ECLI:NL:RBDHA:2023:8333

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juni 2023
Publicatiedatum
9 juni 2023
Zaaknummer
NL23.5553
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag met tegenstrijdige verklaringen over incident in Gambia

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 juni 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Gambiaanse nationaliteit, had op 13 mei 2021 een asielaanvraag ingediend, nadat hij eerder niet tijdig aan Italië was overgedragen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiser Nederland in april 2021 is ingereisd en pas in mei 2021 een aanvraag heeft ingediend. Eiser heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft de zaak behandeld en de verklaringen van eiser over een incident met een voertuig in Gambia als wisselend en tegenstrijdig beoordeeld. Eiser had verklaard dat hij een dodelijk ongeluk had veroorzaakt, maar zijn verklaringen varieerden over de details van het incident. De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht de aanvraag als kennelijk ongegrond heeft afgewezen en dat eiser Nederland onmiddellijk moest verlaten. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan binnen een week na bekendmaking van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.5553

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. A. van der Toorn),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.H.H.P.M. Kelderman).

ProcesverloopMet het besluit van 17 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 11 april 2023 in Breda op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [Geboortedatum] en heeft de Gambiaanse nationaliteit. Op 13 mei 2021 heeft hij een asielaanvraag ingediend in Nederland. Verweerder heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk wordt geacht voor de behandeling daarvan. Het beroep en het hoger beroep dat eiser hiertegen heeft ingesteld, zijn ongegrond verklaard. [1] Eiser is echter niet tijdig overgedragen aan Italië, waardoor hij alsnog in de nationale procedure is opgenomen. Op 6 februari 2022 heeft eiser wederom een asielaanvraag ingediend in Nederland.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag op grond van artikel 30b, eerste lid, onder h, van de Vw [2] afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiser Nederland in april 2021 is ingereisd en hij pas op 13 mei 2021 een asielaanvraag heeft ingediend. Verder heeft verweerder de gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht. Verweerder acht eisers verklaringen over het incident met de auto dat in Gambia zou hebben plaatsgevonden, en de daaruit voortvloeiende problemen echter niet geloofwaardig. Omdat de aanvraag wordt afgewezen als kennelijk ongegrond, heeft verweerder bepaald dat eiser Nederland onmiddellijk dient te verlaten en is tegen eiser een inreisverbod voor de duur van twee jaar uitgevaardigd.
3. Eiser voert aan dat hij geen wisselende verklaringen heeft afgelegd over het incident met het voertuig. Hij handhaaft zijn eerder afgelegde verklaringen over het incident en de schadevergoeding en verwijst daarbij naar de zienswijze. Verder stelt eiser in bewijsnood te verkeren voor wat betreft de aangifte, die is gedaan van de bedreiging door de familie van de slachtoffers van het incident, omdat er door de politie in Gambia geen kopieën worden verstrekt. Tot slot stelt eiser niet te begrijpen waarom er een inreisverbod voor de duur van twee jaar wordt opgelegd.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank terecht aan eiser tegengeworpen dat hij wisselend heeft verklaard over het incident. Eiser heeft bij zijn eerste asielaanvraag verklaard dat hij een dodelijk ongeluk heeft veroorzaakt met de auto van zijn tante. [3] In het aanmeldgehoor stelt hij daarentegen dat hij een ongeluk heeft gekregen met de vrachtwagen van zijn vader, waarbij er cementblokken op een auto terecht zijn gekomen. [4] Deze verklaring heeft hij in de correcties en aanvullingen niet gecorrigeerd. In het nader gehoor verklaart eiser vervolgens dat de vrachtwagen zelf terecht is gekomen op de slachtoffers, die langs de kant van de weg zaten. [5] Aangezien dit de kern van het asielrelaas van eiser betreft, mag van hem verwacht worden dat hij hierover consistent verklaart.
5. Verder heeft eiser verklaard niet te weten of hij tot een gevangenisstraf is veroordeeld en hoeveel schadevergoeding hij moest betalen. [6] Als zijn zus de betaling van de schadevergoeding zou hebben afgehandeld, zoals eiser stelt, dan ligt het op zijn weg om daar bij haar navraag over te doen of te verzoeken om documenten die deze stelling onderbouwen. Gesteld noch gebleken is dat eiser dit heeft gedaan.
6. Ook ten aanzien van de gestelde problemen naar aanleiding van het incident heeft eiser wisselend verklaard. Zo heeft hij in eerste instantie verklaard dat hij onderweg was naar Libië toen hij hoorde dat het been van zijn broertje was gebroken [7] , terwijl hij later stelt dat het been van zijn broertje is gebroken na zijn vrijlating. [8] Verweerder heeft deze verklaringen dan ook niet ten onrechte niet geloofwaardig geacht. Dat de politie in Gambia geen kopieën van aangiftes verstrekt en eiser op dat punt in bewijsnood zou verkeren, leidt niet tot een ander oordeel.
7. Omdat de aanvraag is afgewezen als kennelijk ongegrond, was verweerder bevoegd te bepalen dat eiser Nederland onmiddellijk dient te verlaten. Dit volgt uit artikel 62, tweede lid, aanhef en onder b, van de Vw. Omdat verweerder eiser een vertrektermijn heeft (kunnen) onthouden, was hij op grond van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw ook gehouden aan eiser een inreisverbod op te leggen. Eiser heeft geen individuele omstandigheden aangevoerd op grond waarvan verweerder had moeten afzien van het inreisverbod, dan wel de duur van het inreisverbod had moeten verkorten.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van mr.A.J.J. Sterks, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zaaknummers NL21.13796 en 202106884/1/V1.
2.Vreemdelingenwet 2000.
3.Gehoor 13 mei 2021, p. 2.
4.Aanmeldgehoor p. 14.
5.Nader gehoor p. 5 en p. 9.
6.Nader gehoor p. 12 en 13.
7.Nader gehoor p. 6.
8.Nader gehoor p. 14.