5.1Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiser over de aanval van Boko Haram in [maand] 2015 ongeloofwaardig zijn. De rechtbank is van oordeel dat verweerder doorslaggevend heeft kunnen achten dat eiser onjuist heeft verklaard over de plaats [plaats 1] . Eiser heeft daar volgens zijn eigen verklaringen geruime tijd, vanaf de lagere school tot zijn drieëntwintigste levensjaar, gewoond. Het mag daarom ook van eiser worden verwacht dat hij de vragen over deze woonplaats correct kan beantwoorden. Zoals verweerder in het voornemen uitgebreid heeft overwogen, is eiser hier niet in geslaagd. Eiser heeft hier in de zienswijze en de beroepsgronden tegenover gezet dat hij zeer ernstige geheugenproblemen heeft en dat het daarom begrijpelijk is dat hij weinig heeft kunnen verklaren over [plaats 1] en op sommige punten niet juist heeft verklaard daarover. Dit kan de rechtbank, gelet op hetgeen hiervoor onder 5 is overwogen, niet volgen. Daarbij betrekt de rechtbank ook dat eiser over zijn woonplaats [plaats 2] , waar hij maar een halfjaar heeft gewoond, veel uitgebreider heeft verklaard, en wel correct. De gestelde aanval door Boko Haram in [maand] 2015 zou hebben plaatsgevonden in [plaats 1] , maar nu verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het niet geloofwaardig is dat eiser in [plaats 1] heeft gewoond, kon verweerder ook die aanval ongeloofwaardig achten. Verweerder mocht daar ook bij betrekken dat er geen bronnen zijn die deze aanval in [maand] 2015 bevestigen.
Heeft verweerder de problemen met de politie na het in brand steken van overheidsvoertuigen ongeloofwaardig kunnen achten?
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat dit derde relevante element ongeloofwaardig is. Verweerder heeft daartoe kunnen betrekken dat eiser inconsistent over het werk van zijn beste vriend [naam] heeft verklaard, over het type voertuigen die in brand zouden zijn gevlogen als gevolg van de door eiser veroorzaakte bosbrand, en de duur van de gevangenschap daarna. De stelling van eiser dat de verschillende verklaringen over het type voertuigen dat verbrand is het gevolg kan zijn van een verkeerde vertaling, kan de rechtbank, net als verweerder, niet volgen. Eiser heeft niet nader onderbouwd dat dit verkeerd vertaald kan zijn, en op meerdere plekken in het nader gehoor is sprake van tegenstrijdigheden over het type voertuig. Op meerdere punten stelt eiser dat de door verweerder bevonden tegenstrijdigheden het gevolg kunnen zijn van het verkeerd vertalen door de tolk, dan wel dat eiser niet goed zou zijn verstaan. Zonder nadere onderbouwing kan de rechtbank deze stellingen niet volgen. Ook heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet kan worden ingezien waarom de tolk ‘maanden’ gevangenschap zou vertalen naar ‘dagen’. Dat de gehoorambtenaar niet heeft doorgevraagd over de medegedetineerden en dat daarom niet aan eiser kon worden tegengeworpen dat hij daar summier over heeft verklaard, volgt de rechtbank. Verweerder heeft dit ter zitting ook erkend. Dit onderdeel van het relevante element is echter niet doorslaggevend geweest om dit ongeloofwaardig te achten. Eiser heeft zelf ook niet veel kunnen verklaren over zijn detentie, terwijl dit wel enige tijd zou hebben geduurd volgens hem. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich ook niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het bevreemdend is dat eiser na de ontsnapping uit de gevangenis direct naar huis is gegaan om zijn moeder en zusje te zien en het dagelijkse leven op de boerderij op te pakken. Hij was daar immers makkelijk te vinden voor de autoriteiten. De stelling dat eiser door geestelijke problemen wellicht niet goed kon handelen in die situatie, volgt de rechtbank niet. Eiser heeft dit pas in de gronden van beroep naar voren gebracht, en heeft dit ook verder niet nader onderbouwd. Verweerder heeft de problemen met de politie na het in brand steken van overheidsvoertuigen daarom ongeloofwaardig kunnen achten.
7. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.