Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[Naam], verzoeker
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
achthonderdzevenendertig euro).
Rechtbank Den Haag
In de zaak tussen verzoeker en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 5 juni 2023 uitspraak gedaan. Verzoeker had een asielaanvraag ingediend, maar deze werd door de staatssecretaris niet in behandeling genomen op basis van de verantwoordelijkheid van Italië. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Op 15 mei 2023 trok de staatssecretaris het bestreden besluit in, waarna verzoeker zijn verzoek om voorlopige voorziening introk, maar wel verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan over de proceskostenveroordeling. De rechter overwoog dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat deze ook van toepassing zijn op de voorlopige-voorzieningenprocedure. Aangezien de staatssecretaris tegemoet is gekomen aan het verzoek van verzoeker, heeft de voorzieningenrechter het verzoek om proceskostenveroordeling als kennelijk gegrond toegewezen.
De voorzieningenrechter heeft de proceskosten vastgesteld op € 837, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.