ECLI:NL:RBDHA:2023:8438

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
12 juni 2023
Zaaknummer
NL22.14257
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Nigeriaan wegens ongeloofwaardige verklaringen over Boko Haram en politieproblemen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 april 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiser. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag beoordeeld en geconcludeerd dat de verklaringen van de eiser over de aanval van Boko Haram en de problemen met de politie ongeloofwaardig zijn. De eiser had verklaard dat Boko Haram in 2015 zijn dorp had aangevallen, waarbij zijn vader werd vermoord en zijn moeder gewond raakte. Echter, de rechtbank oordeelde dat de inconsistenties in de verklaringen van de eiser, zoals over het werk van zijn beste vriend en de details van de gebeurtenissen, niet voldoende onderbouwd waren. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de eiser niet had aangetoond dat de inconsistenties het gevolg waren van verkeerde vertalingen door de tolk. De rechtbank heeft de eerdere uitspraak van 4 april 2022 in een vergelijkbare zaak in Amsterdam in overweging genomen, maar oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de asielaanvraag ongegrond was. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en wees op het feit dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.14257

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. F.J.E. Hogewind),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Kana).

ProcesverloopBij besluit van 4 [maand] 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 27 februari 2023 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 2 maart 2023 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser heeft de Nigeriaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1991. Hij heeft op 14 februari 2020 de onderhavige asielaanvraag ingediend. In het besluit van 10 augustus 2021 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen, waartegen eiser in beroep is gegaan. Bij uitspraak [1] van 4 april 2022 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam het door eiser ingediende beroep gegrond verklaard, het besluit vernietigd en verweerder opgedragen binnen 6 weken na de datum van de uitspraak een nieuw besluit te nemen. Het daarop door verweerder genomen bestreden besluit van 4 [maand] 2022 ligt nu ter beoordeling aan de rechtbank voor.
Het asielrelaas
2. Eiser heeft verklaard dat Boko Haram in [maand] 2015 zijn dorp heeft aangevallen waarbij zijn vader is vermoord. Eisers moeder is in haar been geschoten, waardoor dat been geamputeerd moest worden. Na de dood van zijn vader is eiser samen met zijn moeder vertrokken naar [plaats 1] . Hij is later naar [plaats 2] vertrokken en werkte daar als boer. Op een dag is eiser met een vriend honing gaan tappen in het bos. Hierdoor is vuur ontstaan, waardoor een bosbrand ontstond. Door deze brand zijn voertuigen van de overheid in brand gevlogen. Eiser is de volgende dag opgepakt door de politie. Hij is in de gevangenis mishandeld door politieagenten. Op een dag is de maffia de gevangenis binnengevallen. Zij hebben eiser vrijgelaten. Na een aantal dagen heeft eiser Nigeria verlaten, omdat zijn moeder vertelde dat de politie bij hen thuis langs was geweest en hem zocht.
2.1
Bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas heeft verweerder de volgende relevante elementen betrokken:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- aanval van Boko Haram in [maand] 2015;
- problemen met de politie na het in brand steken van overheidsvoertuigen.
Waarom heeft verweerder eisers asielaanvraag afgewezen?
3. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser afgewezen omdat hij de aanval van Boko Haram in [maand] 2015 en de problemen met de politie na het in brand steken van overheidsvoertuigen niet geloofwaardig acht. De asielaanvraag van eiser is daarom afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31 van de Vw [2] .
Wat heeft deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam op 4 april 2022 geoordeeld?
4. Kort samengevat heeft de rechtbank in haar uitspraak van 4 april 2022 geoordeeld dat verweerder voldoende rekening heeft gehouden met de geconstateerde psychische problematiek bij eiser tijdens het horen en gedurende de procedure. Verder heeft verweerder wel degelijk aandacht besteed aan de medische problematiek bij de motivering van de geloofwaardigheidsbeoordeling.
4.1
De rechtbank heeft echter ook overwogen dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het bevreemdend is bevonden dat eiser heeft verklaard dat de mensen van Boko Haram de moeder van eiser niet hebben gezien omdat het donker was en zij op de grond lag. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het bevreemdend is dat een boer een brand veroorzaakt en dat het niet duidelijk is waar eiser uitgebreider of gedetailleerder over had moeten verklaren bij de vraagstelling over zijn cel.
4.2
Geen van de partijen is in hoger beroep gegaan tegen deze uitspraak, wat betekent dat die in rechte vaststaat.
Heeft verweerder de aanval van Boko Haram in [maand] 2015 ongeloofwaardig kunnen achten?
5. De rechtbank is van oordeel dat eisers beroepsgrond dat verweerder ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de omstandigheid dat eiser forse beperkingen heeft om volledig te verklaren niet kan slagen. Hiertoe verwijst de rechtbank naar hetgeen deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam eerder op 4 april 2022 heeft geoordeeld, zoals hiervoor onder 4 weergegeven. Eiser heeft na deze uitspraak geen nieuwe documenten of argumenten gegeven op grond waarvan anders moet worden geoordeeld.
5.1
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiser over de aanval van Boko Haram in [maand] 2015 ongeloofwaardig zijn. De rechtbank is van oordeel dat verweerder doorslaggevend heeft kunnen achten dat eiser onjuist heeft verklaard over de plaats [plaats 1] . Eiser heeft daar volgens zijn eigen verklaringen geruime tijd, vanaf de lagere school tot zijn drieëntwintigste levensjaar, gewoond. Het mag daarom ook van eiser worden verwacht dat hij de vragen over deze woonplaats correct kan beantwoorden. Zoals verweerder in het voornemen uitgebreid heeft overwogen, is eiser hier niet in geslaagd. Eiser heeft hier in de zienswijze en de beroepsgronden tegenover gezet dat hij zeer ernstige geheugenproblemen heeft en dat het daarom begrijpelijk is dat hij weinig heeft kunnen verklaren over [plaats 1] en op sommige punten niet juist heeft verklaard daarover. Dit kan de rechtbank, gelet op hetgeen hiervoor onder 5 is overwogen, niet volgen. Daarbij betrekt de rechtbank ook dat eiser over zijn woonplaats [plaats 2] , waar hij maar een halfjaar heeft gewoond, veel uitgebreider heeft verklaard, en wel correct. De gestelde aanval door Boko Haram in [maand] 2015 zou hebben plaatsgevonden in [plaats 1] , maar nu verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het niet geloofwaardig is dat eiser in [plaats 1] heeft gewoond, kon verweerder ook die aanval ongeloofwaardig achten. Verweerder mocht daar ook bij betrekken dat er geen bronnen zijn die deze aanval in [maand] 2015 bevestigen.
Heeft verweerder de problemen met de politie na het in brand steken van overheidsvoertuigen ongeloofwaardig kunnen achten?
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat dit derde relevante element ongeloofwaardig is. Verweerder heeft daartoe kunnen betrekken dat eiser inconsistent over het werk van zijn beste vriend [naam] heeft verklaard, over het type voertuigen die in brand zouden zijn gevlogen als gevolg van de door eiser veroorzaakte bosbrand, en de duur van de gevangenschap daarna. De stelling van eiser dat de verschillende verklaringen over het type voertuigen dat verbrand is het gevolg kan zijn van een verkeerde vertaling, kan de rechtbank, net als verweerder, niet volgen. Eiser heeft niet nader onderbouwd dat dit verkeerd vertaald kan zijn, en op meerdere plekken in het nader gehoor is sprake van tegenstrijdigheden over het type voertuig. Op meerdere punten stelt eiser dat de door verweerder bevonden tegenstrijdigheden het gevolg kunnen zijn van het verkeerd vertalen door de tolk, dan wel dat eiser niet goed zou zijn verstaan. Zonder nadere onderbouwing kan de rechtbank deze stellingen niet volgen. Ook heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet kan worden ingezien waarom de tolk ‘maanden’ gevangenschap zou vertalen naar ‘dagen’. Dat de gehoorambtenaar niet heeft doorgevraagd over de medegedetineerden en dat daarom niet aan eiser kon worden tegengeworpen dat hij daar summier over heeft verklaard, volgt de rechtbank. Verweerder heeft dit ter zitting ook erkend. Dit onderdeel van het relevante element is echter niet doorslaggevend geweest om dit ongeloofwaardig te achten. Eiser heeft zelf ook niet veel kunnen verklaren over zijn detentie, terwijl dit wel enige tijd zou hebben geduurd volgens hem. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich ook niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het bevreemdend is dat eiser na de ontsnapping uit de gevangenis direct naar huis is gegaan om zijn moeder en zusje te zien en het dagelijkse leven op de boerderij op te pakken. Hij was daar immers makkelijk te vinden voor de autoriteiten. De stelling dat eiser door geestelijke problemen wellicht niet goed kon handelen in die situatie, volgt de rechtbank niet. Eiser heeft dit pas in de gronden van beroep naar voren gebracht, en heeft dit ook verder niet nader onderbouwd. Verweerder heeft de problemen met de politie na het in brand steken van overheidsvoertuigen daarom ongeloofwaardig kunnen achten.
Conclusie
7. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.P.W. van de Ven, rechter, in aanwezigheid van mr.C.H. Gall, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.NL21.14245.
2.Vreemdelingenwet 2000.