ECLI:NL:RBDHA:2023:8351

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juni 2023
Publicatiedatum
9 juni 2023
Zaaknummer
NL23.15177
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het vreemdelingenrecht met betrekking tot zicht op uitzetting

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 2 juni 2023 uitspraak gedaan over de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring die aan eiser is opgelegd op 3 februari 2023 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft de rechtmatigheid van deze maatregel voor het laatst getoetst in een eerdere uitspraak van 22 februari 2022, waarin werd vastgesteld dat de maatregel tot het sluiten van het onderzoek op 10 maart 2023 rechtmatig was. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft deze uitspraak op 16 maart 2023 bevestigd. De rechtbank heeft ambtshalve getoetst of de maatregel nog voldoet aan de eisen van het Unierecht, nu er een lange termijn is verstreken zonder dat eiser beroep heeft ingesteld tegen het voortduren van de maatregel.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de Marokkaanse autoriteiten in beginsel meewerken aan de verstrekking van een laissez passer, maar dat er tot op heden geen reactie is ontvangen. De rechtbank oordeelt dat er nog steeds zicht is op uitzetting, aangezien de Marokkaanse autoriteiten niet hebben aangegeven dat zij niet tot afgifte van een laissez passer zullen overgaan. De rechtbank heeft ook gekeken naar de voortvarendheid van de uitzetting en concludeert dat de Staatssecretaris voldoende stappen heeft ondernomen om de uitzetting te realiseren. Eiser heeft niet aangetoond dat hij zijn medewerking aan de uitzetting verleent, wat een belangrijke factor is in de beoordeling.

Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat de voortduring van de maatregel van bewaring rechtmatig is en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier P. Bruins, en is openbaar gemaakt op 2 juni 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.15177
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. W.M. Blaauw),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S. Faddach).

Procesverloop

Verweerder heeft op 3 februari 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, heeft de rechtmatigheid van deze maatregel van bewaring voor het laatst getoetst. Uit de uitspraak van 22 februari 2022 (in de zaak NL23.3956) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt (10 maart 2023) rechtmatig is. Bij uitspraak van 16 maart 2023 (in de zaak 202301315/1/V3) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State deze uitspraak bevestigd.
Deze maatregel duurt nog voort. Inmiddels is een lange termijn verstreken zonder dat door of namens eiser beroep is ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring. Op grond van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 20221 toetst de rechtbank nu ambtshalve of deze maatregel nog voldoet aan de eisen die daaraan door het Unierecht worden gesteld.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De rechtbank heeft het in deze procedure op 30 mei 2023 een zitting gehouden. Eiser en zijn gemachtigde hebben vooraf kenbaar gemaakt dat zij niet ter zitting zullen verschijnen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1 ECLI:EU:C:2022:858.

Overwegingen

1. De rechtbank oordeelt over het zicht op uitzetting als volgt. In beginsel werken de Marokkaanse autoriteiten mee aan de verstrekking van een laissez passer (lp). Verweerder heeft op 13 februari 2023 een lp-aanvraag ingediend. In de omstandigheid dat de Marokkaanse autoriteiten tot op heden nog niet hebben gereageerd en evenmin bekend is of en zo ja wanneer, een presentatie van eiser zal plaatsvinden, ligt geen aanleiding voor het oordeel dat zij niet tot verstrekking van de lp zullen overgaan. In ieder geval hebben de Marokkaanse autoriteiten niet meegedeeld dat zij in het geval van eiser niet tot afgifte van een lp zullen overgaan. Aldus ontbreekt het zicht op uitzetting van eiser naar Marokko niet.
2. Bij de rechterlijke toets of verweerder de uitzetting voortvarend verricht, dient de rechtbank het geheel aan handelingen ter voorbereiding van de uitzetting in ogenschouw te nemen. In dat verband is van belang dat verweerder nog op 17 mei 2023 heeft gerappelleerd bij de Marokkaanse autoriteiten en dat verweerder nog op 16 mei 2023 een vertrekgesprek met eiser heeft gevoerd. Het is niet aannemelijk dat de uitzetting van eiser kan worden bespoedigd, indien verweerder méér of andere handelingen verricht. Verder geldt onverminderd dat op eiser de plicht rust om zijn actieve en volledige medewerking te verlenen aan zijn uitzetting. Niet gebleken is dat eiser invulling geeft aan deze verplichting. Al met al is de rechtbank van oordeel dat verweerder vooralsnog voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser.
3. Er is onverkort een risico dat eiser zich aan het toezicht op vreemdeling en zal onttrekken. Verder is er geen garantie dat de uitzetting van eiser zal worden gerealiseerd indien aan hem een lichter middel dan de maatregel van bewaring wordt opgelegd. Eiser heeft voorts geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die verweerder ertoe hadden moeten brengen om met een lichter middel te volstaan. Terecht heeft verweerder de belangenafweging in het nadeel van eiser laten uitvallen.
4. De rechtbank komt tot de conclusie dat de voortduring van de maatregel van bewaring van eiser nog steeds rechtmatig is. Hieruit vloeit voort dat er geen aanleiding is om eiser schadevergoeding of een proceskostenveroordeling toe te kennen.

Beslissing

De rechtbank:
- oordeelt dat de maatregel van bewaring onverkort rechtmatig is;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Bruins, griffier.
02 juni 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: