ECLI:NL:RBDHA:2023:8393
Rechtbank Den Haag
- Versnelde behandeling
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure inzake machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft verzoekster op 11 april 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) die op 20 juli 2022 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft op 21 april 2023 de Nederlandse ambassade in Dubai gemachtigd om een mvv aan verzoekster te verstrekken. Na deze ontwikkeling heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten.
In dit geval heeft verweerder niet tijdig beslist op de aanvraag van verzoekster en heeft hij deze aanvraag ingewilligd terwijl er een beroep aanhangig was. De rechtbank heeft het verzoek van verzoekster als kennelijk gegrond toegewezen en verweerder veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 418,50 voor de door een derde verleende rechtsbijstand. Daarnaast moet verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht van € 184 vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en verzoekster is geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.