ECLI:NL:RBDHA:2023:8435

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 mei 2023
Publicatiedatum
12 juni 2023
Zaaknummer
C/09/644084 / JE RK 23-479
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 10 mei 2023 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige01]. De zaak is aanhangig gemaakt door Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, naar aanleiding van een verzoekschrift dat op 10 maart 2023 is ingediend. De kinderrechter heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder het verzoekschrift en het advies van de Raad voor de Kinderbescherming. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de pleegouders, de vader van [minderjarige01] en zijn advocaat aanwezig waren. De pleegvader was opgeroepen maar niet verschenen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder van [minderjarige01] op 31 januari 2021 is overleden en dat de vader het ouderlijk gezag heeft. [minderjarige01] verblijft feitelijk bij de pleegouders. De kinderrechter heeft eerder al meerdere malen machtigingen verleend voor uithuisplaatsing en ondertoezichtstelling. In het verzoek wordt gesteld dat [minderjarige01] emotioneel klem zit en dat er zorgen zijn over de ontwikkeling van de vader, die aan een NIKA-traject deelneemt.

De kinderrechter heeft geoordeeld dat de gronden voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn. Er zijn zorgen over de emotionele ontwikkeling van [minderjarige01] en de stabiliteit van haar opvoedomgeving. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 14 mei 2024 en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 14 augustus 2023. Tevens is er een schriftelijke update van de gecertificeerde instelling gelast, waarin ingegaan moet worden op de voortgang en de mogelijkheden voor co-ouderschap tussen de vader en de pleegouders. De kinderrechter heeft benadrukt dat de jeugdbeschermer aanwezig moet zijn bij de volgende zitting om vragen te beantwoorden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/644084 / JE RK 23-479
Datum uitspraak: 10 mei 2023

Beschikking van de kinderrechter

Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak naar aanleiding van het op 10 maart 2023 ingekomen verzoekschrift van:
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden (hierna te noemen: de gecertificeerde instelling),
betreffende:
- [minderjarige01], geboren op [geboortedatum01] 2014 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[verblijfplaats01] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. J.M. Bekooij, te Den Haag,

[naam01] en [naam02]

hierna te noemen: de pleegouders, tevens oom en tante moederszijde.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- het advies van de Raad voor de Kinderbescherming als bedoeld in artikel 1:265j, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek.
Op 10 mei 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- [naam03] en [naam04] namens de gecertificeerde instelling;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de pleegmoeder.
De pleegvader is conform de wettelijke vereisten opgeroepen, maar niet verschenen.

Feiten

- De moeder van [minderjarige01] , [de vrouw01] , is op 31 januari 2021 overleden.
- [minderjarige01] is erkend door de vader.
- De vader is belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige01] verblijft feitelijk bij de pleegouders.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 7 juni 2022 de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] verlengd van 14 juni 2022 tot 14 mei 2022, alsmede machtiging verleend [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 14 juni 2022 tot 14 november 2022.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 10 november 2022 machtiging verleend [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 14 november 2022 tot 14 december 2022.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 12 december 2022 machtiging verleend [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 14 december 2022 tot 14 mei 2023.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar, alsmede tot verlenging van de machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling.
Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag. Er wordt gezien dat [minderjarige01] nog klem zit tussen haar opvoeders en dat zij emotioneel weinig ruimte krijgt om haar emoties te uiten en te rouwen. De vader heeft het NIKA-traject doorlopen en hier zijn een aantal ontwikkelpunten uitgekomen waar nog zorgen over zijn en waar de vader aan dient te werken. Een belangrijk onderdeel hiervan is dat er zicht komt op de leerbaarheid en de emotieregulatievaardigheden van de vader. De vader is aangemeld voor een intelligentieonderzoek en behandeling voor zijn emotieregulatie. Door [naam05] wordt ingezet op leren mentaliseren, om zo meer responsief te kunnen reageren. De jeugdbeschermer heeft in december 2022 het opvoedbesluit genomen en acht het in het belang van [minderjarige01] om toe te werken naar een co-ouderschap tussen de vader en de pleegouders. Deze constructie zorgt er enerzijds voor dat [minderjarige01] haar veilige en stabiele opvoedsituatie bij de pleegouders behoudt en anderzijds dat de vader een bij zijn draagkracht en mogelijkheden passende opvoedrol kan spelen in haar leven. De waarnemend jeugdbeschermer ter zitting heeft aangegeven dat de vaste jeugdbeschermer [naam06] bezig is met de uitwerking van hoe dat co-ouderschap eruit zal gaan zien en op welke termijn dit zal worden ingevoerd.
Door en namens de vader is verweer gevoerd tegen de machtiging uithuisplaatsing. [minderjarige01] is op dit moment om het weekend bij de vader en de andere weekenden bij de grootouders vaderszijde. Daarnaast haalt de vader [minderjarige01] elke woensdag op uit school en brengt hij haar ’s avonds terug naar de pleegouders. Het is voor de vader niet duidelijk waarom [minderjarige01] niet volledig bij hem geplaatst kan worden en waarom hier niet naar gekeken wordt. Een plaatsing bij de ouder heeft immers de voorkeur boven een plaatsing binnen het netwerk. Uiteraard zal er dan een omgangsregeling met de pleegouders komen, zodat [minderjarige01] contact met hen blijft houden. De vader heeft altijd meegewerkt aan de hulpverlening en alles met succes afgerond. Uit de onderzoeken blijkt dat [minderjarige01] het fijn heeft bij de vader. De vader zet de belangen van [minderjarige01] voorop en heeft met zijn netwerk een plan opgesteld om de zorg voor [minderjarige01] te dragen. Uit het NIKA-traject zijn geen gevaren gebleken en de vader is samen met [naam05] aan het werk om beter te kunnen aansluiten bij de emotionele behoeften van [minderjarige01] . Uit het verzoekschrift blijkt niet waarom de vader niet in staat is de rol als opvoeder op zich te nemen en de risicofactoren die gezien worden, volgen niet uit de onderzoeken. De vader zou het liefst willen dat de machtiging tot uithuisplaatsing wordt afgewezen, maar snapt dat het op dit moment een te grote verandering voor [minderjarige01] is om volledig bij de vader te wonen. De vader refereert zich daarom ten aanzien van de ondertoezichtstelling en verzoekt de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing te bekorten tot drie, maximaal zes maanden. De komende periode moet gekeken worden naar de mogelijkheden om [minderjarige01] volledig onder de zorg van de vader te brengen, nu onduidelijk is waarom dat niet mogelijk is.
De pleegmoeder heeft naar voren gebracht dat [minderjarige01] het goed doet bij de pleegouders thuis, maar dat zij op school soms boos kan zijn. De pleegmoeder weet niet waar dit gedrag vandaan komt. De pleegmoeder heeft geen verweer gevoerd.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen als verzocht. Voorts is de kinderrechter van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing nog aanwezig zijn.
Daarbij overweegt de kinderrechter dat er sprake is van een belast verleden bij [minderjarige01] en dat er nog zorgen zijn over haar emotionele ontwikkeling. [minderjarige01] heeft last van concentratieproblemen en heeft een bovengemiddelde opvoedbehoefte waarbij zij baat heeft bij een stabiele, rustige en sensitieve opvoedomgeving. [minderjarige01] heeft in meerdere gezinssituaties gewoond en woont sinds 31 januari 2021 bij de pleegouders en haar (half)broertje. De vader heeft het gezag over [minderjarige01] en is zeer betrokken bij haar opvoeding. [minderjarige01] gaat om het weekend en op woensdagmiddag naar de vader en de andere weekenden gaat [minderjarige01] naar de grootouders vaderszijde. Er is een NIKA traject ingezet om – zo staat in het gezinsplan – de mogelijkheden tot thuisplaatsing te onderzoeken. De vader heeft het NIKA-traject positief afgerond, al waren er nog een aantal ontwikkelingspunten. Deze punten zijn door [naam05] opgepakt en hier is hulpverlening op ingezet zodat de vader leert hoe hij kan aansluiten bij wat [minderjarige01] nodig heeft.
In december 2022 is door de jeugdbeschermer een opvoedbesluit genomen waarbij het opvoedperspectief niet volledig bij de vader ligt en er toegewerkt zal worden naar een constructie van co-ouderschap tussen de vader en de pleegouders. Het is de kinderrechter niet duidelijk geworden waarom het opvoedperspectief van [minderjarige01] niet volledig bij de gezaghebbende vader is bepaald, gelet op de positieve afsluiting van het NIKA-traject, de grote betrokkenheid van de vader bij de opvoeding van [minderjarige01] , en de omstandigheid dat de vader aan de slag is gegaan met die aandachtspunten: bij [naam05] en bij de Waag. De vader heeft ter zitting verteld dat de jeugdbescherming steeds andere doelen stelt, hetgeen evenmin duidelijkheid geeft over de ingezette lijn en de onderbouwing daarvan. Ter zitting konden vragen daarover door de vervangende jeugdbeschermer niet worden beantwoord. De kinderrechter is van oordeel dat beantwoording van die vragen nodig is voor een goede besluitvorming en voor begrip en draagvlak bij de vader.
Verder is het onduidelijk hoe het co-ouderschap dat de jeugdbeschermer voor ogen heeft, eruit zal moeten gaan zien, ook op juridisch vlak. Het is van belang dat dat wordt uitgewerkt en wordt toegelicht door de jeugdbeschermer, zowel aan de belanghebbenden als aan de kinderrechter.
De kinderrechter stelt voorts vast dat het opvoedbesluit in wezen een perspectiefbesluit is nu ook in het Raadsadvies van 13 april 2023 (Toetsing voorgenomen besluit verlenging ondertoezichtstellingen machtiging uithuisplaatsing na twee jaar) als uitgangspunt wordt genomen dat [minderjarige01] niet meer volledig bij haar vader zal gaan wonen en er voorts óók vraagtekens worden geplaatst bij de haalbaarheid van co-ouderschap van de vader. Zelfs wordt in het advies aangedrongen om onderzoek te gaan doen naar een gezagsbeëindigende maatregel. In het advies wordt voorts opgemerkt dat de vader zich bij de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing in 2022 daartegen niet heeft verzet. Ter zitting heeft de vader evenwel uitdrukkelijk verweer gevoerd tegen de verlenging van de uithuisplaatsing. Het is, mede in aanmerking genomen het positief afgesloten NIKA-traject en de uitdrukkelijke wens van de vader om volledig voor [minderjarige01] te gaan zorgen, van belang dat de Raad een aanvulling geeft op haar advies waarbij zij het opvoedbesluit kritisch beschouwt.
De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling daarom verlengen zoals verzocht en de machtiging uithuisplaatsing verlengen voor de duur van drie maanden en aanhouden voor het overige.
 De kinderrechter gelast de gecertificeerde instelling voor de nader te bepalen zitting een schriftelijke update te sturen waarbij zij ingaat op voornoemde punten en een aanvulling op het Raadsadvies te overleggen.

Daarbij dringt de kinderrechter erop aan dat de vaste jeugdbeschermer aanwezig is bij de nader te bepalen zitting om het verzoek toe te lichten en vragen van de rechtbank en de belanghebbenden te kunnen beantwoorden.

Voorts gelast de kinderrechter de gecertificeerde instelling een tolk voor de pleegouders te regelen voor de nader te bepalen zitting, nu ter zitting is gebleken dat de pleegmoeder zich onvoldoende kon uitdrukken in de Nederlandse taal en ernstige twijfels zijn gerezen of de pleegmoeder voldoende verstaat van wat er allemaal is besproken.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] van 14 mei 2023 tot 14 mei 2024 met behoud van de Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden als gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling;
en
verlengt de aan Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden verleende machtiging [minderjarige01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg van 14 mei 2023 tot 14 augustus 2023;
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting, gelegen
vóór 14 augustus 2023;
gelast de gecertificeerde instelling
uiterlijk één weekvoorafgaand aan de nader te bepalen zitting aan de kinderrechter en de belanghebbenden een
schriftelijke updatetoe te zenden waarin zij in ieder geval ingaat op de punten zoals hiervoor overwogen en haar standpunt kenbaar maakt ten aanzien van het aangehouden deel van het verzoek;
gelast de gecertificeerde instelling
uiterlijk één weekvoorafgaand aan de nader te bepalen zitting aan de kinderrechter en de belanghebbenden een
aanvullend advies op het Raadsadvies van 13 april 2023toe te zenden;
gelast de griffier tegen voormelde zitting op te roepen:
- Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden;
- de vader;
- de advocaat van de vader: mr. J.M. Bekooij;
- de pleegouders.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2023 door mr. E.M.M. Engbers, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 29 mei 2023.
Voor zover in deze beschikking eindbeslissingen staan, kan hoger beroep tegen deze beschikking worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.