ECLI:NL:RBDHA:2023:8392
Rechtbank Den Haag
- Versnelde behandeling
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure inzake aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres op 9 februari 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf, ingediend op 26 november 2021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 19 april 2023 de aanvraag van eiseres afgewezen. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank oordeelt dat eiseres geen procesbelang meer heeft bij het beroep tegen het niet-tijdig nemen van een besluit, omdat er inmiddels een besluit op haar aanvraag is genomen. Dit deel van het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de staatssecretaris niet binnen de geldende termijn op de aanvraag heeft beslist en deze aanvraag hangende het beroep heeft afgewezen. Hierdoor is de staatssecretaris aan het beroep van eiseres tegemoetgekomen, wat aanleiding geeft om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank stelt de proceskosten voor de door een derde verleende rechtsbijstand vast op € 418,50. Eiseres heeft ook verzocht om vrijstelling van het griffierecht vanwege betalingsonmacht, wat door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank heeft de beslissing als volgt geformuleerd: het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard en verweerder wordt veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50.