.
Verder is in de statuten vermeld dat de Stichting Mafuganova haar doel onder meer tracht te verwezenlijken door:
a. het informeren van bewoners van de wijk omtrent recente ontwikkelingen;
b. het geven van voorlichting en voeren van (juridische) procedures;
c. alle overige wettelijke middelen die tot het gestelde doel kunnen leiden.
1.3.
De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat de locatie [adres 1] [nummer 2]-[nummer 1] in de wijk Valkenbos ligt. De rechtbank is van oordeel dat het belang van de Stichting Mafuganova rechtstreeks is betrokken bij dit bouwplan. De rechtbank overweegt hiertoe dat het bouwplan verdichting tot gevolg heeft en gevolgen kan hebben voor de parkeerdruk. De parkeerdruk en verdichting hangen nauw samen met de leefomgeving van de wijk Valkenbos, een belang dat de Stichting Mafuganova blijkens haar statuten behartigt. Met het bouwplan wordt de Stichting Mafuganova rechtstreeks in haar belangen geraakt. Dat volgens eiseres de belangen van de bewoners van [adres 1] nr. [nummer 1] tegengesteld zijn aan de belangen van de Stichting Mafuganova maakt dit niet anders. Uit vaste rechtspraak volgt dat het voldoende is als een rechtspersoon de belangen vertegenwoordigt van een substantieel gedeelte van de achterban. [2] De rechtbank acht aannemelijk dat de Stichting Mafuganova met betrekking tot het behoud en verbeteren van de leefomgeving in de wijk de belangen vertegenwoordigt van een substantieel gedeelte van haar achterban. De rechtbank overweegt verder dat de Stichting Mafuganova feitelijke activiteiten verricht ter behartiging van haar doelstelling, zoals het zich inzetten voor verplaatsing/sluiting van coffeeshops en het tegengaan van street art in de [adres 1]. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het college de Stichting Mafuganova terecht als belanghebbende in de bezwaarprocedure heeft aangemerkt.
2. Eiseres betoogt dat het college de Stichting Buurteigenaren ten onrechte als belanghebbende heeft aangemerkt bij het bestreden besluit. In de statuten wordt het voeren van bestuursrechtelijke procedures niet genoemd als middel om de doelen van de Stichting Buurteigenaren te bereiken. Bovendien is de afstand tussen de [adres 1] en het aandachtsgebied van de Stichting Buurteigenaren 300 meter en dit is volgens eiseres onvoldoende om als belanghebbende te kwalificeren. De omgevingsvergunning heeft op een afstand van 300 meter namelijk geen ruimtelijke effecten. Volgens eiseres is voorts niet gebleken dat de leden van de Stichting Buurteigenaren negatieve gevolgen van enige omvang ondervinden door de omgevingsvergunning. Het enige gevolg van de omgevingsvergunning zou zijn dat de bewoners door het aandachtsgebied van de Stichting Buurteigenaren zouden kunnen rijden. Daarmee ontstaat echter geen direct te onderscheiden belang voor de Stichting Buurteigenaren.
2.1.
In de statuten van de Stichting Buurteigenaren staat dat het aandachtsgebied het gebied gelegen in het stadsdeel Segbroek te Den Haag is, dat wordt begrensd door de Beeklaan, de Vinkensteynstraat, de Loosduinseweg en de Réamurstraat. Verder staat in deze statuten dat de Stichting Buurteigenaren ten doel heeft het bevorderen van de leefbaarheid binnen het aandachtsgebied en het behartigen van de gemeenschappelijke belangen van de bewoners, een en ander in de ruimste zin van het woord. De Stichting Buurteigenaren tracht dit doel onder meer te bereiken door:
a. het beheer en het (doen) uitvoeren van onderhoud
b. het organiseren van gezamenlijk onderhoud aan de woningen van de bewoners;
c. het organiseren van activiteiten ter bevordering van de sociale cohesie binnen het aandachtsgebied; en
d. het (laten) nemen van maatregelen ter bevordering van de veiligheid binnen het aandachtsgebied.
2.2.
De rechtbank stelt vast dat de locatie [adres 1] [nummer 2]-[nummer 1] niet binnen het aandachtsgebied van de Stichting Buurteigenaren ligt. De rechtbank is daarom van oordeel dat geen sprake is van een rechtstreeks bij het bouwplan betrokken algemeen belang dat de Stichting Buurteigenaren blijkens haar statutaire doelstelling in het bijzonder behartigt. Dat de groep WijWeimar onderdeel uitmaakt van de Stichting Buurteigenaren en zich inzet voor het leveren van een bijdrage aan de versterking van de [adres 1] en omgeving, zoals het college heeft toegelicht, maakt dit niet anders. Voor de vraag of een rechtspersoon belanghebbende is, gaat het er immers om of de statutaire doelstelling en de feitelijke werkzaamheden tezamen tot die conclusie nopen. [3]
Dit betekent dat de Stichting Buurteigenaren geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2 van de Awb en dat het college de Stichting Buurteigenaren ten onrechte als belanghebbende in de bezwaarprocedure heeft aangemerkt. Deze grond slaagt.
2.3.
Uit het voorgaande volgt dat het college het bezwaar van de Stichting Buurteigenaren ten onrechte inhoudelijk heeft beoordeeld. Om die reden dient het beroep gegrond te worden verklaard. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen, voor zover de Stichting Buurteigenaren daarbij ontvankelijk is geacht in bezwaar.
3. Omdat de rechtbank in 1.3 heeft geoordeeld dat het college de Stichting Mafuganova terecht als belanghebbende in de bezwaarprocedure heeft aangemerkt, komt de rechtbank toe aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep. De rechtbank zal beoordelen of de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand kunnen blijven of dat zij zelf in de zaak kan voorzien.
Inhoudelijke beoordeling
Parkeervoorzieningen
4. Eiseres voert aan dat het college er ten onrechte vanuit gegaan is dat de drie door eiseres gehuurde parkeerplaatsen onvoldoende bereikbaar zijn en niet zijn afgestemd op gangbare personenauto’s. De parkeervoorzieningen bevinden zich in een bedrijfspand met garagedeur, waar voorheen een autoshowroom was gevestigd. Op het perceel aan de [adres 2] [nummer 3] rust de functieaanduiding “garage”. De ruimte is daarom zonder meer geschikt voor het parkeren van auto’s. Voor het verlenen van de aangevraagde omgevingsvergunning is van belang dat eiseres deze ruimte heeft gehuurd voor het parkeren van drie gangbare personenauto’s. Of de ruimte feitelijk beschikbaar is, is een vraag die in het kader van handhaving aan de orde zou kunnen komen. Het is enkel van belang dat de parkeerplaatsen beschikbaar zijn zodra daar feitelijk behoefte aan bestaat. In het geval dat één of meer bewoners van de studio’s de beschikking heeft/hebben over een auto, zal de gehuurde ruimte aan de [adres 2] [nummer 3] worden ingericht dat parkeren in de garage voor bewoners mogelijk is. Bovendien voldoet de gehuurde ruimte aan de afmetingen van parkeerplaatsen voor auto’s, zoals neergelegd in artikel 2.5.30 van de Bouwverordening. Als het al zo is dat auto’s soms eerst moeten worden verwijderd voordat een geparkeerde auto de garage in of uit kan rijden, dan vergt dat wellicht enig overleg tussen de gebruikers van de parkeerplaatsen, maar volgens eiseres is dit geen criterium dat in het kader van de Nota parkeernormen een rol speelt. Bovendien is tot nu toe niet gebleken dat dit afstemmingsprobleem zich heeft voorgedaan.
4.1.
De rechtbank stelt vast dat ter plaatse onder meer het bestemmingsplan “Parapluherziening (fiets)parkeren” (de Parapluherziening) geldt. Het bouwplan voldoet niet aan artikel 5.1 van de Parapluherziening, omdat de parkeerbehoefte toeneemt en niet kan worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor voertuigen op het eigen terrein. Voorts stelt de rechtbank vast dat het college op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a en 1°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in samenhang met artikel 6 van de Parapluherziening heeft afgeweken van artikel 5.1 van de Parapluherziening en de aangevraagde omgevingsvergunning verleend met het primaire besluit.
4.2.
In het primaire besluit staat dat het bouwplan zorgt voor een parkeereis van drie parkeerplaatsen en dat de aanvraag voorziet in drie gehuurde parkeerplaatsen binnen 500 meter loopafstand. De parkeerplaatsen zijn voldoende bereikbaar en afgestemd op gangbare personenauto’s. Verder staat in het primaire besluit dat het college akkoord gaat met de aangeleverde huurovereenkomst waarin staat dat de huurder geen recht heeft op een parkeervergunning vanuit de gemeente, maar dat de verhuurder een auto opstelplaats aan de [adres 2] [nummer 3] heeft gearrangeerd.
4.3.
De rechtbank stelt vast dat een stadsdeelinspecteur op 16 februari 2021 gedurende de bezwaarprocedure bij de garage aan de [adres 2] [nummer 3] is gaan kijken. De bevindingen van de stadsdeelinspecteur zijn neergelegd in een email van het college van 17 februari 2021. In deze email staat dat de gebruiker van de garage heeft verklaard dat hij zijn garage beschikbaar heeft gesteld voor “mensen” om daar te parkeren. De inspecteur vindt dat naar eigen waarneming niet aannemelijk, omdat er veel persoonlijke spullen van waarde aanwezig zijn in de garage. Ook kunnen er drie tot vier auto’s geparkeerd worden op een rij. Dat betekent dat als er drie of vier auto’s staan en de eerste auto weg wil, de andere auto’s eerst uit de garage moeten. Nadat de inspecteur de locatie verliet werd zij gebeld door eiseres. Eiseres deelde mee dat in het huurcontract van de huurders staat dat zij niet mogen beschikken over een auto. Ook werd verteld dat de parkeergarage nog niet klaar is voor de huurders. De inspecteur merkt op dat de woningen al zijn opgeleverd. Eiseres heeft aangegeven dat de huidige gebruiker zijn spullen zal opruimen en eiseres van plan is de garage te kopen in de toekomst.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat het college zich in het bestreden besluit in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat op onjuiste gronden is afgeweken van de Parapluherziening. Het college heeft hierbij de bevindingen van de stadsdeelinspecteur doorslaggevend mogen achten. De rechtbank is van oordeel dat uit de bevindingen van de stadsdeelinspecteur volgt dat de parkeerplaatsen in de garage aan de [adres 2] feitelijk onvoldoende bereikbaar zijn, omdat niet vrij in en uit de garage gereden kan worden. Dat op de locatie aan de [adres 2] de ruimtelijke functieaanduiding “garage” rust, maakt dit niet anders. Dat parkeerplaatsen in de gehuurde ruimte volgens eiseres voldoen aan de afmetingen van parkeerplaatsen voor auto’s maakt dit ook niet anders. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat de bewoners met elkaar kunnen afstemmen als zij hun auto in of uit de garage moeten rijden. Ter zitting is toegevoegd dat praktische bezwaren eventueel kunnen worden weggenomen door middel van een sleutelkast met de reservesleutels van de auto’s. De rechtbank acht het geen reële optie dat de bewoners van de studio’s met elkaar moeten afstemmen wanneer zij hun auto nodig hebben of dat zij hun (reserve)sleutels achter moeten laten in een sleutelkast en elkaars auto’s in en uit de garage moeten rijden, alvorens zelf de garage in of uit te kunnen rijden.
4.5.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het college in redelijkheid de aangevraagde omgevingsvergunning in heroverweging alsnog heeft kunnen weigeren.
Nieuwe nota parkeernormen
5. Eiseres heeft ter zitting nog aangevoerd dat het college na het bestreden besluit een nieuwe Nota parkeernormen Den Haag 2021 (de nieuwe Nota) heeft vastgesteld, die vanaf 20 oktober 2021 van kracht is. Volgens eiseres voldoet het bouwplan aan de voorwaarden neergelegd in artikel 2:2 van de nieuwe Nota en had verweerder op grond daarvan de omgevingsvergunning aan haar kunnen verlenen. Eiseres begrijpt dat de nieuwe Nota geen rol kon spelen bij het bestreden besluit, maar volgens eiseres brengen de beginselen van behoorlijk bestuur mee dat het college hier wel rekening mee had moeten houden door bijvoorbeeld het bestreden besluit hangende beroep te wijzigen.
5.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat de nieuwe Nota dateert van na het bestreden besluit. Verweerder kon de nieuwe Nota daarom niet meenemen bij de beoordeling in bezwaar en het nemen van het bestreden besluit. De rechtbank kan om die reden in deze procedure, waarin het bestreden besluit ter toetsing voorligt, de nieuwe Nota niet meenemen in haar beoordeling. De rechtbank ziet voorts geen aanleiding voor het oordeel dat sprake is van onzorgvuldige besluitvorming of een schending van de beginselen van behoorlijk bestuur. Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat op grond van de gegevens in het dossier niet kan worden beoordeeld of in het onderhavige geval wordt voldaan aan de in artikel 2:2 van de nieuwe Nota neergelegde voorwaarden.

Conclusie

6. Zoals de rechtbank in 2.3 heeft geoordeeld is het bezwaar van de Stichting Buurteigenaren ten onrechte inhoudelijk beoordeeld. Daarom is het beroep gegrond en vernietigt de rechtbank het bestreden besluit voor zover de Stichting Buurteigenaren daarbij ontvankelijk is geacht in haar bezwaar. Gelet op hetgeen de rechtbank in 4.4 en 4.5 heeft geoordeeld, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit voor het overige in stand.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat het college aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
8. De rechtbank veroordeelt het college in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover de Stichting Buurteigenaren daarbij ontvankelijk is geacht in bezwaar;
- verklaart het bezwaar van de Stichting Buurteigenaren niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde deel van het bestreden besluit;
- laat voor het overige de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 360,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt het college in de door eiseres gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.B. Wijnholt, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Klaus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 juni 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 8 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:936 r.o. 5.1 en 5.3.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 18 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2428, r.o. 6.3.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 6 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2408 r.o. 5.3.