Overwegingen
1. Verzoeker stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Nigeriaanse nationaliteit te bezitten.
2. Als voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awbop verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
3. Op grond van artikel 8:83, vierde lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter ook in geval van een niet-kennelijke afdoening uitspraak doen zonder een zitting te houden wanneer onverwijlde spoed dat vereist en partijen daardoor niet in hun belangen worden geschaad. Gelet op het feit dat de voorgenomen uitzetting van verzoeker staat gepland op 6 juni 2023 om 14:30 uur, maakt de voorzieningenrechter van deze bevoegdheid gebruik.
4. Verzoeker heeft op 11 december 2019 zijn eerste asielaanvraag ingediend. Bij besluit van 24 februari 2020 heeft verweerder deze asielaanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië voor de behandeling van de aanvraag verantwoordelijk werd gehouden. Verzoeker kon niet tijdig worden overgedragen, waarna zijn asielaanvraag in de nationale procedure is behandeld. Verzoeker heeft aan deze aanvraag onder andere ten grondslag gelegd dat hij meerdere problemen heeft ondervonden in Nigeria omdat hij bedreigingen heeft geuit tegen de lokale overheid en omdat hij Biafra zou steunen. Op sociale media komt verzoeker ook op voor Biafra, waardoor de autoriteiten achter hem aan zouden zitten. Deze aanvraag is bij besluit van 24 mei 2022 afgewezen als ongegrond. Bij uitspraak van 13 januari 2023 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.Deze uitspraak is in hoger beroep bevestigd door de Afdeling.
5. Op 13 februari 2023 heeft verzoeker een opvolgende asielaanvraag ingediend. Aan deze aanvraag heeft verzoeker zijn seksuele geaardheid en problemen met een stuk land ten grondslag gelegd. De aanvraag heeft hij ingetrokken voordat daar een besluit op was genomen.
6. Op 4 juni 2023 heeft verzoeker de onderhavige opvolgende asielaanvraag ingediend. Hij heeft hieraan ten grondslag gelegd dat hij lid is van IPOBen daarom een reëel risico loopt op vervolging en/of een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRMbij terugkeer naar Nigeria. Hij heeft daarbij een kopie van een verklaring van, naar hij heeft gesteld, IPOB overgelegd waarin is vermeld dat hij een actief lid is.
7. Verweerder heeft bij het bestreden besluit bepaald dat de uitzetting van verzoeker niet achterwege blijft, omdat verzoeker een tweede asielaanvraag heeft ingediend die niet-ontvankelijk kan worden verklaard met toepassing van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vwnu tijdens het gehoor geen nieuwe elementen of bevindingen aan de orde zijn gekomen die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag en de aanvraag louter is ingediend om de uitvoering van het terugkeerbesluit te vertragen of te verhinderen.
8. Verzoeker vraagt de voorzieningenrechter te bepalen dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit worden opgeschort en de uitzetting achterwege blijft, totdat op het bezwaar is beslist. Verzoeker voert, kort samengevat, aan dat hij al lange tijd bezig is met de voorbereiding van zijn herhaalde asielaanvraag. Deze aanvraag is gebaseerd op nieuwe feiten en omstandigheden welke onvoldoende en op onjuiste wijze zijn betrokken in de beschikking. Verder stelt verzoeker dat verweerder onvoldoende waarde toekent aan de door hem ingebrachte verklaring van IPOB. Ook werpt die verklaring een ander licht op de eerdere beoordeling van zijn fundamentele politieke overtuiging. Verzoeker loopt risico in Nigeria wegens zijn IPOB lidmaatschap en verwijst ter onderbouwing naar informatie van VluchtelingenWerk Nederland van 30 maart 2023.
9. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit rechtens juist is. Verweerder kan niet volgen dat verzoeker nooit eerder melding heeft gemaakt van zijn IPOB lidmaatschap en wijst erop dat hij deze informatie pas naar voren heeft gebracht op de dag waarop de vluchtgegevens voor de uitzetting bekend zijn gemaakt. Daarom meent verweerder dat verzoeker de asielaanvraag alleen heeft ingediend ter frustratie van de voorgenomen uitzetting. Ook is het enkel overleggen van de verklaring van IPOB onvoldoende om tot een andere conclusie te komen omtrent het asielrelaas van verzoeker. Het document op zichzelf zegt niets over het bestaan van een fundamentele politieke overtuiging of problemen met de Nigeriaanse autoriteiten. Verweerder stelt verder dat, ook indien wel wordt uitgegaan van verzoekers lidmaatschap van IPOB, dit niet leidt tot een ander oordeel.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt.
10. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter. Bij de beoordeling acht de voorzieningenrechter met name van belang of het bezwaar tegen het bestreden besluit een redelijke kans van slagen heeft.
11. Op grond van artikel 3.1, tweede lid, aanhef en onder e, van het Vb heeft het indienen van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd tot gevolg dat de uitzetting achterwege blijft, tenzij de vreemdeling een eerste opvolgende aanvraag heeft ingediend louter teneinde de uitvoering van het terugkeerbesluit te vertragen of te verhinderen en de aanvraag niet-ontvankelijk kan worden verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, onderdeel d, van de Vw.
12. Uit artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw volgt dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 niet-ontvankelijk kan worden verklaard in de zin van artikel 33 van de Procedurerichtlijn, indien de vreemdeling een opvolgende aanvraag heeft ingediend waaraan door de vreemdeling geen nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag zijn gelegd of waarin geen nieuwe elementen of bevindingen aan de orde zijn gekomen die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag.
13. Op grond van artikel 3.49 van het Vv, voor zover van belang, zijn duidelijke aanwijzingen dat de vreemdeling de eerste opvolgende asielaanvraag heeft ingediend louter teneinde de uitvoering van het terugkeerbesluit te vertragen of te verhinderen als bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, onder e, van het Vb, in ieder geval dat:
a. de vreemdeling bekend is met de datum waarop hij wordt uitgezet en de aanvraag
indient kort voorafgaand aan zijn uitzetting terwijl:
1° hij voldoende mogelijkheid heeft gehad om de aanvraag eerder in te dienen, maar
hij daarvan geen gebruikt heeft gemaakt;
2° hij de aanvraag niet heeft onderbouwd;
3° de argumenten of bewijzen die hij heeft voorgelegd, evident niet relevant zijn
voor de beoordeling van de aanvraag of evident niet kunnen leiden tot inwilliging
van de aanvraag (…).
14. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat verzoeker de onderhavige aanvraag louter heeft ingediend om de uitvoering van het terugkeerbesluit te vertragen of te verhinderen. Daarbij is het moment van 4 juni 2023 waarop verzoeker zijn asielwens kenbaar heeft gemaakt van belang. Op dat moment was hem al aangezegd dat hij zeer snel, namelijk op 6 juni 2023 om 14:30 uur, uitgezet zou worden naar Nigeria. Zoals verweerder in het verweerschrift nader heeft toegelicht, valt niet in te zien dat verzoeker het asielmotief dat hij nu aanvoert niet al kenbaar heeft gemaakt toen hij in februari 2023 een opvolgende asielaanvraag heeft ingediend. Verzoeker heeft verklaard dat hij gedurende die procedure al bezig was met een asielaanvraag rondom zijn gestelde politieke activiteiten en het opvragen van een document hieromtrent. Hij stelt ook al sinds 2012 of 2013 lid te zijn van IPOB. Het is bevreemdend dat verzoeker hier geen melding van heeft gemaakt tijdens de toen lopende asielaanvraag. Ook na het intrekken van die asielaanvraag heeft verzoeker nagelaten om een herhaalde asielaanvraag te doen om zijn lidmaatschap van IPOB naar voren te brengen, tot het moment hij op de hoogte was van de voorgenomen uitzetting.
15. Verweerder heeft zich bovendien terecht op het standpunt gesteld dat de opvolgende asielaanvraag van verzoeker niet-ontvankelijk kan worden verklaard omdat tijdens het gehoor opvolgende aanvraag geen nieuwe elementen of bevindingen aan de orde zijn gekomen die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Bij de aanvraag is dan wel een nieuw element ingebracht, een kopie van een bewijs van lidmaatschap van IPOB, maar deze is niet relevant voor de beoordeling van de aanvraag. Hiertoe overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
16. Het staat in rechte vast dat verzoeker in zijn land van herkomst geen problemen heeft ondervonden wegens het sympathiseren met de strijd voor een onafhankelijk Biafra. Tijdens het nader gehoor op 13 augustus 2021 heeft verzoeker ook expliciet verklaard nooit persoonlijke problemen te hebben ondervonden vanwege zijn politieke overtuiging of de door hem ontplooide politieke activiteiten.Deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, heeft in de uitspraak van 13 januari 2023 voldoende gemotiveerd uiteengezet waarom verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat het relevante element ‘het steunen van Biafra vanwege een fundamentele politieke overtuiging en ondervonden problemen’ ongeloofwaardig is. Verzoeker heeft bij terugkeer dan ook niet te vrezen voor een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Gezien de beoordeling dat geen sprake is van een fundamentele politieke overtuiging, doen het bij de onderhavige asielaanvraag gestelde lidmaatschap van IPOB en de enkele kopie van een lidmaatschapskaart dan ook niet af aan hetgeen reeds is overwogen in de eerste asielprocedure van verzoeker.
17. Aan de overgelegde kopie van de lidmaatschapskaart kan overigens evenmin de waarde worden gehecht die verzoeker wenst. Daarbij is van belang dat op de gestelde lidmaatschapskaart geen datum staat. Ook komen de namen niet overeen: verzoeker stelt in het gehoor opvolgende aanvraag dat Memka Mwaogu hem heeft geïntroduceerd bij IPOB, maar op de kaart staat dat Ika Chukwuebuka dit heeft gedaan. Ook kan verzoeker zelf op geen enkele wijze informatie verschaffen over het document.
18. Verzoeker wijst verder op een Afdelingsuitspraak van 28 september 2022, waaruit volgt dat nieuwe elementen en bevindingen invloed kunnen hebben op de wijze waarop de gegevens uit de voorgaande procedure moeten worden beoordeeld. Verweerder stelt zich daarbij terecht op het standpunt dat het enkel overleggen van een (kopie van een) document niet reeds daarom moet leiden tot een andere conclusie over een eerder, in rechte vaststaande, geloofwaardigheidsstandpunt.
19. Ook als wel van verzoekers lidmaatschap van IPOB moet worden uitgegaan, is nog niet aannemelijk gemaakt dat verzoeker gevaar loopt in Nigeria puur vanwege dat lidmaatschap. Uit de door verzoeker overgelegde informatie van VluchtelingenWerk Nederland van 30 maart 2023 blijkt niet waarom verzoeker individuele problemen kan verwachten bij terugkeer naar Nigeria. Ook zegt het enkele lidmaatschap van IPOB niets over een eventuele fundamentele politieke overtuiging. Verweerder heeft dan ook terecht geconcludeerd dat de opvolgende asielaanvraag niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
20. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder op grond van artikel 3.1, tweede lid, aanhef en onder e, van het Vb kunnen bepalen dat de uitzetting van verzoeker niet achterwege blijft.
21. Gelet op het voorgaande, heeft het bezwaar tegen het bestreden besluit geen redelijke kans van slagen. Om die reden wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening af.
22. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.