In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 25 mei 2023 een beschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, aangeduid als [minderjarige01]. De kinderrechter heeft deze beslissing genomen na een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming, dat op 16 mei 2023 is ingediend. De minderjarige was eerder onder toezicht gesteld en had in de periode voorafgaand aan de zitting enige vooruitgang laten zien, maar de situatie escaleerde opnieuw, wat leidde tot zorgen over zijn opvoedsituatie en gedrag.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er al geruime tijd zorgen zijn over de opvoedsituatie van [minderjarige01] en zijn eigen problematiek. Ondanks eerdere toezeggingen om te werken aan zijn gedrag, bleek er geen duurzame verbetering te zijn. De minderjarige heeft geweld gebruikt tegen zijn moeder, wat leidde tot de inschakeling van de politie. De Raad en de gecertificeerde instelling hebben aangegeven dat een uithuisplaatsing noodzakelijk is om ervoor te zorgen dat de minderjarige de benodigde hulpverlening kan ontvangen.
De ouders van [minderjarige01] hebben aangegeven akkoord te gaan met het verzoek van de Raad. De kinderrechter heeft op basis van de ingediende stukken en de mondelinge behandeling geoordeeld dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De beschikking verleent een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de voorlopige ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, M. van Leeuwen.