ECLI:NL:RBDHA:2023:8334

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juni 2023
Publicatiedatum
9 juni 2023
Zaaknummer
NL23.15176
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het vreemdelingenrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 juni 2023 uitspraak gedaan over de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring die aan de eiser is opgelegd op 9 januari 2023 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De maatregel is opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft eerder, in een uitspraak van 16 maart 2022, vastgesteld dat de maatregel van bewaring tot het sluiten van het onderzoek op 10 maart 2023 rechtmatig was. De rechtbank heeft nu ambtshalve getoetst of de maatregel nog steeds voldoet aan de eisen van het Unierecht, nu er een lange termijn is verstreken zonder dat de eiser beroep heeft ingesteld tegen het voortduren van de maatregel.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de Marokkaanse autoriteiten in beginsel meewerken aan de verstrekking van een laissez passer voor de eiser. De Staatssecretaris heeft op 16 januari 2023 een aanvraag ingediend, maar tot op heden heeft er geen reactie plaatsgevonden. De rechtbank concludeert dat er nog steeds zicht is op uitzetting, ondanks het gebrek aan een reactie van de Marokkaanse autoriteiten. De rechtbank heeft ook gekeken naar de voortvarendheid van de Staatssecretaris in de uitzettingsprocedure en concludeert dat er voldoende stappen zijn ondernomen om de uitzetting te realiseren.

De rechtbank oordeelt dat er een risico bestaat dat de eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een lichter middel rechtvaardigen. Daarom blijft de maatregel van bewaring rechtmatig. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen aanleiding is om te oordelen dat de maatregel onrechtmatig is.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.15176
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. W.M. Blaauw),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S. Faddach).

Procesverloop

Verweerder heeft op 9 januari 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, heeft de rechtmatigheid van deze maatregel van bewaring voor het laatst getoetst. Uit de uitspraak van 16 maart 2022 (in de zaak NL23.6561) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt (10 maart 2023) rechtmatig is.
Deze maatregel duurt nog voort. Inmiddels is een lange termijn verstreken zonder dat door of namens eiser beroep is ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring. Op grond van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 20221 toetst de rechtbank nu ambtshalve of deze maatregel nog voldoet aan de eisen die daaraan door het Unierecht worden gesteld.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
De rechtbank heeft het in deze procedure op 30 mei 2023 een zitting gehouden. Eiser en zijn gemachtigde hebben vooraf kenbaar gemaakt dat zij niet ter zitting zullen verschijnen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1 ECLI:EU:C:2022:858.

Overwegingen

1. De rechtbank oordeelt over het zicht op uitzetting als volgt. In beginsel werken de Marokkaanse autoriteiten mee aan de verstrekking van een laissez passer (lp). Verweerder heeft op 16 januari 2023 een lp-aanvraag ingediend. In de omstandigheid dat de Marokkaanse autoriteiten tot op heden nog niet hebben gereageerd en evenmin bekend is of en zo ja wanneer, een presentatie van eiser zal plaatsvinden, ligt geen aanleiding voor het oordeel dat zij niet tot verstrekking van de lp zullen overgaan. In ieder geval hebben de Marokkaanse autoriteiten niet meegedeeld dat zij in het geval van eiser niet tot afgifte van een lp zullen overgaan. Aldus ontbreekt het zicht op uitzetting van eiser naar Marokko niet.
2. Bij de rechterlijke toets of verweerder de uitzetting voortvarend verricht, dient de rechtbank het geheel aan handelingen ter voorbereiding van de uitzetting in ogenschouw te nemen. In dat verband is van belang dat verweerder nog op 17 mei 2023 heeft gerappelleerd bij de Marokkaanse autoriteiten en dat verweerder nog op 24 mei 2023 een vertrekgesprek met eiser heeft gevoerd. Het is niet aannemelijk dat de uitzetting van eiser kan worden bespoedigd, indien verweerder méér of andere handelingen verricht. Verder geldt onverminderd dat op eiser de plicht rust om zijn actieve en volledige medewerking te verlenen aan zijn uitzetting. In dat verband geldt dat uit de verklaringen van eiser valt op te maken dat hij niet bereid is om zelfstandig actie te ondernemen. Al met al is de rechtbank van oordeel dat verweerder vooralsnog voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser.
3. Er is onverkort een risico dat eiser zich aan het toezicht op vreemdeling en zal onttrekken. Verder is er geen garantie dat de uitzetting van eiser zal worden gerealiseerd indien aan hem een lichter middel dan de maatregel van bewaring wordt opgelegd. Eiser heeft voorts geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die verweerder ertoe hadden moeten brengen om met een lichter middel te volstaan. Terecht heeft verweerder de belangenafweging in het nadeel van eiser laten uitvallen.
4. De rechtbank komt tot de conclusie dat de voortduring van de maatregel van bewaring van eiser nog steeds rechtmatig is. Hieruit vloeit voort dat er geen aanleiding is om eiser schadevergoeding of een proceskostenveroordeling toe te kennen.

Beslissing

De rechtbank:
- oordeelt dat de maatregel van bewaring onverkort rechtmatig is;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Bruins, griffier.
02 juni 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan voor zover daarbij is beslist over het verlengingsbesluit hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.
Tegen deze uitspraak staat voor zover daarbij is beslist over het voortduren van de bewaring geen rechtsmiddel open.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: