Op 10 mei 2023 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige01] en [minderjarige02]. De zaak is gestart naar aanleiding van een verzoekschrift van de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, dat op 17 maart 2023 is ingediend. De kinderrechter heeft de moeder, die in [woonplaats01] woont, en de grootouders moederszijde als belanghebbenden aangemerkt. De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder een raadsrapport en een aangepast verzoekschrift. Tijdens de zitting op 10 mei 2023 zijn de minderjarigen in de gelegenheid gesteld om te reageren, maar zij hebben hiervan geen gebruik gemaakt.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft aanvullend onderzoek gedaan en geconstateerd dat er zorgen zijn over de ontwikkeling van beide minderjarigen. [minderjarige01] heeft problemen met zijn mentale gezondheid en toekomstperspectief, terwijl [minderjarige02] niet naar school gaat, wat zijn sociale en cognitieve ontwikkeling belemmert. De kinderen verblijven momenteel bij hun grootouders moederszijde, en er is een plan van aanpak opgesteld om [minderjarige02] stapsgewijs terug te plaatsen bij de moeder. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de gronden voor ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn, gezien de aanhoudende problemen en de noodzaak voor hulpverlening.
In de beschikking heeft de kinderrechter bepaald dat [minderjarige01] van 10 mei 2023 tot 18 augustus 2023 onder toezicht wordt gesteld van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, en dat hij gedurende deze periode uit huis geplaatst wordt bij de grootouders. Voor [minderjarige02] geldt een ondertoezichtstelling tot 10 mei 2024, met een machtiging tot uithuisplaatsing tot 10 november 2023. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.