ECLI:NL:RBDHA:2023:8392

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juni 2023
Publicatiedatum
12 juni 2023
Zaaknummer
NL23.4106
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Versnelde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure inzake aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft eiseres op 9 februari 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf, ingediend op 26 november 2021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 19 april 2023 de aanvraag van eiseres afgewezen. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank oordeelt dat eiseres geen procesbelang meer heeft bij het beroep tegen het niet-tijdig nemen van een besluit, omdat er inmiddels een besluit op haar aanvraag is genomen. Dit deel van het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de staatssecretaris niet binnen de geldende termijn op de aanvraag heeft beslist en deze aanvraag hangende het beroep heeft afgewezen. Hierdoor is de staatssecretaris aan het beroep van eiseres tegemoetgekomen, wat aanleiding geeft om verweerder te veroordelen in de proceskosten.

De rechtbank stelt de proceskosten voor de door een derde verleende rechtsbijstand vast op € 418,50. Eiseres heeft ook verzocht om vrijstelling van het griffierecht vanwege betalingsonmacht, wat door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank heeft de beslissing als volgt geformuleerd: het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard en verweerder wordt veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.4106

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.C.M.E. Schijvenaars),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 9 februari 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf van 26 november 2021.
Bij besluit van 19 april 2023 heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres geen procesbelang meer bij het beroep voor zover dat is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit omdat er inmiddels een besluit op de aanvraag van eiseres is genomen. Het beroep dient in zoverre niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2. Nu verweerder niet binnen de hiervoor geldende termijn op de aanvraag van eiseres heeft besloten en deze aanvraag hangende een beroep tegen het niet tijdig beslissen heeft afgewezen, is verweerder aan het beroep van eiseres tegemoetgekomen. De rechtbank ziet daarom aanleiding om op grond van artikel 8:75 van de Awb verweerder te veroordelen in de proceskosten.
3. Eiseres heeft vanwege het niet-tijdig beslissen op de aanvraag beroep kunnen instellen bij de rechtbank. De rechtbank ziet daarom aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837 met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.
4. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van de verplichting griffierecht te betalen vanwege betalingsonmacht. Zij heeft dit verzoek voldoende onderbouwd. De rechtbank wijst het verzoek om vrijstelling van het griffierecht toe. Verweerder is dan ook niet gehouden om op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.