ECLI:NL:RBDHA:2023:8533
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- R.J.A. Schaaf
- J.M.T. Zoon
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het verzoek van de verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. T. Neijzen, had in beroep gegaan tegen het niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn aanvraag. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat de proceskosten van de tegenpartij kunnen worden vergoed, zoals vermeld in artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
De verzoeker had op 29 augustus 2022 beroep ingesteld omdat er geen tijdige beslissing was genomen. Na een beslissing op 15 september 2022 heeft de verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De verweerder heeft geen bezwaar gemaakt tegen de vergoeding van de proceskosten. De rechtbank oordeelt dat de verzoeker recht heeft op vergoeding van de gemaakte proceskosten, omdat de verweerder pas na het indienen van het beroep een beslissing heeft genomen.
De rechtbank kent een vergoeding toe van € 418,50, gebaseerd op het aantal punten voor het indienen van het beroepschrift, met een wegingsfactor van 0,5, omdat de zaak enkel over de overschrijding van de beslistermijn ging. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt op 8 mei 2023.