ECLI:NL:RBDHA:2023:8523

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 mei 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
NL22.11250
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het verzoek van verzoekers om vergoeding van hun proceskosten. Verzoekers, vertegenwoordigd door mr. S.J. Koolen, hebben in beroep gegaan tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig had beslist op hun aanvraag. Na een beslissing van de Staatssecretaris op 1 augustus 2022, hebben verzoekers hun beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft besloten dat het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat, gezien de omstandigheden, verzoekers recht hebben op vergoeding van hun proceskosten, omdat de Staatssecretaris pas na het indienen van het beroep een beslissing heeft genomen. De rechtbank kent een vergoeding toe van € 418,50 voor de proceskosten, rekening houdend met een wegingsfactor van 0,5, en een vergoeding van het griffierecht van € 184,-. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 11 mei 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.11250
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker 1] , [verzoekster] , [verzoeker 2] , [verzoeker 3] , [verzoeker 4] , verzoekers

V-nummer: [V-nummer 1] / [V-nummer 2] / [V-nummer 3] / [V-nummer 4] / [V-nummer 5]
(gemachtigde: mr. S.J. Koolen), en
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekers om vergoeding van hun proceskosten. Verweerder heeft gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verzoekers zijn op 15 juni 2022 in beroep gegaan, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op hun aanvraag. Op 1 augustus 2022 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen op hun aanvraag. Verzoekers hebben daarna het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken en daarbij de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
4. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van eisers en heeft er geen bezwaar tegen om de proceskosten van eisers te betalen.
5. Omdat verweerder pas nadat verzoekers in beroep zijn gegaan een beslissing heeft genomen, krijgen verzoekers een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Bpb is dit een vast bedrag omdat verzoekers een professionele (juridische) hulpverlener hebben ingeschakeld om voor hen een beroepschrift in te dienen.
6. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5).Toegekend wordt € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5).
7. Verder beschouwt de rechtbank deze zaken vanwege de inhoud als samenhangende zaken. Daarom blijft de hoogte van de vergoeding beperkt tot het bedrag dat in een zaak zou worden toegekend (artikel 3 Bpb).
8. De rechtbank ziet voorts aanleiding voor vergoeding van het door eisers betaalde griffierecht van € 184,-. Verweerder heeft immers pas beslist nadat eisers (terecht) beroep hadden ingesteld bij de rechtbank.

Beslissing

De rechtbank:
-veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag
van € 418,50;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eisers te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M.T. Zoon, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
11 mei 2023

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.