ECLI:NL:RBDHA:2023:8369

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juni 2023
Publicatiedatum
9 juni 2023
Zaaknummer
SGR 22/1743
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewetuitkering en procesbelang na standpuntwijziging Uwv

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. S.A.E. Vancraeynest, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door mr. J.S. de Vreeze. Eiseres had een beroep ingesteld tegen het besluit van het Uwv om haar Ziektewetuitkering per 14 januari 2022 te beëindigen, omdat zij volgens het Uwv per 11 oktober 2021 niet ongeschikt was voor haar arbeid. Het Uwv had het bezwaar van eiseres tegen dit besluit ongegrond verklaard.

Tijdens de beroepsprocedure heeft het Uwv zijn standpunt gewijzigd en eiseres per 11 oktober 2021 alsnog arbeidsongeschikt verklaard als gevolg van zwangerschap of bevalling. Dit leidde ertoe dat de feitelijke grondslag van het primaire besluit, dat bij het bestreden besluit was gehandhaafd, niet langer geldig was. De rechtbank heeft ambtshalve de ontvankelijkheid van het beroep getoetst en geconcludeerd dat eiseres met een inhoudelijke beoordeling van het beroep niet meer in een betere positie kon komen, waardoor het procesbelang aan deze procedure was komen te ontvallen. Het beroep werd derhalve niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank heeft echter ook overwogen dat het Uwv pas tijdens de beroepsprocedure tot deze standpuntwijziging was gekomen. Daarom is het Uwv veroordeeld in de proceskosten die eiseres had gemaakt, welke zijn vastgesteld op € 1.434,-. Daarnaast is bepaald dat het Uwv het door eiseres betaalde griffierecht van € 50,- dient te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/1743 ZW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 juni 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

gemachtigde: mr. S.A.E. Vancraeynest
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
gemachtigde: mr. J.S. de Vreeze.

Procesverloop

Bij besluit van 13 januari 2022 (het primaire besluit) heeft het Uwv de uitkering die eiseres ontving op grond van de Ziektewet (ZW), per 14 januari 2022 beëindigd, op de grond dat eiseres per 11 oktober 2021 niet ongeschikt was (als gevolg van zwangerschap of bevalling) voor haar arbeid.
Bij besluit van 2 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft nadere stukken ingediend.
Van het Uwv is een brief ingekomen van 21 april 2023.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 april 2023. Eiseres en haar gemachtigde zijn met voorafgaande kennisgeving niet ter zitting verschenen. Namens het Uwv is niemand ter zitting verschenen.

Overwegingen

1. De rechtbank toetst ambtshalve de ontvankelijkheid van het beroep. Uit voormelde brief van 21 april 2023 blijkt dat de Uwv tijdens de beroepsprocedure zijn standpunt heeft gewijzigd en per wijzigingsbesluit van 21 april 2023 eiseres per 11 oktober 2021 alsnog arbeidsongeschikt acht als direct gevolg van zwangerschap of bevalling en dat haar uitkering op de grond van de ZW wederom 100% van haar dagloon bedraagt.
Daarmee is aan het primaire besluit, dat bij het bestreden besluit is gehandhaafd, de feitelijke grondslag komen te ontvallen, zodat ervan dient te worden uitgegaan dat het Uwv die besluiten kennelijk niet langer handhaaft.
2. Het gevolg hiervan is dat eiseres met een inhoudelijk beoordeling van dit beroep niet meer in een betere positie kan komen te verkeren, waardoor het procesbelang aan deze procedure is komen te ontvallen. Het beroep zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard.
3. In de omstandigheid dat het Uwv pas tijdens de beroepsprocedure tot deze standpuntwijziging is gekomen, ziet de rechtbank aanleiding om het Uwv te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten.
4. De vergoeding van de proceskosten is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling. In bezwaar heeft elke proceshandeling een waarde van € 597,-. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 837,-. Eiseres heeft in bezwaar gevraagd om vergoeding van de proceskosten. De gemachtigde heeft een bezwaarschrift ingediend en een beroepschrift ingediend. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.434,-.
5. Tevens zal de rechtbank bepalen dat door het Uwv aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 50,- dient te worden vergoed.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt het Uwv tot betaling van € 1.434,- aan proceskosten aan eiseres;
  • bepaalt dat het Uwv het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.G. Meeder, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Gerde, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 juni 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.