ECLI:NL:RBDHA:2023:8527

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _5820
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van aanvullende immateriële schadevergoeding in het kader van kinderopvangtoeslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Belastingdienst/Toeslagen over de hoogte van een aanvullende immateriële schadevergoeding. Eiseres, die in de jaren 2013 tot en met 2015 kinderopvangtoeslag ontving, heeft in totaal € 18.001 aan toeslag terugbetaald na herziening van haar situatie. Eiseres heeft een verzoek ingediend voor een aanvullende schadevergoeding, omdat zij van mening is dat de door de CWS (Commissie Werkelijke Schade) toegekende schadevergoeding van € 40.000 niet in verhouding staat tot de door haar geleden schade. De rechtbank heeft vastgesteld dat de CWS op zorgvuldige wijze heeft geadviseerd en dat de toekenning van de schadevergoeding aansluit bij de normbedragen die in Nederland worden gehanteerd. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat haar immateriële schade hoger is dan het toegekende bedrag. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen hogere schadevergoeding toegekend. De uitspraak benadrukt de rol van de CWS in het vaststellen van schade en de mogelijkheid voor eiseres om een beroep te doen op de hersteloperatie toeslagen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/5820

uitspraak van de meervoudige kamer van 14 juni 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. C.P.R.M. Dekker),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 20 september 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de hoogte van de aanvullende schadevergoeding van eiseres vastgesteld op € 99.426.
Verweerder heeft bij besluit op bezwaar van 2 augustus 2022 (het bestreden besluit) het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft daartegen beroep bij de rechtbank ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Verweerder heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan eiseres.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 april 2023. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en een kantoorgenoot van de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [naam 1] en mr. [naam 2] .

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres heeft in de jaren 2013 tot en met 2015 kinderopvang voor haar twee kinderen afgenomen. Voor die jaren heeft eiseres in totaal een bedrag van € 43.064 aan voorschotten kinderopvangtoeslag toegekend gekregen. De kinderopvangtoeslag is later op een lager bedrag vastgesteld. Hierdoor moest eiseres in totaal een bedrag van € 18.929 aan kinderopvangtoeslag terugbetalen. Na het indienen van een verzoek om herziening is de kinderopvangtoeslag over het jaar 2013 herzien, waardoor eiseres per saldo over de jaren 2013 tot en met 2015 een bedrag van in totaal € 18.001 aan kinderopvangtoeslag terug heeft moeten betalen.
2. Eiseres heeft zich in 2020 bij verweerder gemeld vanwege het vermoeden dat zij bij de besluiten tot terugvordering een vergelijkbare behandeling heeft gehad als in de zogeheten CAF 11-zaak [1] en verzocht om een herbeoordeling van haar situatie.
3. Vanwege het lange wachten op een herbeoordeling, heeft eiseres op
21 november 2020 van verweerder een eenmalige tegemoetkoming ontvangen van € 750.
4. Eiseres heeft na een integrale beoordeling op 15 februari 2021 een compensatie ontvangen voor de jaren 2013 tot en met 2015 van in totaal € 37.577 (compensatiebesluit), omdat in die jaren sprake is geweest van individueel vooringenomen handelen door verweerder. [2] Het compensatiebedrag bestaat uit € 18.001 aan door eiseres terugbetaalde kinderopvangtoeslag, € 4.733 aan materiële schade, € 1.300 aan invorderingskosten, € 3.150 aan kosten voor juridische bijstand, € 6.000 aan immateriële schade en € 4.020 aan rente over de gemiste kinderopvangtoeslag. Ook heeft eiseres een aanvullende vergoeding van 1% van het totaalbedrag ontvangen van € 373.
5. Omdat eiseres van mening is dat zij meer schade heeft geleden door de problemen met de kinderopvangtoeslag dan het bedrag aan compensatie dat zij van verweerder heeft ontvangen, heeft zij een verzoek tot aanvullende schadevergoeding ingediend bij de Commissie Werkelijke Schade (CWS). De CWS is een onafhankelijke commissie en heeft tot taak het toetsen van en adviseren over aanvragen tot toekenning van aanvullende schadevergoeding. [3]
6. Eiseres begroot haar materiële schade op minimaal € 95.030. In dit verband heeft zij de volgende schadeposten opgevoerd:
- vervangende opvangkosten: bedrag nader te bepalen door de CWS;
- kosten in verband met het opnemen van vakantiedagen: € 15.840;
- inkomensschade door beëindiging dienstverband als gevolg van beslaglegging op het
inkomen en onderbewindstelling: € 27.300;
- vermogensschade door gedwongen verkoop leaseauto: € 5.900;
- schulden bij derden: € 11.500;
- extra kosten beugel: € 1.500;
- kosten voor juridische bijstand: € 400;
- kosten van dwanginvordering: € 32.590; en
- kosten medische behandelingen eiseres in verband met diabetes: bedrag nader te bepalen
door de CWS.
Eiseres heeft tevens verzocht om een (aanvullende) vergoeding voor haar immateriële schade.
7. De CWS heeft op 5 augustus 2021 haar advies uitgebracht en verweerder geadviseerd om aan eiseres een aanvullende schadevergoeding toe te kennen van € 99.426. Volgens de CWS bestaat de werkelijke materiële schade van eiseres uit vervangende opvangkosten tot een bedrag van € 7.872,78, inkomensschade tot een bedrag van € 26.422, extra kosten voor een beugel tot een bedrag van € 500, de kosten voor juridische bijstand van € 400, kosten van dwanginvordering tot een bedrag van € 22.449,78 en de kosten van de medische behandelingen van eiseres tot een bedrag van € 1.920. De vermogensschade komt niet voor vergoeding in aanmerking, omdat eiseres deze schadepost niet aannemelijk heeft gemaakt. De kosten in verband met het opnemen van vakantiedagen en het aangaan van schulden bij derden, vormen naar het oordeel van de CWS geen schade, of in ieder geval geen schade die is toe te rekenen aan het handelen van verweerder. De wettelijke rente over de werkelijke materiële schade heeft de CWS berekend op € 3.610. De reeds door eiseres ontvangen vergoeding van € 4.733 [4] is door de CWS in mindering gebracht op het totaal bedrag van de werkelijke materiële schade. Wat de immateriële schade betreft, heeft de CWS geadviseerd om aan eiseres € 17.500, aan haar echtgenoot € 12.500 en aan ieder van haar kinderen € 5.000, toe te kennen. Ook dient eiseres een aanvullende compensatie van 1% van het totaalbedrag te ontvangen van € 984.
8. Verweerder heeft het advies van de CWS overgenomen en met het primaire besluit het verzoek van eiseres om aanvullende schadevergoeding, toegewezen. Tezamen met de
de reeds ontvangen eenmalige tegemoetkoming van € 750 en de compensatie van € 37.204,
heeft eiseres in totaal een bedrag van verweerder ontvangen van € 137.380.
9. Het bezwaar van eiseres is voor advies voorgelegd aan de bezwaarschriftenadviescommissie (BAC). De BAC heeft in haar advies van 29 april 2022 verweerder geadviseerd om het bezwaar tegen het primaire besluit gegrond te verklaren en nader advies bij de CWS in te winnen over de opbouw van de vergoeding van de immateriële schade, met name over de bijzondere aard en ernst van het schadeveroorzakend handelen en bijkomende factoren.
10. Verweerder heeft de CWS om een nader advies gevraagd. Uit het nader advies van 4 juli 2022 blijkt dat de CWS geen aanleiding ziet om te adviseren tot een hogere aanvullende immateriële schadevergoeding dan eerder is toegekend. Met het bestreden besluit heeft verweerder dit advies overgenomen en geen hogere aanvullende immateriële schadevergoeding aan eiseres toegekend.
Wat vindt eiseres in beroep?
11. Eiseres stelt primair dat de CWS een nader advies had moeten uitbrengen over de hoogte van de aan haar toegekende aanvullende immateriële schadevergoeding. Eiseres verzoekt de rechtbank om de zaak aan te houden en de CWS op te dragen dit advies alsnog te verstrekken. Subsidiair stelt eiseres dat het beroep gegrond is, omdat volgens het advies van de BAC het primaire besluit geen stand kan houden. Eiseres verzoekt de rechtbank om het beroep gegrond te verklaren en verweerder op te dragen een nieuwe beslissing te nemen. Meer subsidiair verzoekt eiseres de rechtbank om de zaak zelf af te doen en de aanvullende immateriële schadevergoeding te bepalen op een bedrag van € 500.000, onder aftrek van hetgeen reeds aan haar is toegekend. Dit bedrag ziet op het door eiseres ondervonden leed, waarbij eiseres ten onrechte tot fraudeur werd bestempeld en als zodanig werd behandeld.
Wat vindt verweerder in beroep?
12. Verweerder stelt dat geen sprake is van het weigeren van het geven van een nader advies door de CWS. Het staat verweerder vrij om gemotiveerd af te wijken van het advies van de BAC. Onder verwijzing naar de adviezen van de CWS en het rapport Quickscan Commissie Werkelijke Schade (Quickscan) [5] , heeft verweerder zich daarnaast op het standpunt gesteld dat de beslissing om aan eiseres een aanvullende immateriële schadevergoeding toe te kennen van € 40.000, op goede gronden berust.
Wat is het toetsingskader?
13. De verschillende herstelregelingen zijn met ingang van 5 november 2022 ondergebracht in de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). Op grond van het overgangsrecht [6] , worden beschikkingen die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn genomen vóór de inwerkingtreding van de Wht, aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de Wht.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
14. De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting het primaire en subsidiaire standpunt laten vallen, zodat deze geen bespreking meer behoeven. Tussen partijen is nu nog in geschil de hoogte van de aan haar toegekende aanvullende immateriële schadevergoeding.
15. Artikel 2.1 van de Wht, bepaalt dat een aanvrager van compensatie voor werkelijke schade aannemelijk dient te maken dat en in welke mate de door hem werkelijk geleden schade overeenkomstig het civiele schadevergoedingsrecht hoger is dan het na de integrale beoordeling toegekende bedrag. In het ‘Beleidskader begroting immateriële schadevergoeding’ [7] is opgenomen dat een ouder meer moet doen dan alleen verklaren dat er immateriële schade is geleden. Een ouder moet zo goed als mogelijk aan de hand van concrete feiten en omstandigheden aannemelijk maken dat er inderdaad meer schade was dan al vergoed door verweerder en dat die schade werd veroorzaakt door de problemen met de kinderopvangtoeslag. Een ouder hoeft dus niet alle door hem gestelde feiten en omstandigheden te bewijzen volgens de regels van het burgerlijk recht. Hierbij is de aanvullende opdracht geformuleerd dat de CWS ruimhartig te werk moet gaan bij de vaststelling van de schade, het causaal verband tussen de gestelde schade en het handelen van verweerder en bij de begroting van de schade.
16. Verweerder heeft de hoogte van de aanvullende immateriële schadevergoeding gebaseerd op het advies van de CWS van 5 augustus 2021. Het advies van de CWS is een deskundigenadvies als bedoeld in artikel 3:5 van de Algemene wet bestuursrecht. Voor zover eiseres stelt dat de CWS niet deskundig is, heeft zij geen concrete aanknopingspunten aangedragen om aan deskundigheid van de CWS te twijfelen. Volgens vaste jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter [8] mag een bestuursorgaan afgaan op een door een deskundige uitgebracht advies, nadat het bestuursorgaan is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Als een belanghebbende concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag het bestuursorgaan niet zonder nadere motivering op het advies afgaan. Zo nodig vraagt het bestuursorgaan de adviseur om een reactie op wat de belanghebbende over het advies heeft aangevoerd.
17. De CWS heeft in haar advies erkend dat eiseres en haar gezin door de problemen met de kinderopvangtoeslag veel stress, verdriet, gezondheidsschade en wanhoop hebben ervaren. De CWS heeft in het geval van eiseres geadviseerd om een aanvullende immateriële schadevergoeding van € 40.000 (€ 10.000 voor de twee kinderen tezamen en
€ 30.000 voor eiseres en haar echtgenoot tezamen) toe te kennen. De CWS heeft in haar oordeel meegewogen de ernstige financiële impact van de problemen met de kinderopvangtoeslag, de omstandigheid dat er beslag was gelegd op het inkomen van eiseres en haar echtgenoot en dat zij onder bewind zijn gesteld en eiseres daardoor twee keer haar baan is kwijtgeraakt, het gevoel van schaamte, de sociale gevolgen voor het gezin en de verminderde kwaliteit van leven voor de kinderen. Omdat het in het compensatiebesluit toegekende bedrag voor immateriële schade niet in mindering wordt gebracht op het door de CWS geadviseerde bedrag, heeft eiseres in totaal een vergoeding voor haar immateriële schade ontvangen van € 46.000.
18. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen aanleiding om het advies van de CWS onjuist te achten. Het advies is gebaseerd op de door eiseres aangevoerde omstandigheden. Gesteld noch gebleken is dat er relevante omstandigheden zijn die niet door de CWS zijn meegewogen in het advies. Naar het oordeel van de rechtbank is het advies op zorgvuldige wijze tot stand gekomen, inzichtelijk gemotiveerd en navolgbaar. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd, geen concrete aanknopingspunten die twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop, rechtvaardigen. Verweerder mocht zich in het bestreden besluit dan ook baseren op het advies van de CWS.
19. De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar immateriële schade als gevolg van het handelen van verweerder meer bedraagt dan
€ 40.000. Wat eiseres in beroep heeft aangevoerd, is met name een herhaling van hetgeen haar is overkomen, maar daarmee is niet aannemelijk gemaakt dat recht bestaat op een hogere aanvullende immateriële schadevergoeding. Eiseres heeft, ook nadat daar op zitting naar is gevraagd, niet toegelicht waarop het gevorderde bedrag van € 500.000 is gebaseerd. Gelet op het mandaat van de CWS en haar taak, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat de CWS voor het bepalen van de hoogte van de immateriële schadevergoeding had moeten afwijken van het Nederlandse civiele schadevergoedingsrecht en de normbedragen die in Nederland worden gehanteerd. [9] De rechtbank kan eiseres evenmin volgen in haar betoog dat de CWS te strikt binnen een juridisch kader opereert, met als gevolg dat aan eiseres een te lage aanvullende immateriële schadevergoeding is toegekend. De rechtbank acht in dit kader van belang dat door het instellen van de CWS een laagdrempelige bestuurlijke rechtsingang tot schadeherstel is gecreëerd, waarbij, in tegenstelling tot de rechtsgang naar de civiele rechter, een lichtere bewijslast geldt en eiseres uitsluitend aannemelijk heeft moeten maken dat zij schade heeft geleden als gevolg van het handelen van verweerder. Daar komt bij dat uit de Quickscan volgt dat het aan eiseres toegekende bedrag voor de immateriële schade aansluit bij de bedragen zoals die door de CWS binnen de hersteloperatie worden gehanteerd bij het vergoeden van de immateriële schade. [10] Verweerders gemachtigde heeft ter zitting bovendien toegelicht dat de CWS thans met bouwstenen werkt om de omvang van de immateriële schadevergoeding te bepalen en dat uit het beoordelingskader blijkt dat de door eiseres ontvangen immateriële schadevergoeding hoger is dan waar zij recht op zou hebben volgens het huidige beoordelingskader. [11] Dat eiseres een immateriële schadevergoeding van in totaal € 46.000 heeft gekregen, kan, gelet op het voorgaande, dan ook gezien worden als een ruimhartige toekenning.
20. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om verweerder niet te volgen in zijn standpunt dat geen aanleiding bestaat voor het toekennen van een hogere aanvullende immateriële schadevergoeding dan de reeds toegekende € 40.000.
Wat is de conclusie?
21. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom geen vergoeding van haar proceskosten. Ook krijgt zij het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, voorzitter, en
mr. E. Kouwenhoven en mr. D. Biever, leden, in aanwezigheid van mr. H.J. Habetian, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2023.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019,
2500 EA Den Haag. (Nadere informatie www.raadvanstate.nl)

Voetnoten

1.Verweerder heeft institutioneel vooringenomen gehandeld in het CAF 11 onderzoek dat gericht was op georganiseerde fraude.
2.Verweerder heeft in dit verband toegelicht dat er bij eiseres geen verificatie heeft plaatsgevonden naar aanleiding van informatie verkregen van derden en dat de kinderopvangtoeslag is teruggevorderd zonder zorgvuldige individuele beoordeling. Eiseres is daarom in aanmerking gebracht voor de compensatieregeling van het toen geldende artikel 49b van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen.
3.Zie het Instellingsbesluit Commissie aanvullende schadevergoeding werkelijke schade
4.Zie het compensatiebesluit als vermeld in overweging 4.
5.Zie https://www.werkelijkeschade.nl/documenten/kamerstukken/2021/12/14/quickscan-van-de-commissie-werkelijke-schade.
6.Artikel 8.6 van de Wht.
7.Zie https://www.werkelijkeschade.nl/documenten/regelingen/2022/11/08/beoordelingskader-immateriele-schade.
8.Bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van
9.Zie artikel 3 van de Instellingsregeling Commissie aanvullende schadevergoeding werkelijke schade.
10.De door de CWS vastgestelde bedragen voor immateriële schade in de 59 onderzochte adviezen variëren van € 0 tot € 40.000. Het aan eiseres toegekende bedrag is het hoogste bedrag aan immateriële schade waartoe de CWS heeft geadviseerd.
11.Zie het Beoordelingskader immateriële schade, https://www.werkelijkeschade.nl/documenten/regelingen/2022/11/08/beoordelingskader-immateriele-schade.