ECLI:NL:RBDHA:2023:8512

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juni 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
NL23.15705
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan Bulgarije

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een asielzoekster, had tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld, waarbij haar asielaanvraag niet in behandeling was genomen omdat Bulgarije verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling daarvan. Verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om te voorkomen dat zij zou worden overgedragen aan Bulgarije totdat op haar beroep was beslist.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van onverwijlde spoed, aangezien de uiterste overdrachtsdatum op 16 juni 2023 viel. De rechter weegt het belang van verzoekster om de uitspraak op haar beroep in Nederland af te wachten zwaarder dan het belang van de staatssecretaris om verzoekster eerder over te dragen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het beroep van verzoekster een redelijke kans van slagen heeft en heeft daarom het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen. Het bestreden besluit is geschorst en verzoekster mag de behandeling van haar beroep in Nederland afwachten.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, die zijn vastgesteld op € 837. Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.15705

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoekster], verzoekster

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. H.A.C. Klein Hesselink),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 26 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van verzoekster niet in behandeling genomen op de grond dat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat zij niet wordt overgedragen voordat op het beroep is beslist.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed dat gelet op de betrokken belangen vereist.
2. De asielaanvraag van verzoekster is niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, omdat een andere lidstaat daarvoor verantwoordelijk is zoals bedoeld in de Verordening (EU) Nr. 604/2013 (Dublinverordening). Deze verordening stelt een termijn waarbinnen verzoekster dient te worden overgedragen aan de ontvangende lidstaat. De voorzieningenrechter stelt vast dat het beroep van verzoekster niet kan worden afgehandeld binnen deze uiterste overdrachtstermijn. De uiterste overdrachtsdatum is namelijk 16 juni 2023. De vereiste onverwijlde spoed is daarmee gegeven.
3. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter weegt het belang van verzoekster om de uitspraak op het beroep in Nederland af te mogen wachten zwaarder dan het belang van verweerder om verzoekster daarvóór al over te dragen. De voorzieningenrechter weegt hierbij mee dat de rechtbank in het met deze zaak samenhangende beroep heeft besloten om de behandeling daarvan aan te houden in afwachting van een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) over het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Bulgarije in enkele zaken die op dit moment bij de Afdeling in behandeling zijn. [1]
4. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoekster er belang bij heeft om de uitkomst van het beroep in Nederland te kunnen afwachten. Niet op voorhand valt uit te sluiten dat dit beroep een redelijke kans van slagen heeft. De voorzieningenrechter wijst om die reden het verzoek om een voorlopige voorziening toe, schorst het bestreden besluit en bepaalt dat verzoekster niet mag worden overgedragen aan Bulgarije totdat op het beroep tegen het bestreden besluit is beslist.
5. De voorzieningenrechter ziet in de toewijzing van het verzoek aanleiding om verweerder te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 837, bestaande uit een punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 837 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1 (gemiddeld).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
 wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe in die zin dat het bestreden besluit wordt geschorst en dat verzoekster de behandeling van haar beroep (zaak met nummer NL23.15704) in Nederland mag afwachten;
 veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten ter hoogte van € 837 (achterhonderdzevenendertig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zaaknummers 202204655/1/V3, 202205945/1/V3, 202206794/1/V3 en 202206798/1/V3.