ECLI:NL:RBDHA:2023:8444

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 april 2023
Publicatiedatum
12 juni 2023
Zaaknummer
NL23.4615 en NL23.4616
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herhaalde asielaanvraag van een Oegandese vrouw niet-ontvankelijk verklaard door de rechtbank

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 april 2023 uitspraak gedaan in het beroep van een Oegandese vrouw die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had haar aanvraag op 8 februari 2023 niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen nieuwe elementen of bevindingen waren die relevant waren voor de beoordeling. Eiseres had eerder asiel aangevraagd, maar haar aanvragen waren afgewezen. In haar derde aanvraag, die leidde tot het bestreden besluit, voerde zij aan dat zij biseksueel is en dat haar echtgenoot en diens zus in Oeganda zijn gearresteerd vanwege hun betrokkenheid bij homoseksualiteit. De rechtbank oordeelde dat de informatie die eiseres had overgelegd niet nieuw was en dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat er geen reëel risico was op een onmenselijke behandeling bij terugkeer naar Oeganda. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak benadrukt de noodzaak van nieuwe en relevante informatie in asielprocedures en bevestigt dat eerdere afwijzingen van aanvragen invloed hebben op de beoordeling van latere aanvragen.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummers: NL23.4615 (beroep) en NL23.4616 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiseres] , eiseres/verzoekster (hierna: eiseres),

V-nummer: [V-nummer 1] ,
mede namens haar minderjarig kind
[minderjarig kind], geboren op [geboortedatum 1] , V-nummer: [V-nummer 2]
(gemachtigde: mr. R.P.M. Ngasirin),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. A.H. Noordeloos).

Procesverloop

Bij besluit van 8 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en daarbij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt haar uitzetting en de uitzetting van haar kind te verbieden totdat op het beroep is beslist.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen op de zitting van de rechtbank/voorzieningenrechter (hierna: rechtbank) van 22 maart 2023.

Overwegingen

1. Eiseres stelt van Oegandese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum 2] 1983.
Vorige procedures
2. Eiseres heeft eerst op 16 januari 2019 in Nederland asiel aangevraagd. Aan haar aanvraag heeft zij – samengevat en voor zover relevant – ten grondslag gelegd dat zij in Oeganda lid was van een vrouwenvereniging en ervan verdacht werd meisjes van deze groep te hebben geleerd lesbisch te zijn. Verweerder heeft de aanvraag op 19 maart 2020 als ongegrond afgewezen omdat eiseres ongeloofwaardig heeft verklaard over de problemen die zij vanwege haar lidmaatschap van de vrouwenvereniging heeft ervaren. Het beroep van eiseres tegen de afwijzing is door deze rechtbank ongegrond verklaard. [1] De Afdeling [2] heeft dat oordeel bevestigd. [3]
3. Op 31 januari 2022 heeft eiseres een tweede asielaanvraag ingediend. Daaraan heeft zij ten grondslag gelegd dat zij biseksueel is en erop gewezen dat zij dit niet bij haar eerste aanvraag naar voren had gebracht. Verder heeft eiseres aangevoerd dat haar echtgenoot en diens zus in Oeganda zijn gearresteerd wegens medeplichtigheid aan ‘spreading lesbianism’. Zij kregen daarna een meldplicht opgelegd, maar zijn vervolgens weer door de politie gearresteerd omdat zij op zoek waren naar eiseres. Dit toont volgens eiseres aan dat zij in Oeganda nog steeds vervolgd wordt. Verweerder heeft op 26 april 2022 de tweede aanvraag van eiseres en haar dochter afgewezen als kennelijk ongegrond, respectievelijk nietontvankelijk afgewezen en op 14 november 2022 een aanvullend besluit genomen. Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Bij uitspraak van 15 december 2022 heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het besluit in stand blijven. [4] De Afdeling heeft die uitspraak bevestigd. [5]
De huidige procedure
4. Op 23 januari 2023 heeft eiseres haar derde asielaanvraag ingediend. Op die aanvraag ziet het bestreden besluit. Eiseres is gebleven bij haar asielrelaas en heeft als onderbouwing daarvoor de volgende stukken overgelegd:
• Een e-mail van 22 december 2022 van de gemachtigde van eiseres aan Oegandese advocaat, waarin de gemachtigde van eiseres vraagt of het klopt dat de echtgenoot van eiseres en diens zus in 2019 en 2021 zijn gearresteerd door de Oegandese politie en of er een update kan worden gegeven over de situatie van de echtgenoot en diens zus; en
• een e-mail van 31 december 2022 van de Oegandese advocaat aan de gemachtigde van eiseres, waarin staat wat een ‘police bond’ is, wanneer deze kan worden uitgegeven en dat de echtgenoot en diens zus inderdaad door de politie zijn gearresteerd, later op borgtocht zijn vrijgelaten, zoals het document vermeldt, en dat hij niets weet van hun huidige situatie.
Volgens eiseres volgt uit deze e-mailwisseling dat haar echtgenoot en zijn zus door de politie in Oeganda worden gezocht omdat eiseres verdacht wordt van het verspreiden van ‘lesbianism’.
Het bestreden besluit
5.1
In het bestreden besluit heeft verweerder de opvolgende asielaanvraag van eiseres niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000. Volgens verweerder heeft eiseres geen nieuwe elementen of bevindingen aangevoerd die relevant kunnen zijn bij de beoordeling van de aanvraag. Daartoe heeft verweerder in de eerste plaats overwogen dat de informatie over ‘police bonds’ in de e-mail van de Oegandese advocaat van algemene aard is. Verder heeft hij overwogen dat deze rechtbank ten aanzien van de drie ‘police bonds’ die eiseres in haar tweede asielprocedure had overgelegd reeds heeft geoordeeld dat daar geen enkele bewijswaarde aan toekomt, waarbij hij opmerkt dat de mededeling van de Oegandese advocaat geenszins is onderbouwd. Verder maakt het gegeven dat de Oegandese advocaat niets meer heeft vernomen over eisers echtgenoot en diens zus niet dat sprake is dat sprake is van nieuwe informatie. Ten slotte heeft verweerder aan eiseres tegengeworpen dat de e-mail niet afkomstig is van een objectief verifieerbare bron, nu de e-mail op nadrukkelijk verzoek van eiseres tot stand is gekomen.
5.2
Verweerder heeft zich daarnaast op het standpunt gesteld dat eiseres bij terugkeer naar Oeganda geen reëel risico loopt op een vernederende of onmenselijk behandeling in de zin van artikel 3 van het EVRM [6] . Het staat namelijk in rechte vast dat de gestelde biseksualiteit van eiseres alsmede haar gestelde problemen vanwege de toegedichte verspreiding van homoseksualiteit niet geloofwaardig worden geacht.
De beroepsgronden
6.1
Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte heeft geoordeeld dat zij geen nieuwe elementen of bevindingen heeft aangevoerd die relevant kunnen zijn bij de beoordeling van de aanvraag. Uit de overgelegde e-mailwisseling volgt namelijk dat de echtgenoot van eiseres en diens zus in 2021 zijn gearresteerd, terwijl in de einduitspraak van 15 december 2022 is geoordeeld dat de arrestatie in 2022 niet aannemelijk was. Eiseres bestrijdt verder verweerders standpunt dat aan de e-mailwisseling geen bewijswaarde toekomt omdat deze op het verzoek van eiseres tot stand is gekomen en daarmee niet afkomstig is uit een objectief verifieerbare bron, nu verklaringen van derden die door een vreemdeling worden verzameld altijd op verzoek van de vreemdeling worden vergaard.
6.2
Daarnaast stelt eiseres dat zij bij terugkeer naar Oeganda een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. Zij wijst in dit verband op een brief van VluchtelingenWerk Nederland van 18 januari 2022 over de situatie van LHBTI’ers in
Oeganda en op het feit dat zij heeft deelgenomen aan de Gaypride in Amsterdam in het jaar 2019. Bij terugkeer naar Oeganda zullen de autoriteiten aldaar eiseres ondervragen en erachter komen dat zij lesbisch is.
7. Verder voert eiseres aan dat verweerder de samenwerkingsplicht heeft geschonden omdat verweerder heeft nagelaten bijvoorbeeld een individueel ambtsbericht op te stellen.
De beoordeling door de rechtbank
8.1
De rechtbank overweegt als volgt. Verweerder heeft in het bestreden besluit en het verweerschrift naar het oordeel van de rechtbank er terecht op gewezen dat de informatie in de door eiseres overgelegde e-mails over de ‘police bonds’ reeds is betrokken bij de besluitvorming in de tweede asielprocedure. Deze rechtbank heeft daarover geoordeeld dat verweerder meerdere tegenwerpingen aan eiseres heeft mogen doen ten aanzien van de ‘police bonds’ en hoe eiseres die zou hebben verkregen, waardoor zij van oordeel was dat daar geen bewijswaarde aan toekomt.7 Met de e-mail van de Oegandese advocaat waarin hij algemene informatie geeft over ‘police bonds’ en zonder nadere onderbouwing te kennen geeft dat de echtgenoot van eiseres en diens zus inderdaad door de politie zijn gearresteerd, later op borgtocht zijn vrijgelaten, zoals het document vermeldt, en dat hij niets weet van hun huidige situatie, bestrijdt eiseres niet inhoudelijk de haar gedane tegenwerpingen die tot dat oordeel hebben geleid. Daarmee plaatst zij evenmin die tegenwerpingen in een ander licht, zodat de tegenwerpingen haar niet langer gedaan kunnen worden. Zo wordt onder andere niet weggenomen de tegenwerping dat de verklaring van eiseres dat haar echtgenoot geen problemen heeft gehad met de Oegandese autoriteiten tegenstrijdig is met het feit dat uit de brieven van 15 en 18 december 2021 blijkt dat de echtgenoot zich al gedurende zes maanden moest melden.8 Ook wordt niet weggenomen de tegenwerping dat eiseres niet eerder (tijdens haar eerste asielprocedure) had verklaard dat er op twee verschillende momenten arrestaties hebben plaatsgevonden, te weten in 2019 en 2021, en eiseres geen verklaring heeft gegeven voor de vraag waarom zij dat niet heeft gedaan.9 Overigens heeft eiseres in hoger beroep tegen de uitspraak van deze rechtbank van 15 december 2022 betoogd dat er eerst in 2021 een arrestatie heeft plaatsgevonden, terwijl zij nu met de door haar overgelegde e-mails beoogt te onderbouwen dat er zowel in 2019 als 2021 arrestaties hebben plaatsgevonden. Dit gegeven draagt naar het oordeel van de rechtbank niet bij aan de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiseres. Verweerder heeft reeds daarom naar het oordeel van de rechtbank tot het oordeel mogen komen dat er ten aanzien van de e-mails van 22 en 31 december 2022 geen sprake is van nieuwe elementen of bevindingen.
8.2
Omdat verweerder nog steeds de gestelde (toegedichte) (bi)seksuele geaardheid van eiseres en de daaruit voortvloeiende problemen ongeloofwaardig heeft mogen achten, heeft verweerder – ook in het licht van de door eiseres overgelegde informatie van VluchtelingenWerk Nederland – geen aanleiding hoeven zien om te concluderen dat eiseres bij terugkeer naar Oeganda daardoor te vrezen zal hebben voor een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM. De beroepsgrond slaagt niet.
9. De beroepsgrond van eiseres die ziet op de schending van de samenwerkingsverplichting slaagt verder wegens gebrek aan concretisering en onderbouwing ook niet. De enkele stelling dat verweerder bijvoorbeeld een individueel ambtsbericht heeft kunnen opvragen, is onvoldoende.
7 Zie de uitspraak van deze rechtbank van 15 december 2022, rechtsoverweging 9 tot en met 12.
88 Zie p. 3-4 van het aanvullend besluit van 14 november 2022. 9 Zie p. 2 van het aanvullend besluit van 14 november 2022.
Conclusie
10. Verweerder heeft de asielaanvraag terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond.
11. Omdat de rechtbank met deze uitspraak op het beroep beslist, is het treffen van een voorlopige voorziening niet nodig. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep in de zaak NL23.4615 ongegrond;
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak NL23.4616 af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. A.A. Faulborn, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
14 april 2023
Mr. R. Hirzalla
Rechter
Rechtbank Amsterdam
A.A. Faulborn
Griffier
Rechtbank Amsterdam

Documentcode: DSR26008471

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan, voor zover het betreft de beslissing op het beroep, hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 17 december 2021, zaaknummer NL20.8800.
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
3.Uitspraak van 17 januari 2022, zaaknummers 202108073/1/V3 en 202108073/2/V3.
4.Uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Den Bosch, van 15 december 2022, zaaknummer:
5.Uitspraak van 11 januari 2023, zaaknummer 202207312/1/V2.
6.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.