ECLI:NL:RBDHA:2023:846
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis wegens gebrek aan feitelijke gezinsband
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 januari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor nareis. Eiseres, de echtgenote van de referent, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin de aanvraag was afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de familierechtelijke relatie tussen eiseres en referent niet in geschil is, maar dat er wel verdeeldheid bestaat over de vraag of er op het moment van de inreis van referent in Nederland sprake was van een feitelijke gezinsband.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de aanvraag en de afwijzing beoordeeld. Het primaire besluit van 6 september 2021 wees de aanvraag af, omdat niet was aangetoond dat eiseres op het moment van de inreis van referent feitelijk tot zijn gezin behoorde. De rechtbank oordeelt dat de Staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat er geen feitelijke gezinsband bestond, mede omdat referent op het moment van zijn binnenkomst in Nederland al sinds mei 2019 geen contact had gehad met eiseres. De rechtbank verwijst naar relevante wetgeving en eerdere uitspraken die de afwijzing van de aanvraag ondersteunen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiseres is geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.