ECLI:NL:RBDHA:2023:8329

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 mei 2023
Publicatiedatum
9 juni 2023
Zaaknummer
NL23.13143
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen terugkeerbesluit en inreisverbod, niet-ontvankelijkheid en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 31 mei 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een terugkeerbesluit dat aan eiser, een Albanese nationaliteit houder, was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het terugkeerbesluit, dat op 22 april 2023 was genomen, stelde dat eiser niet langer rechtmatig in Nederland verbleef en onmiddellijk naar Albanië moest terugkeren. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij stelde dat het besluit geen inreisverbod bevatte, in tegenstelling tot de bewering van verweerder dat het besluit ook als inreisverbod moest worden gelezen.

Tijdens de zitting op 8 mei 2023 heeft eiser zijn beroep ingetrokken voor zover dit gericht was tegen het terugkeerbesluit, maar hij heeft volgehouden dat het besluit van 22 april 2023 geen inreisverbod bevatte. De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen overwogen. Verweerder stelde dat het terugkeerbesluit in samenhang met een proces-verbaal van bevindingen moest worden gelezen, waarin werd gesuggereerd dat het besluit ook een inreisverbod inhield. De rechtbank oordeelde echter dat het besluit van 22 april 2023 geen inreisverbod bevatte, omdat er geen inhoudelijke motivering of aanknopingspunt voor een inreisverbod in het besluit zelf was opgenomen.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk was, omdat er geen inreisverbod was opgelegd. Desondanks heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 1.674,00 zijn vastgesteld. Deze kosten zijn gebaseerd op de door eiser gemaakte kosten voor rechtsbijstand, aangezien hij een toevoeging had ontvangen. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier S.J. Valk, en is openbaar gemaakt op 31 mei 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.13143
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. H.G.A.M. Halfers),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M.A.M. Janssen).

Procesverloop

Verweerder heeft bij besluit van 22 april 2023 aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd. Op 24 april 2023 heeft verweerder een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt, waarin staat dat het opgelegde terugkeerbesluit ook gelezen moet worden als een inreisverbod voor de duur van twee jaar. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 22 april 2023.
De rechtbank heeft het beroep op 8 mei 2023 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Albanese nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 2002.
2. Ter zitting heeft eiser het beroep ingetrokken, voor zover dit gericht is tegen het terugkeerbesluit. Eiser heeft voorts gesteld dat het besluit van 22 april 2023 geen inreisverbod bevat.
3. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het besluit van 22 april 2023 wél tevens een inreisverbod bevat. Verweerder heeft daartoe aangevoerd dat dit besluit gelezen moet worden in samenhang met het proces-verbaal van 24 april 2023. Verder heeft verweerder aangevoerd dat eiser voorafgaande aan het opleggen van het besluit van
22 april 2023 is gehoord op het voornemen om een hem inreisverbod op te leggen. Ook bevat het besluit van 22 april 2023 volgens verweerder een inhoudelijke motivering met betrekking tot het inreisverbod.
4. De rechtbank oordeelt dat verweerder geen inreisverbod heeft opgelegd ten aanzien van eiser. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
5. Het besluit van 22 april 2023 heeft als titel “terugkeerbesluit”. In het besluit staat dat eiser niet langer rechtmatig in Nederland verblijft en dat hij onmiddellijk moet terugkeren naar Albanië. In het besluit heeft verweerder toegelicht dat en waarom er een risico is dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder is vervolgens op de zienswijze van eiser over het voornemen tot het opleggen van een terugkeerbesluit ingegaan. Ook heeft verweerder twee vragen en antwoorden opgenomen die betrekking hebben op het voornemen om eiser een inreisverbod op te leggen.
6. Het besluit van 22 april 2023 bevat geen aanknopingspunt of motivering die betrekking heeft op een inreisverbod. Het proces-verbaal van 24 april 2023 verandert deze situatie niet. Dit vooral niet, omdat dit proces-verbaal ook geen enkele inhoudelijke motivering over een inreisverbod bevat. Het is een feit dat verweerder voorafgaande aan het opleggen van het besluit van 22 april 2023 eiser heeft gehoord over het voornemen om hem een inreisverbod op te leggen. Dit feit op zich leidt er evenwel niet toe dat het besluit van
22 april 2023 mede als inreisverbod kan worden beschouwd. Het gehoor maakt immers geen onderdeel uit van dat besluit. Verder heeft verweerder in het besluit van 22 april 2023 twee vragen en antwoorden opgenomen, betrekking hebbende op het voornemen om een inreisverbod op te leggen. Het besluit van 22 april 2023 verbindt aan deze twee vragen en antwoorden echter geen motivering en/of conclusie met betrekking tot een inreisverbod.
7. Aangezien verweerder dus geen inreisverbod heeft opgelegd, is het beroep van eiser niet-ontvankelijk. De rechtbank ziet wel aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten die eiser heeft gemaakt. Dit omdat eiser door toedoen van verweerder genoodzaakt is geweest om beroep in te stellen tegen het besluit van 22 april 2023. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
31 mei 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.