ECLI:NL:RBDHA:2023:8315

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
AWB - 23 _ 184
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestuurlijke boete wegens overtreding van de Wet op de Kansspelen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 maart 2023 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van de vennootschap [verzoekster] Ltd. tegen de Raad van Bestuur van de Kansspelautoriteit. De zaak betreft een bestuurlijke boete van € 12.640.000,- die aan verzoekster is opgelegd wegens overtreding van de Wet op de Kansspelen (Wok). Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om schorsing van de boete tot het moment dat verweerder op het bezwaar heeft beslist.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen spoedeisend belang is bij het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening. Verzoekster heeft financiële stukken ingediend ter onderbouwing van haar claim dat betaling van de boete zou leiden tot faillissement. Echter, de voorzieningenrechter oordeelt dat een financieel belang in de regel geen aanleiding geeft tot het treffen van een voorlopige voorziening. Bovendien is er geen sprake van evidente onrechtmatigheid van het besluit van verweerder. De voorzieningenrechter concludeert dat het besluit van de Kansspelautoriteit niet onterecht is, aangezien verzoekster zonder vergunning online kansspelen heeft aangeboden.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen spoedeisend belang is en het besluit niet evident onrechtmatig is. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 1 maart 2023, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

REchtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/184
uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 maart 2023 op het verzoek om een voorlopige voorziening van
de vennootschap [verzoekster] Ltd., te [vestigingsplaats] ( [land] ), verzoekster
(gemachtigden: mr. G.S. Billet en J.L. Vissers),
tegen

de raad van bestuur van de Kansspelautoriteit, verweerder

(gemachtigden: mrs. M.J. Reitsema en R.G.J. Wildemors).

Procesverloop

Bij besluit van 20 december 2022 (het boetebesluit) heeft verweerder aan verzoekster een bestuurlijke boete van € 12.640.000,- opgelegd wegens overtreding van de Wet op de kansspelen (Wok). [1]
Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft de voorzieningenrechter laten weten dat het besluit wordt opgeschort tot en met 21 februari 2023. Tijdens de zitting heeft verweerder het besluit op verzoek van de voorzieningenrechter geschorst totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 16 februari 2023 op zitting behandeld, gezamenlijk met het verzoek met zaaknummer SGR 23/186, inzake het besluit van verweerder tot openbaarmaking van het boetebesluit. Na de zitting zijn de zaken gesplitst. In beide zaken wordt afzonderlijk uitspraak gedaan.
Verzoekster heeft zich op de zitting laten vertegenwoordigen door [naam], directeur bij verzoekster, bijgestaan door haar gemachtigden. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Aan verzoekster, exploitant van de website [website] , is een boete opgelegd van € 12.640.000,- omdat zij gelegenheid heeft gegeven tot deelname aan online kansspelen zonder dat zij de daarvoor benodigde vergunning heeft. De boete bestaat uit een basisboete van 4% van de omzet, die is verhoogd omdat er sprake is van boeteverhogende omstandigheden en van recidive. Verzoekster is het niet eens met dit besluit en heeft in haar verzoek om een voorlopige voorziening gevraagd om het boetebesluit te schorsen tot het moment dat verweerder heeft beslist op het bezwaar.
Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
2. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Deze procedure kan alleen worden gevoerd als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. Voordat de zaak inhoudelijk kan worden behandeld, moet eerst worden beoordeeld of er sprake is van een spoedeisend belang bij het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening.
3. Verzoekster heeft ter onderbouwing van het spoedeisend belang financiële stukken ingediend. Zij stelt dat zij onvoldoende middelen heeft om de boete te voldoen. Als het boetebesluit niet wordt geschorst zal de opgelegde boete direct leiden tot een faillissement.
Heeft verzoekster een spoedeisend belang bij deze procedure?
4. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoekster geen spoedeisend belang bij het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening. De belangen die verzoekster naar voren heeft gebracht zijn financieel van aard. Het is vaste rechtspraak dat een financieel belang in de regel geen aanleiding geeft tot het treffen van een voorlopige voorziening.
Allereerst vindt de voorzieningenrechter van belang dat verzoekster met verweerder een betalingsregeling kan treffen. De gemachtigde van verweerder heeft hierover op zitting gezegd dat het totale boetebedrag vooralsnog binnen een periode van één jaar na 20 december 2022 (in gedeeltes) betaald zou mogen worden. Op dit moment staat, uitgaande van een betalingsregeling, de uiterste betaaldatum daarmee dus op 20 december 2023.
Daarnaast blijkt naar het oordeel van de voorzieningenrechter uit de door verzoekster ingediende stukken niet, dat betaling van de boete zal leiden tot een acute financiële noodsituatie, of dat de continuïteit van de onderneming van verzoekster hierdoor zal worden bedreigd. Onvoldoende duidelijk is, of de overgelegde financiële stukken een volledig en juist financieel beeld geven van verzoekster. Niet is gebleken dat een audit is verricht volgens een relevante (internationale) norm. Ook is er geen duidelijkheid over de positie van verzoekster binnen het (internationale) concern waarvan zij deel uitmaakt. Daarbij komt dat verzoekster op dit moment, zo heeft zij ter zitting verklaard, 47 online casino’s exploiteert waaruit zij inkomsten genereert.
Ten aanzien van de verwijzing door verzoekster naar het faillissement van een online casino exploitant die exploiteerde vanuit [land] , overweegt de voorzieningenrechter dat verzoekster daarmee niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijzelf als gevolg van de opgelegde boete failliet zal gaan. Verzoekster heeft ook niet onderbouwd dat het faillissement van die exploitant is veroorzaakt door de boetes die aan die exploitant waren opgelegd.
Is het besluit evident onrechtmatig?
5. De door verzoekster gevraagde voorlopige voorziening kan ondanks het ontbreken van een spoedeisend belang, toch worden getroffen, als het besluit van verweerder evident onrechtmatig is. Daarmee wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht ernstig moet worden betwijfeld, of het door verweerder ingenomen standpunt juist is en of het besluit in de bezwaarprocedure in stand zal blijven. De voorzieningenrechter geeft hierover een voorlopig oordeel. In een eventuele bodemprocedure hoeft de rechtbank dit oordeel niet te volgen.
6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat van evidente onrechtmatigheid geen sprake is. Uit de Wok blijkt namelijk dat het verboden is om zonder vergunning gelegenheid te geven aan consumenten in Nederland om deel te nemen aan kansspelen. [2] Uit het boeterapport volgt dat de website bereikbaar was vanaf een Nederlands IP-adres en verweerder met Nederlandse adresgegevens een account kon aanmaken, daarop kon inloggen, een storting kon doen en kon deelnemen aan kansspelen. Er kan dan ook niet worden gezegd dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de Wok is overtreden. Verder ziet de voorzieningenrechter in de bezwaren tegen de hoogte van de opgelegde boete geen reden om een voorlopige voorziening te treffen. De discussie hierover kan door partijen in de bezwaarfase worden gevoerd.
Conclusie
7. Nu geen sprake is van een spoedeisend belang en er ook geen sprake is van een evident onrechtmatig besluit, bestaat er geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van Y.E. de Loos, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2023.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a en artikel 35a van de Wok
2.Artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wok