ECLI:NL:RBDHA:2023:8394

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juni 2023
Publicatiedatum
12 juni 2023
Zaaknummer
NL23.16307
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering toegang tot Nederland en verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een Indiase nationaliteit houder, had op 3 juni 2023 administratief beroep ingesteld tegen de weigering van toegang tot Nederland en had tevens bezwaar gemaakt tegen zijn voorgenomen uitzetting. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de weigering van toegang op juiste gronden is gedaan, omdat verzoeker niet in het bezit was van de juiste documentatie die het doel en de omstandigheden van zijn verblijf in Zürich kon staven. Verzoeker had een visum voor kort verblijf in Zwitserland, maar de autoriteiten concludeerden dat hij niet kon aantonen wat hij in Zürich wilde doen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen redelijke kans van slagen was voor het administratief beroep en heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is gedaan zonder zitting, omdat er sprake was van onverwijlde spoed. De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat verzoeker geen bewijs heeft geleverd van zijn verblijf in Bahrein en dat er tegenstrijdigheden waren in zijn verklaringen over zijn reisgezelschap. De voorzieningenrechter heeft de beslissing van de verweerder bevestigd en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, zonder dat er proceskosten of griffierecht verschuldigd zijn.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.16307

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam] , verzoeker

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. J. Singh),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.M.M. van Gils).

Procesverloop

Bij besluit van 3 juni 2023 is verzoeker de toegang tot Nederland geweigerd en is aan hem een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Verzoeker heeft tegen dit besluit op 3 juni 2023 administratief beroep ingesteld. Tevens heeft hij bezwaar gemaakt tegen de voorgenomen uitzetting. Daarnaast heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, die ertoe strekt de beslissing tot weigering van toegang op te schorten en de voorgenomen uitzetting op 4 juni 2023 om 13:00 uur naar Bahrein te verbieden.
Op verzoek van de voorzieningenrechter heeft verweerder daarop gereageerd.
De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Verzoeker is geboren op [geboortedatum] en heeft de Indiase nationaliteit.
Griffierecht
2. Verzoeker heeft een verzoek om vrijstelling van het griffierecht gedaan. Dit verzoek is echter niet met stukken onderbouwd. De voorzieningenrechter kan dan ook niet beoordelen of dit verzoek voor toewijzing in aanmerking komt. Uit het feit dat verweerder voornemens is om verzoeker op zeer korte termijn uit te zetten, volgt echter dat sprake is van onverwijlde spoed, zodat de voorzieningenrechter desondanks uitspraak zal doen.
Beoordelingskader
3. Als er voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
4. Op grond van artikel 8:83, vierde lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter ook in geval van een niet-kennelijke afdoening uitspraak doen zonder een zitting te houden wanneer onverwijlde spoed dat vereist en partijen daardoor niet in hun belangen worden geschaad. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken, omdat verweerder het voornemen heeft om verzoeker op 4 juni 2023 uit Nederland te verwijderen.
Beoordeling
5. Op 3 juni 2023 is verzoeker uit Bahrein aangekomen op de luchthaven Schiphol, vanwaar hij een doorreis zou maken naar Zürich, Zwitserland. Verzoeker is in het bezit van een visum voor een kort verblijf voor Zwitserland met als doel toerisme. Het visum is geldig van 2 juni 2023 tot 11 juni 2023. Op de luchthaven Schiphol is hem de toegang geweigerd op grond van artikel 14, eerste lid, van de Schengengrenscode [1] , en is hem een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Vw opgelegd om zich op te houden in de lounge op de luchthaven. Verweerder heeft verzoeker de toegang geweigerd omdat hij niet in het bezit is van passende documentatie waaruit het doel en de omstandigheden van het verblijf in Zürich blijken.
6. Verzoeker voert aan dat de bestreden beslissing op onjuiste gronden berust, nu hij in het bezit is van een geldig paspoort, retourticket en hotelreservering in Zürich.
Voorts heeft hij alle bewijzen van zijn werk en zijn verblijfsstatus in Bahrein aangetoond. Daarnaast heeft het reisbureau het Best Western hotel geboekt en betaald, in plaats van EasyHotel Zurich. Verzoeker meent dat de verwarring over zijn hotelboeking in Zurich is ontstaan doordat hij geen tolk in zijn eigen taal, Punjabi, heeft gekregen.
7. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het administratief beroep tegen de toegangsweigering geen redelijke kans van slagen heeft. Volgens vaste rechtspraak [2] heeft verweerder bij de beoordeling van aanvragen om een visum voor kort verblijf beoordelingsruimte. Ditzelfde geldt voor de vraag of aan de toegangsvoorwaarden voor onderdanen van derde landen wordt voldaan. Eén van die voorwaarden is of de vreemdeling het doel van het voorgenomen verblijf en de verblijfsomstandigheden kan staven. [3] Verweerder heeft in dit geval kunnen concluderen dat de in het proces-verbaal van bevindingen opgenomen bijzonderheden (‘tegenstrijdigheden’) [4] , cumulatief gezien, het reisdoel en de omstandigheden van het verblijf van verzoeker in Zürich niet duidelijk maken. Zo heeft verzoeker tijdens het verhoor verklaard voor toerisme naar Zürich te gaan, maar hij kon niet vertellen wat hij in Zürich wilde gaan doen of bezichtigen. Dit terwijl hij, naar eigen zeggen, een jaar voor deze reis zou hebben gespaard. Verzoeker heeft geen plausibele verklaring gegeven voor dit gebrek aan kennis. Daarnaast is van belang dat uit het verhoor niet is gebleken van een misverstand over de hotelboeking doordat verzoeker geen tolk in het Punjabi heeft gehad. Gebruik is gemaakt van een Hindi-tolk en uit de weergave van het verhoor blijkt niet dat sprake was van communicatieproblemen. Verzoeker heeft daarvan ook geen melding gemaakt tijdens het verhoor. Verweerder heeft daarnaast kunnen wijzen op de omstandigheid dat de reservering bij Easyhotel Zurich was geannuleerd. Ook was in de visuminformatie nog een ander hotel vermeld, namelijk Bed en Breakfast Zürich Airport. Verzoeker had geen kennis van dit hotel. Dat verzoeker bij zijn gronden wederom een andere reservering, nu voor het Best Western hotel heeft overgelegd, waarvan bovendien niet is gebleken wanneer deze reservering is gedaan, onderbouwt zijn relaas ook niet. Verweerder heeft voorts kunnen overwegen dat verzoeker tegenstrijdig heeft verklaard over zijn reisgezelschap. Uit het visum informatiesysteem van de Europese Unie (EU-Vis) blijkt immers dat verzoeker samen met een vrouw zou reizen. Verzoeker heeft tijdens het verhoor echter meermalen verklaard alleen te reizen. Pas nadat verzoeker werd geconfronteerd met de foto en de naam van de vrouw, heeft hij zijn verklaringen veranderd en verteld dat hij de vrouw herkent en dat hij de intentie had om samen met deze vrouw te reizen. Tot slot heeft verweerder kunnen overwegen dat verzoeker geen bewijzen heeft getoond, zoals salarisstroken of -afschriften, van zijn baan in Bahrein als monteur voor autoairconditioning.
Conclusie
8. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat het administratief beroep tegen de toegangsweigering geen redelijke kans van slagen heeft. Datzelfde geldt voor het gemaakte bezwaar tegen de feitelijke uitzetting. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
9. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Verweerder hoeft geen proceskosten of het griffierecht te betalen.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. Het dictum is telefonisch doorgegeven op 4 juni 2023 om 11:16 uur aan de gemachtigde van verzoeker en om 11:17 uur aan de gemachtigde van verweerder. De uitspraak is bekendgemaakt op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Verordening (EU) 2016/399.
2.Arrest Koushkaki van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) van 19 december 2013, C-84/12 (ECLI:EU:C:2013:862).
3.Artikel 6, eerste lid, aanhef en onder c, van de Schengengrenscode.
4.Pagina’s 5 en 6 van het proces-verbaal van bevindingen van de Koninklijke Marechaussee.