ECLI:NL:RBDHA:2023:856

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 februari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 2518 en SGR 22/4561
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag toevoeging op basis van procesbelang en zelfredzaamheid in bestuursrechtelijke zaken

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 2 februari 2023, met zaaknummers SGR 22/2518 en SGR 22/4561, is de afwijzing van de aanvraag om een toevoeging door de Raad voor Rechtsbijstand aan de orde. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een toevoeging, maar de rechtbank oordeelde dat eiser geen procesbelang meer had, omdat hij reeds een Toevoeging zelfredzaamheid (Tz) had verkregen. De rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de aanvraag om een reguliere toevoeging terecht was, aangezien de kwestie niet complex genoeg was om de bijstand van een advocaat te rechtvaardigen. Eiser had eerder een aanvraag gedaan voor bijzondere bijstand voor advocaatkosten, maar deze was buiten behandeling gesteld. De rechtbank stelde vast dat de beoordeling van de zelfredzaamheid en complexiteit verschilt tussen een reguliere toevoeging en een Tz. Eiser had geen actueel belang bij de beoordeling van zijn bezwaar, omdat hij al gefinancierde rechtsbijstand ontving. De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht had afgezien van het horen van eiser in de zaak SGR 22/4561, omdat het bezwaar kennelijk ongegrond was. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en wees de verzoeken om proceskostenvergoeding af, omdat er geen misbruik van bevoegdheid was aangetoond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
Zaaknummers : SGR 22/2518 en SGR 22/4561

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 februari 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.J.G. Schroeder),
en

het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, verweerder

(gemachtigde: mr. P.S.J. de Koning).

Procesverloop

In de zaak SGR 22/2518
Bij besluit van 16 november 2021 (het primaire besluit 1) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een toevoeging afgewezen en daarbij meegedeeld dat eiser mogelijk wel recht heeft op een adviestoevoeging zelfredzaamheid (Atz) via het Juridisch Loket.
Bij besluit van 2 maart 2022 (het bestreden besluit 1) heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
In de zaak SGR 22/4561
Bij besluit van 1 maart 2022 (het primaire besluit 2) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een toevoeging afgewezen en daarbij meegedeeld dat eiser mogelijk wel recht heeft op een adviestoevoeging zelfredzaamheid (Atz) via het Juridisch Loket.
Bij besluit van 14 juni 2022 (het bestreden besluit 2) heeft verweerder het bezwaar van eiser kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
In beide zaken
Eiser heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Verweerder heeft in beide zaken een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 januari 2022 via een beeldverbinding. Daaraan namen deel de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Waar gaan deze zaken over?
In de zaak 22/2518
1.1.
Eiser heeft het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam verzocht om bijzondere bijstand voor advocaatkosten en griffierecht. Het college heeft deze aanvraag buiten behandeling gesteld. Eiser heeft daartegen bezwaar gemaakt. Voor dat bezwaar heeft eiser een toevoeging aangevraagd. Verweerder heeft die aanvraag bij besluit van 10 april 2020 afgewezen. Eiser heeft daartegen bezwaar gemaakt. Bij besluit van 8 oktober 2020 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Eiser heeft daartegen beroep ingesteld bij de rechtbank (SGR 20/7317). Bij uitspraak van 30 april 2021 heeft de rechtbank dat beroep ongegrond verklaard. Daartegen heeft eiser hoger beroep in gesteld. Voor dat hoger beroep heeft eiser de toevoeging aangevraagd, die nu in geschil is.
Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag van eiser om een toevoeging afgewezen omdat het om een probleem gaat waarvoor de bijstand van een advocaat niet noodzakelijk is. Daarbij heeft verweerder meegedeeld dat eiser mogelijk wel recht heeft op een adviestoevoeging zelfredzaamheid (Atz) via het Juridisch Loket. Het Juridisch Loket gaf een positief advies. Op 25 november 2021 heeft verweerder een Atz verleend. Op 3 februari 2022 is deze Atz omgezet in een Toevoeging zelfredzaamheid (Tz).
Verweerder heeft daarop bij het bestreden besluit 1 het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
In de zaak 22/4561
1.2.
Eiser heeft een toevoeging aangevraagd voor het voeren van een procedure in hoger beroep tegen de uitspraak van deze rechtbank van 17 september 2021 (SGR 21/3121). Deze uitspraak betrof een geweigerde toevoeging voor een bijstandskwestie.
Met het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag van eiser om een toevoeging afgewezen omdat het om een probleem gaat waarvoor de bijstand van een advocaat niet noodzakelijk is. Daarbij heeft verweerder meegedeeld dat eiser mogelijk wel recht heeft op een Atz via het Juridisch Loket. Het advies van het Juridisch Loket was: “Klant is in deze niet zelf redzaam. De kwestie is zelf complex en er zijn geen voorliggende voorzieningen die kunnen bijstaan. Klant is WRB gerechtigd.” Op 8 maart 2022 heeft verweerder een Atz verleend. Deze Atz is bij besluit van 30 maart 2022 omgezet in een Tz.
Verweerder heeft daarop bij het bestreden besluit 2 het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
1.3.
Het gaat in beide zaken om de vraag of verweerder het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat hij geen procesbelang meer bij zijn bezwaar zou hebben.
Wat vindt verweerder?
2. Verweerder vindt dat eiser geen procesbelang meer heeft omdat hij al (een vorm van) gefinancierde rechtsbijstand krijgt, namelijk de Tz. Daarbij gaat het erom of eiser met de procedure het doel kan bereiken dat hij wil bereiken en of de uitkomst van die procedure voor hem van feitelijke betekenis is. Dan komt het erop aan of het verkrijgen van een toevoeging voor hem voordeliger is dan een Tz. Dat is niet het geval.
Wat vindt eiser?
3. Eiser stelt dat aanvraag om een toevoeging is gedaan op basis van dezelfde feiten als de aanvraag om een Atz. Bij de afwijzing van de toevoeging stelt verweerder dat eiser zelfredzaam is en bij de toewijzing van de Atz dat hij niet zelfredzaam is. Daaruit blijkt dat verweerder zijn bevoegdheid tot het nemen van een besluit gebruikt voor een ander doel, dan waarvoor die bevoegdheid is gegeven.
Verweerder stelt ten onrechte dat eiser geen procesbelang meer heeft. Eiser heeft procesbelang omdat met een toevoeging meer rechtsbijstand wordt verkregen dan met een Tz.
Wanneer bij een reguliere toevoeging een heel complexe zaak niet binnen het forfait kan worden afgehandeld, bestaat de mogelijkheid extra uren aan te vragen. Die mogelijkheid bestaat niet bij een Tz.
Een andere reden om het bezwaar ontvankelijk te verklaren is dat is dat indien komt vast te staan dat de toevoeging ten onrechte is geweigerd, eiser ten onrechte kosten heeft moeten maken voor het aanvragen van een Atz. Indien de onrechtmatigheid van het primaire besluit komt vast te staan, kan eiser om schadevergoeding vragen.
Verweerder heeft ten onrechte afgezien van het horen van eiser in de zaak 22/4561.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4.1.
De rechtbank is het eens met verweerder dat de toetsing op complexiteit en zelfredzaamheid verschilt bij de beoordeling van een Atz (en Tz) ten opzichte van de beoordeling bij een reguliere toevoeging. De Regeling Advies Toevoeging Zelfredzaamheid (RATZ) is een regeling om burgers die met betrekking tot juridische voorzieningen tussen wal en schip geraken toch van rechtsbijstand te voorzien. De Atz, en daarmee ook de Tz, is bedoeld voor zaken waarbij afgifte van een reguliere toevoeging volgens de huidige richtlijnen van verweerder niet mogelijk is en die de huidige reikwijdte van de dienstverlening van de eerste lijn overstijgen of te complex zijn voor afhandeling in de eerste lijn. De RATZ heeft tot doel rechtshulp te faciliteren voor de rechtzoekende die in het kader van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) geen recht heeft op gesubsidieerde rechtsbijstand omdat gesteld wordt
dat het een belang betreft, waarvan de behartiging redelijkerwijze aan de aanvrager zelf kan worden overgelaten, zo nodig met behulp van een voorliggende voorziening. Het Juridisch Loket achtte een Tz op zijn plaats omdat geen reguliere toevoeging kon worden verstrekt, maar wel sprake was van een zaak die de dienstverlening van de
eerste lijn overstijgt en te complex is voor afhandeling in de eerste lijn.
Gelet daarop kan de rechtbank het betoog van eiser dat verweerder zijn bevoegdheid om een Atz en Tz toe te kennen gebruikt voor een ander doel dan waarvoor die bevoegdheid is gegeven niet volgen.
4.2.
Volgens vaste rechtspraak is er sprake van voldoende procesbelang, indien het resultaat dat de indiener van een bezwaarschrift met het maken van bezwaar wil bereiken, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en dat resultaat voor hem/haar feitelijk betekenis kan hebben. Met andere woorden, de indiener dient een actueel en reëel belang te hebben bij een inhoudelijke beoordeling van zijn bezwaar.
Niet in geschil is dat aan eiser in beide zaken een Tz is toegekend. Verweerder stelt terecht dat eiser daardoor geen actueel en reëel belang meer heeft bij een beslissing op bezwaar. Immers, eiser heeft gefinancierde rechtsbijstand door een professioneel rechtshulpverlener ontvangen. Anders dan eiser stelt, kunnen ook bij toekenning van een Tz extra uren aangevraagd worden. Bovendien hadden die extra aan de zaak te besteden uren voorafgaand aan het bereiken van de (forfaitaire) tijdsgrens ingediend moeten worden. Niet gebleken is dat het niet verlenen van een reguliere toevoeging voor eiser financiële of andere nadelige gevolgen heeft gehad.
4.3.
Er is ook geen procesbelang gelegen in de beantwoording van de vraag of het primaire besluit onrechtmatig was en eiser schade heeft geleden doordat hij daarna een Atz heeft moeten aanvragen. Het aanvragen van een Atz is een vrije keus van eiser en niet een verplichting die gekoppeld is aan niet krijgen van een reguliere toevoeging. Er is dus geen causaal verband tussen de afwijzing van de aanvraag om een reguliere toevoeging en de gestelde schade, zodat een procesbelang hierin niet kan zijn gelegen.
4.4.
Ingevolge artikel 7:2, eerste lid, van de algemene wet bestuursrecht (Awb) stelt een bestuursorgaan, voordat het op het bezwaar beslist, belanghebbenden in de gelegenheid te worden gehoord. Op grond van artikel 7:3, aanhef en onder b, Awb kan van het horen van belanghebbenden worden afgezien indien het bezwaar kennelijk ongegrond is. Blijkens de geschiedenis van totstandkoming van de Awb is de hoorplicht een essentieel onderdeel van de bezwaarschriftprocedure. Daarvan kan slechts met toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder b, Awb worden afgezien indien er, naar objectieve maatstaven bezien, op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de bezwaren niet tot een andersluidend besluit kunnen leiden. In de zaak SGR 22/4561 was er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk dat het bezwaar niet-ontvankelijk was omdat eiser geen procesbelang had, omdat hem inmiddels een Tz was verleend. Bovendien was de gemachtigde van eiser in de andere zaak (SGR 22/2518) al over dezelfde kwestie gehoord. Verweerder heeft daarom van het horen kunnen afzien in de zaak SGR 22/4561.
Conclusie
4.5.
Verweerder heeft de bezwaren in beide zaken terecht niet-ontvankelijk verklaard omdat eiser geen procesbelang meer heeft. De beroepen zijn ongegrond.
4.6.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. De stelling van eiser dat verweerder moet worden veroordeeld in de proceskosten omdat verweerder misbruik van zijn bevoegdheid heeft gemaakt, volgt de rechtbank niet. Uit wat hiervoor in 4.1. is overwogen volgt dat verweerder geen misbruik van bevoegdheid heeft gemaakt. Ook in de omstandigheid dat de griffier in de zaak 22/4561 aanvankelijk een te hoog griffierecht heeft geheven en op verzoek van de gemachtigde van eiser heeft gecorrigeerd, ziet de rechtbank geen aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van dit correctieverzoek.
Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Leijten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.