ECLI:NL:RBDHA:2023:8511

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juni 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
NL22.24936
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. N. Vollebergh, had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, dat op 18 november 2022 was genomen, verklaarde het bezwaar van verzoeker ongegrond. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit geschorst zouden worden totdat op het beroep was beslist.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting. In de uitspraak van dezelfde dag in de zaak met nummer NL22.24935 is besloten op het beroep dat verband houdt met het verzoek om voorlopige voorziening. Aangezien de rechtbank in die zaak al had beslist, was een voorlopige voorziening niet meer nodig. Het verzoek is daarom als kennelijk ongegrond afgewezen.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter verweerder veroordeeld in de proceskosten die verzoeker heeft gemaakt. De proceskosten zijn vastgesteld op € 837,-, en verweerder moet ook het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184,- vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, in aanwezigheid van griffier mr. A.S. Hamans, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.24936

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker], verzoeker

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. N. Vollebergh),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 18 november 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en de afwijzing van zijn aanvraag om verlenging van deze verblijfsvergunning opnieuw ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft beroep (NL22.24935) ingesteld tegen het bestreden besluit. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit worden geschorst totdat op het beroep is beslist.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag in de zaak met nummer NL22.24935 heeft de rechtbank beslist op het beroep waarop dit verzoek om een voorlopige voorziening betrekking heeft. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. Om die reden wordt het verzoek als kennelijk ongegrond afgewezen.
2. De voorzieningenrechter ziet in de uitkomst van het beroep aanleiding om verweerder te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten en om te bepalen dat verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184,- moet vergoeden. De voorzieningenrechter stelt de proceskosten op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,- (bestaande uit een punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 837,- en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
 wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
 veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten ter hoogte van € 837,- (achthonderdzevenendertig euro);
 bepaalt dat verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht ter hoogte van € 184,- (honderdvierentachtig euro) moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.