ECLI:NL:RBDHA:2023:8393

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juni 2023
Publicatiedatum
12 juni 2023
Zaaknummer
NL23.11020
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Versnelde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure inzake machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft verzoekster op 11 april 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) die op 20 juli 2022 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft op 21 april 2023 de Nederlandse ambassade in Dubai gemachtigd om een mvv aan verzoekster te verstrekken. Na deze ontwikkeling heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om een proceskostenveroordeling.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten.

In dit geval heeft verweerder niet tijdig beslist op de aanvraag van verzoekster en heeft hij deze aanvraag ingewilligd terwijl er een beroep aanhangig was. De rechtbank heeft het verzoek van verzoekster als kennelijk gegrond toegewezen en verweerder veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 418,50 voor de door een derde verleende rechtsbijstand. Daarnaast moet verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht van € 184 vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en verzoekster is geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.11020

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] , verzoekster

V-nummer: [nummer 1]
mede namens haar minderjarig kind

[naam 2] , V-nummer: [nummer 2]

(gemachtigde: mr. S. Cetinkaya-Ahmad),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft op 11 april 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) van 20 juli 2022.
Bij brief van 21 april 2023 heeft verweerder bericht dat hij de Nederlandse ambassade in Dubai heeft gemachtigd om een mvv aan verzoekster te verstrekken.
Verzoekster heeft vervolgens het beroep ingetrokken en daarbij verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Nu verweerder niet binnen de hiervoor geldende termijn op de aanvraag van verzoekster heeft besloten en deze aanvraag hangende een beroep tegen het niet tijdig beslissen heeft ingewilligd, is verweerder geheel aan het beroep van verzoekster tegemoetgekomen.
3. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837 met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit. Daarnaast moet verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht aan haar vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
 bepaalt dat verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht van € 184 (honderdvierentachtig euro) vergoedt,
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 418,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.