7.3Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich allereerst schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld. De verdachte heeft op klaarlichte dag een overval gepleegd op een [bedrijf] . Om deze overval te kunnen plegen had de verdachte als wapen een mes geregeld. Bij de overval is de aangeefster daadwerkelijk met dit mes bedreigd. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee. De verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan een ernstig feit dat schrik en angst heeft veroorzaakt bij de aangeefster. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke misdrijven als gevolg van hetgeen hen is overkomen nog langdurig nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden, onder andere doordat zij zich niet meer veilig voelen in hun werkomgeving. Verder veroorzaken deze feiten in breder verband onrust en gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De verdachte was kennelijk enkel uit op financieel gewin en is daarbij volledig voorbijgegaan aan de nadelige gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer. Bovendien is de verdachte pas gaan verklaren nadat zijn betrokkenheid door verspreiding van beelden bekend dreigde te raken. De rechtbank rekent dit alles de verdachte zwaar aan.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een destijds 13-jarig meisje. Hierdoor heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke, geestelijke en seksuele integriteit van het slachtoffer en daarmee op haar toekomstige (seksuele) ontwikkeling. Het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige is strafbaar gesteld ter bescherming van de seksuele integriteit van de minderjarigen die daartoe, gelet op hun jeugdige leeftijd, in het algemeen niet of onvoldoende zelf in staat worden geacht te zijn. Het is zeer kwalijk dat de verdachte, terwijl hij wist dat het meisje zojuist met twee andere jongens ontuchtige handelingen had gepleegd en, terwijl hij in de gaten had dat het niet goed ging met het meisje, het slachtoffer ook bij hem ontuchtige handelingen heeft laten plegen. De verdachte heeft geen oog gehad voor de ernstige gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer. Dit soort feiten rechtvaardigen in beginsel oplegging van een flinke vrijheidsbenemende straf.
Vervolgens moet worden nagegaan of de persoon van de verdachte of zijn persoonlijke omstandigheden invloed hebben op de strafoplegging en zo ja, in welke mate.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 15 februari 2023, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld. Nu dit het uitgangspunt is, heeft dit geen invloed op de strafoplegging.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van de pro Justitia-rapportage van 29 maart 2022. De onderzoeker [naam 1] (GZ-psycholoog) heeft geconcludeerd dat bij de verdachte in diagnostische zin sprake is van oppositionele-opstandige stoornis waaraan problematische omstandigheden in de thuissituatie ten grondslag liggen. Het afgelopen jaar was betrokkene op school vaak boos en ontevreden en maakte ruzie met gezagsfiguren. Ook verzuimde hij van school en weigerde hij te voldoen aan de regels die werden gesteld. De verdachte is geneigd anderen de schuld te geven van zijn fouten. In de thuissituatie is sprake van ouder-kind relatieproblematiek doordat de moeder onvoldoende grip heeft op het gedrag van de verdachte en zij haar eigen frustratie ten aanzien van scholen en systemen laat doorwerken. De verdachte laat een zorgelijke ontwikkeling zien op uiteenlopende levensterreinen. Op school is er de afgelopen jaren sprake van leer- en onderwijsproblemen. De psychische stoornis is volgens de onderzoeker van invloed geweest op de ten laste gelegde feiten, indien bewezen. De rechtbank wordt dan ook geadviseerd om de ten laste gelegde feiten, indien bewezen, aan de verdachte in verminderde mate toe te rekenen.
De kans op recidive wordt door de onderzoeker als matig tot hoog ingeschat. De verdachte voelt zich aangetrokken tot probleemjongeren en spanningsvolle situaties, is geneigd grenzen op te zoeken en bagatelliseert het gegeven dat hij hierdoor in probleemsituaties verzeild kan raken, met alle risico’s van dien. De verdachte is in zijn functioneren nog sterk afhankelijk van de structuur en de controle die zijn omgeving hem biedt. Bovendien heeft hij al langere tijd geen adequate dagbesteding gehad. Om het recidiverisico te beperken en om de ontwikkeling van de verdachte in gunstige zin te bevorderen, is het volgens de onderzoeker wenselijk dat de jeugdreclasseringsbegeleiding wordt voortgezet. Daarnaast zou een behandeltraject bij De Waag of een vergelijkbare instelling een goede optie zijn.
Ter terechtzitting heeft [naam 2] , deskundige namens jeugdreclassering Jeugdbescherming west, toegelicht dat er afgelopen september zeer grote zorgen waren over de geestelijke toestand van de verdachte. Het middelengebruik is een oorzaak daarvan geweest, maar ook de stress en de onzekerheid die het zo lang in schorsing moeten lopen met zich mee hebben gebracht, hebben een hele grote tol geëist. Inmiddels zijn de onderzoeken bij De Waag afgerond en volgt eind maart een behandeladvies vanuit De Waag. Hopelijk kan na dit advies weer worden gebouwd aan de toekomst van de verdachte. Aangezien de verdachte vanuit intrinsieke motivatie onlangs zelf om een coach heeft verzocht, hoeft een coachingstraject niet te worden opgenomen in de bijzondere voorwaarden. De deskundige adviseert een deels voorwaardelijke werkstraf met een proeftijd van twee jaren. Verder adviseert de deskundige om het jeugdreclasseringstoezicht en de behandelverplichting bij De Waag als bijzondere voorwaarden op te nemen. Tot slot heeft de deskundige geadviseerd de bijzondere voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) over de verdachte van 16 maart 2023. De Raad heeft slechts een beperkt beeld kunnen verkrijgen van de huidige omstandigheden van de verdachte, zijn ontwikkeling, zijn opvoedomgeving en de kans op herhaling. De Raad onthoudt zich dan ook van het geven van een strafadvies en refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
[naam 3] , deskundige namens de Raad, heeft ter terechtzitting aanvullend naar voren gebracht dat de (gewelds)feiten een jeugddetentie rechtvaardigen. De deskundige adviseert een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest. Voor het overige sluit de Raad aan bij hetgeen door de deskundige van de jeugdreclassering naar voren is gebracht.
Toerekeningsvatbaarheid
De rechtbank volgt de conclusie van de deskundige voor wat betreft de toerekeningsvatbaarheid en legt die ten grondslag aan haar oordeel en acht de verdachte daarom verminderd toerekeningsvatbaar. Dit heeft een matigende werking op de strafoplegging.
Redelijke termijn
De redelijke termijn waarbinnen een jeugdstrafzaak moet zijn afgedaan is zestien maanden. In deze zaak is die termijn, voor het in dagvaarding II ten laste gelegde feit, met 4 maanden overschreden. Deze overschrijding wordt in strafmatigende zin meegewogen. Bovendien heeft de verdachte door een zeer lange schorsingsperiode erg lang in onzekerheid verkeerd. Door de reclasseringsmedewerker is aangevoerd dat deze onzekerheid zwaar op de verdachte heeft gedrukt en dat dit effect heeft gehad op zijn psychische gezondheid. Ook hiermee zal de rechtbank in strafmatigende zin rekening houden bij de strafoplegging.
Straf
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. De aard en de ernst van de feiten rechtvaardigen in beginsel een vrijheidsbenemende straf van enige duur, zoals ook geëist door de officier van justitie.
De rechtbank overweegt allereerst dat de rechtbank minder feiten bewezen verklaart dan door de officier van justitie aan de verdachte ten laste zijn gelegd. Daarnaast houdt de rechtbank in strafmatigende zin rekening met de hiervoor genoemde omstandigheden. De rechtbank overweegt verder, zonder de gevolgen voor het slachtoffer die zijn ontstaan door het toedoen van de verdachte te bagatelliseren, dat het zwaartepunt van het zedenfeit bij de twee andere jongens (jongen 1 en 2) heeft gelegen.
De rechtbank zal daarom volstaan met een vrijheidsbenemende straf gelijk aan de duur van het voorarrest naast een forse werkstraf, om op die wijze de ernst van de gepleegde feiten tot uitdrukking te laten komen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 140 uren met aftrek van het voorarrest, waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, recht doet aan alle omstandigheden. Om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte en zo de kans op recidive terug te dringen, vindt de rechtbank de navolgende bijzondere voorwaarden passend: jeugdreclasseringsbegeleiding, een behandelverplichting bij De Waag of een soortgelijke instelling en de verplichting om passend onderwijs en/of een zinvolle dagbesteding te hebben.
Hoewel het middelengebruik van de verdachte aandacht behoeft, gaat de rechtbank niet mee in de door de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarde ten aanzien van een verbod van bezit en gebruik van drugs (inclusief de urinecontroles). Deze bijzondere voorwaarde wordt door geen van de deskundigen geadviseerd.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten een diefstal met geweld en het plegen ontuchtige handelingen. Gelet op de ernst van de feiten, de Pro Justitia rapportage en het advies van de deskundige van de jeugdreclassering, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
8. De vordering van de benadeelde partij [naam 4] en de schadevergoedingsmaatregel