ECLI:NL:RBDHA:2023:8334
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het vreemdelingenrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 juni 2023 uitspraak gedaan over de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring die aan de eiser is opgelegd op 9 januari 2023 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De maatregel is opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft eerder, in een uitspraak van 16 maart 2022, vastgesteld dat de maatregel van bewaring tot het sluiten van het onderzoek op 10 maart 2023 rechtmatig was. De rechtbank heeft nu ambtshalve getoetst of de maatregel nog steeds voldoet aan de eisen van het Unierecht, nu er een lange termijn is verstreken zonder dat de eiser beroep heeft ingesteld tegen het voortduren van de maatregel.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Marokkaanse autoriteiten in beginsel meewerken aan de verstrekking van een laissez passer voor de eiser. De Staatssecretaris heeft op 16 januari 2023 een aanvraag ingediend, maar tot op heden heeft er geen reactie plaatsgevonden. De rechtbank concludeert dat er nog steeds zicht is op uitzetting, ondanks het gebrek aan een reactie van de Marokkaanse autoriteiten. De rechtbank heeft ook gekeken naar de voortvarendheid van de Staatssecretaris in de uitzettingsprocedure en concludeert dat er voldoende stappen zijn ondernomen om de uitzetting te realiseren.
De rechtbank oordeelt dat er een risico bestaat dat de eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een lichter middel rechtvaardigen. Daarom blijft de maatregel van bewaring rechtmatig. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen aanleiding is om te oordelen dat de maatregel onrechtmatig is.