ECLI:NL:RBDHA:2023:8440

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 mei 2023
Publicatiedatum
12 juni 2023
Zaaknummer
C/09/644533 / JE RK 23-550
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen

Op 10 mei 2023 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige01] en [minderjarige02]. De zaak is gestart naar aanleiding van een verzoekschrift van de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, dat op 17 maart 2023 is ingediend. De kinderrechter heeft de moeder, die in [woonplaats01] woont, en de grootouders moederszijde als belanghebbenden aangemerkt. De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder een raadsrapport en een aangepast verzoekschrift. Tijdens de zitting op 10 mei 2023 zijn de minderjarigen in de gelegenheid gesteld om te reageren, maar zij hebben hiervan geen gebruik gemaakt.

De Raad voor de Kinderbescherming heeft aanvullend onderzoek gedaan en geconstateerd dat er zorgen zijn over de ontwikkeling van beide minderjarigen. [minderjarige01] heeft problemen met zijn mentale gezondheid en toekomstperspectief, terwijl [minderjarige02] niet naar school gaat, wat zijn sociale en cognitieve ontwikkeling belemmert. De kinderen verblijven momenteel bij hun grootouders moederszijde, en er is een plan van aanpak opgesteld om [minderjarige02] stapsgewijs terug te plaatsen bij de moeder. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de gronden voor ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn, gezien de aanhoudende problemen en de noodzaak voor hulpverlening.

In de beschikking heeft de kinderrechter bepaald dat [minderjarige01] van 10 mei 2023 tot 18 augustus 2023 onder toezicht wordt gesteld van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, en dat hij gedurende deze periode uit huis geplaatst wordt bij de grootouders. Voor [minderjarige02] geldt een ondertoezichtstelling tot 10 mei 2024, met een machtiging tot uithuisplaatsing tot 10 november 2023. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/644533 / JE RK 23-550
Datum uitspraak: 10 mei 2023

Beschikking van de kinderrechter

Ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 17 maart 2023 ingekomen verzoekschrift van:
de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden(hierna te noemen: de Raad),
betreffende:
- [minderjarige01] ,geboren op [geboortedatum01] 2005 te [geboorteplaats01] ,
hierna ook te noemen: [minderjarige01] ;
- [minderjarige02]geboren op [geboortedatum02] 2009 te [geboorteplaats01] ,
hierna ook te noemen: [minderjarige02] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[de vrouw01] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats01] .
De kinderrechter merkt als informanten aan:

[de vrouw02] ,

de grootmoeder moederszijde,
en
[de man01]
de grootvader moederszijde,
wonende te [woonplaats01] ,
hierna gezamenlijk te noemen: de grootouders,

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

Bij beschikking d.d. 19 april 2023 van de kinderrechter in deze rechtbank is de behandeling van het verzoek in zijn geheel aangehouden tot deze zitting.
De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
- voornoemde beschikking d.d. 19 april 2023;
- het aangepaste verzoekschrift met raadsrapport van 1 mei 2023.
Op 10 mei 2023 is de behandeling van de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn verschenen:
- [naam01] namens de Raad;
- [naam02] namens de gecertificeerde instelling;
- de moeder;
- grootmoeder moederszijde.
[minderjarige01] en [minderjarige02] zijn in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek, maar hebben daarvan geen gebruik gemaakt.

Verzoek

Het aangepaste verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor netwerkpleegzorg, te weten bij de grootouders moederszijde, tot zijn meerderjarigheid en tot ondertoezichtstelling van [minderjarige02] voor de periode van één jaar en tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor netwerkpleegzorg, te weten bij de grootouders moederszijde, voor de duur van zes maanden.
Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag. De Raad heeft aanvullend onderzoek gedaan omdat in het Raadsrapport van 17 maart 2023 onjuistheden stonden en het verzoek niet klopte. Met betrekking tot [minderjarige01] zijn er zorgen over zijn toekomstperspectief en zijn mentale gezondheid en bij [minderjarige02] zijn er zorgen over zijn schoolgang. Er is sprake van een zeer steunend netwerk, maar de hulpverlening in het vrijwillig kader is onvoldoende toereikend waardoor er geen sprake is van een duurzame verbetering van de situatie. [minderjarige01] en [minderjarige02] verblijven op dit moment bij de grootouders moederzijde. [minderjarige01] zal hier tot zijn meerderjarigheid blijven wonen en daarna naar een woonvoorziening voor beschermd wonen gaan. [minderjarige02] gaat op dit moment drie dagen per week naar de moeder en de komende periode zal stapsgewijs worden toegewerkt naar een volledige terugplaatsing bij de moeder. De verzochte maatregelen zijn nodig om de hulpverlening van de grond te krijgen, Geogio voor te bereiden op zijn zelfstandigheid en de terugplaatsing van [minderjarige02] te monitoren.
De gecertificeerde instelling onderschrijft het verzoek van de Raad.
De moeder heeft ingestemd met het verzochte. Er is een plan van aanpak gemaakt waarbij is afgesproken dat [minderjarige02] binnen vier á zes weken stapsgewijs weer volledig bij de moeder wordt geplaatst. De moeder vindt het belangrijk dat [minderjarige02] naast dagbesteding ook naar school gaat en daar zal de komende periode mee aan de slag worden gegaan. Het gezin staat ook op de wachtlijst voor systeemtherapie.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn.
De concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige01] en [minderjarige02] bestaan uit het hierna volgende. Er zijn zorgen over de emotieregulatie en het coping mechanisme van zowel [minderjarige01] als [minderjarige02] en er zijn er signalen dat zij vastlopen in hun ontwikkeling. Bij [minderjarige01] zijn er zorgen over zijn neerslachtige stemming en zijn dag- en nachtritme. [minderjarige02] gaat al langere tijd niet naar school, waardoor hij onvoldoende toekomt aan zijn sociale en cognitieve ontwikkeling. De moeder en de grootouders moederszijde willen zichtbaar het beste voor de kinderen. Zij staan open voor hulpverlening en werken hieraan mee, maar het is nog onvoldoende gelukt om de bedreiging in de ontwikkeling weg te nemen. Het netwerk wordt zwaar belast door de aanhoudende problemen rondom de kinderen en de middelen binnen het vrijwillig kader zijn volledig benut en uitgeput. De kinderrechter acht het gedwongen kader van de ondertoezichtstelling daarom nodig om zicht te kunnen houden op de ontwikkeling van de kinderen, de plaatsing van [minderjarige02] bij de moeder te kunnen begeleiden en te monitoren en de benodigde hulpverlening in te kunnen zetten. De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling daarom toewijzen zoals verzocht.
Voorts is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn.
Daarbij overweegt de kinderrechter [minderjarige01] en [minderjarige02] op dit moment bij de grootouders moederszijde verblijven. Voor [minderjarige01] wordt gezocht naar een passende plek bij een woonvoorziening waar hij verder kan werken aan zelfstandigheid. [minderjarige02] zal de komende periode stapsgewijs worden teruggeplaatst bij de moeder. Omdat beide kinderen op dit moment nog bij de grootouders moederzijde verblijven zal de kinderrechter de machtiging toewijzen zoals verzocht.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige01] van 10 mei 2023 tot 18 augustus 2023 onder toezicht van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering;
en
stelt [minderjarige02] van 10 mei 2023 tot 10 mei 2024 onder toezicht van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering;
en
machtigt William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor netwerkpleegzorg, te weten bij de grootouders moederszijde, van 10 mei 2023 tot 18 augustus 2023;
en
machtigt William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, [minderjarige02] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor netwerkpleegzorg, te weten bij de grootouders moederszijde, van 10 mei 2023 tot 10 november 2023;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2023 door mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 29 mei 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.