In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 21 april 2023, wordt het beroep van eisers behandeld die zich beklaagden over het niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op hun asielaanvragen. Op 27 oktober 2022 heeft de Staatssecretaris alsnog een inwilligend besluit genomen, maar eisers willen dat de rechtbank ook de bestuurlijke dwangsom vaststelt en verweerder in de proceskosten veroordeelt. De rechtbank heeft geen zitting gehouden omdat partijen daarmee instemden en heeft het onderzoek gesloten.
De rechtbank overweegt dat, hoewel de Staatssecretaris inmiddels een besluit heeft genomen, het beroep van eisers niet-ontvankelijk is. Dit komt omdat eisers geen belang meer hebben bij hun oorspronkelijke beroep, nu verweerder heeft beslist. De rechtbank wijst erop dat de eisers geen procesbelang meer hebben, omdat hun doel, het verkrijgen van een beslissing op hun aanvragen, inmiddels is bereikt.
Wat betreft de proceskosten, oordeelt de rechtbank dat verweerder in de kosten van eisers moet worden veroordeeld, omdat het bestreden besluit te laat is genomen. De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 418,50, rekening houdend met de wegingsfactor voor de aard van de zaak. De rechtbank concludeert dat de hoogte van de vergoeding beperkt blijft tot het bedrag dat in een enkele zaak zou worden toegekend, aangezien de zaken inhoudelijk samenhangen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in hoger beroep te gaan.