ECLI:NL:RBDHA:2023:8283

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juni 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
NL22.18621
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Nigeriaan wegens ongeloofwaardige verklaringen over bedreigingen en problemen met neef

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 juni 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiser. De eiser had op 27 december 2018 asiel aangevraagd in Nederland, waarbij hij stelde dat hij problemen had met zijn neef over een stuk grond. Hij beweerde dat zijn neef, die lid zou zijn van de Cultist boys, hem had bedreigd en dat hij hierdoor was gevlucht naar Europa. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag echter afgewezen, omdat de verklaringen van de eiser als ongeloofwaardig werden beschouwd. De rechtbank heeft het bestreden besluit van de staatssecretaris in stand gelaten, na te hebben vastgesteld dat de eiser wisselende en niet aannemelijke verklaringen had afgelegd over de bedreigingen en de betrokkenheid van zijn neef bij de cultus. De rechtbank oordeelde dat de problemen met de neef niet voldoende waren onderbouwd en dat er geen reëel risico op ernstige schade bij terugkeer naar Nigeria was aangetoond. De rechtbank heeft ook de stelling van de eiser dat hij niet in zijn moedertaal was gehoord, verworpen, omdat hij tijdens het aanmeldgehoor met een tolk in het Pidgin-Engels was gehoord en geen communicatieproblemen had ervaren. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de aanvraag van de eiser om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ongegrond was.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.18621

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

geboren op [geboortedatum] ,
van Nigeriaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. A.M.I. Eleveld),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.P. Gaal-de Groot).

Procesverloop

Bij besluit van 18 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 januari 2023. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van het navolgende.
Feiten
1.1
Eiser heeft op 27 december 2018 in Nederland asiel aangevraagd. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in juli 2015 problemen heeft gekregen met zijn neef om een stuk grond. Zijn neef kwam bij het stuk grond langs en heeft hem bedreigd met een hakmes. Zijn neef wilde het stuk grond innemen. Eiser is daarop gevlucht en in de buurt van zijn dorp is hij door zijn neef en anderen van de Cultist boys aangevallen, maar hij heeft kunnen ontsnappen. Eiser heeft verklaard dat zijn neef tot de Cultist boys behoort. Eiser heeft ook verklaard dat hij in november 2015 stond te wachten bij een bushalte toen hij werd vastgepakt door iemand. Eiser heeft verklaard dat deze persoon vervolgens zijn neef belde en heeft gezegd dat hij eiser had gevonden. Eiser heeft zich verzet en kon loskomen. Daarna is eiser naar Europa gevlucht met hulp van [naam 2] die hem werk heeft beloofd. In Europa kreeg eiser problemen met [naam 2] vanwege de schuld die bij hem uitstond. Eiser vreest bij terugkeer naar Nigeria voor zijn neef, de Cultist boys en voor de mensenhandelaar [naam 2] .
Het bestreden besluit
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
-identiteit, nationaliteit en herkomst;
-problemen met zijn neef/Cultist boys/Black Axe;
-eiser is onder valse voorwendselen naar Europa gebracht door [naam 2] .
Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht. De problemen met zijn neef/Cultist boys/Black Axe zijn, vanwege (met name) vage, wisselende en niet aannemelijke verklaringen, ongeloofwaardig geacht. Dat eiser onder valse voorwendselen naar Europa is gebracht door [naam 2] is geloofwaardig geacht, maar is volgens verweerder niet te herleiden tot één van de gronden van het Vluchtelingenverdrag. Ook is volgens verweerder niet aannemelijk gemaakt dat eiser, wegens de schuld aan [naam 2] , bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico op ernstige schade loopt. Eiser komt daarom niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op de a- of b-grond van artikel 29 van de Vw 2000. De aanvraag van eiser is daarom afgewezen als ongegrond. Verder heeft verweerder overwogen dat eiser evenmin in aanmerking komt voor een afgeleide verblijfsvergunning asiel of voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) of mensenhandel.
Inzet tolken
3. Namens eiser is gesteld dat hij tijdens de gehoren ten onrechte niet is gehoord in zijn moedertaal, Edo, maar in het Pidgin-Engels. Bovendien is in al die gehoren slechts één maal gebruik gemaakt van een registertolk C1. Deze werkwijze acht eiser in strijd
met het beginsel van een zorgvuldige voorbereiding van het besluit. Reeds om die reden kan het besluit niet in stand blijven, aldus eiser.
3.1.
De stelling van eiser dat hij niet in zijn moedertaal is gehoord en dat dit gegeven maakt dat sprake is van onzorgvuldige voorbereiding van het besluit, volgt de rechtbank niet. In dit verband wijst de rechtbank erop dat eiser tijdens het aanmeldgehoor is gehoord met behulp van een tolk Pidgin-Engels en dat eiser tijdens dat gehoor heeft verklaard dat hij de tolk goed heeft kunnen begrijpen en dat hij heeft aangegeven dat deze tolk de taal spreekt zoals in Nigeria. Verder staat in het verslag van dit gehoor vermeld wat de reden was voor het feit dat eiser niet is gehoord met behulp van een registertolk. De rechtbank stelt verder vast dat eiser conform het verzoek van zijn toenmalige gemachtigde (verzoek van 28 oktober 2020) in de gehoren die daarop zijn gevolgd, in het (Pidgin) Engels is gehoord. In al die gehoren heeft eiser verklaard dat hij de tolk goed heeft kunnen verstaan en begrijpen. Verder blijkt uit de verslagen van de gehoren niet dat sprake is geweest van communicatieproblemen tussen eiser en de tolk. Van een onzorgvuldige voorbereiding van het besluit is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake. Dat niet alle keren gebruik is gemaakt van een registertolk niveau C1, maakt dit niet anders. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat uit de toelichting op de inzet van tolken IND, die door verweerder als bijlage bij het verweerschrift van 24 januari 2023 is gevoegd, volgt dat zowel een tolk op niveau C1 als op niveau B2 te kwalificeren is als een registertolk. Nu verweerder verder voor de keren dat geen gebruik is gemaakt van een registertolk in het verslag de reden daarvan heeft opgenomen, heeft hij voldaan aan de aan hem gestelde eisen die volgen uit artikel 28 van de Wet beëdigde tolken en vertalers. De beroepsgrond slaagt niet.
Problemen met zijn neef/Cultist boys/Black Axe
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de problemen met de neef van eiser/Cultist boys/Black Axe ongeloofwaardig zijn geacht. Hierbij neemt de rechtbank in de eerste plaats in aanmerking dat verweerder terecht heeft overwogen dat eiser wisselende benamingen gebruikt voor de cultgroep waartoe zijn neef zou behoren. Zo heeft eiser verklaard dat zijn neef lid was van de Cultist (eerder in de verslagen weergegeven als: Curtis) boys en dat zij verschillende namen gebruiken, zoals Supreme Viking Confraternity, Eiye Confraternity en Black Axe Confraternity. Tijdens het nader gehoor heeft eiser ook niet aangegeven dat zijn neef tot de Black Axe behoort. Pas in de correcties en aanvullingen heeft eiser aangegeven dat zijn neef tot Aye Curtis behoort, wat weer hetzelfde zou zijn als Black Axe. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat als de neef tot de Black Axe behoort, wat één van de meest bekende en beruchtste cultgroepering in Nigeria is, niet valt in te zien waarom eiser dan steeds het woord ‘Cultist boys’ in plaats van Black Axe gebruikt. Naar het oordeel van de rechtbank mocht verweerder op dit punt specifieke eenduidige verklaringen verwachten, nu de problemen met zijn neef de kern van zijn relaas vormen. De stelling van eiser dat hij niet wist of verweerder bekend was met de Black Axe, doet hier naar het oordeel van rechtbank niet aan af. Verweerder heeft, gelet op deze en andere in het voornemen en bestreden besluit genoemde voorbeelden, voldoende gemotiveerd dat en waarom eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn neef tot de Black Axe behoort.
4.1.
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder met betrekking tot de problemen van eiser met zijn neef niet ten onrechte vage en niet aannemelijke verklaringen heeft tegengeworpen. Zo heeft verweerder het opmerkelijk mogen vinden dat de neef van eiser plotseling bij het stuk grond verschijnt met een hakmes om hem hiermee te bedreigen, terwijl eiser daarvoor gedurende een aantal jaren nooit met zijn neef problemen heeft gehad. Dat grondbezit en dus macht een motief van de neef zou zijn, heeft verweerder niet hoeven volgen, omdat daarmee nog steeds geen verklaring is gegeven waarom eisers neef nu opeens, zonder aanleiding, met geweld dat stuk grond zou willen innemen. Dat dit ook verband zou houden met diens lidmaatschap van een bende, heeft verweerder, gelet op wat de rechtbank hiervoor onder 4. heeft overwogen, niet aannemelijk hoeven vinden. Verder heeft verweerder eiser ook mogen tegenwerpen dat hij niks heeft gedaan om achter de reden van het geschil te komen of om het op te lossen, terwijl niet aannemelijk is gemaakt dat deze mogelijkheid niet bestond. De enkele verklaring dat hij zijn neef niet heeft gebeld, heeft verweerder onvoldoende mogen vinden. Hierbij heeft verweerder in aanmerking kunnen nemen dat eiser nooit eerder problemen met zijn neef heeft gehad, hij niet wist waarom zijn neef zijn grond wilde hebben en eiser ook best bereid was om een stuk grond af te staan aan zijn neef om gewassen te verbouwen. Bovendien wist eiser waar zijn neef woonde, zodat ook dit geen reden hoefde te vormen om geen contact met de neef op te nemen.
4.2.
Verweerder heeft ook deugdelijk gemotiveerd dat eiser vage verklaringen heeft afgelegd over de ontsnapping aan zijn neef. Zo heeft eiser verklaard dat de dorpsbewoners zijn aanvallers tegenhielden, zodat hij kon ontsnappen. Dit valt echter niet te rijmen met zijn verklaring dat de gemeenschap niks kan doen, omdat zij bang zijn en omdat zij weten dat zijn neef lid is van de Cultist Boys. In dit kader heeft verweerder tevens bij zijn besluit kunnen betrekken dat dit temeer vreemd is als zes van de leden op dat moment bewapend zijn met hakmessen. Verweerder heeft verder aan eiser mogen tegenwerpen dat de stelling van eiser dat hij kon wegglippen omdat iedereen in shock was vanwege de bloedende jongen niet overeenkomt met wat eiser tijdens het eerste aanvullende gehoor heeft verklaard, namelijk dat de buren probeerden om de jongens tegen te houden waardoor eiser kon ontsnappen. Verweerder heeft verder niet ten onrechte overwogen dat het, mede gelet op de ernstige geweldsmisdrijven die cultleden in Nigeria plegen, verbazing schept dat ook de cultleden zodanig in shock zouden zijn bij het zien van bloed dat eiser daardoor de gelegenheid zou hebben aan hen te ontsnappen, zoals hij stelt.
4.3.
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder ook niet ten onrechte bij zijn besluit heeft betrokken dat eiser wisselende/tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over het incident bij de bushalte. In dit verband heeft verweerder erop gewezen dat eiser in het nader gehoor heeft verklaard dat hij een klap in zijn gezicht kreeg, vervolgens op de grond werd geduwd, dat hij zich hevig verzette en dat er een gevecht ontstond, maar dat die verklaring in strijd is met zijn verklaring in het aanvullende gehoor. Daarin heeft eiser immers verklaard dat iemand hem bij de hand vastpakte, die persoon met zijn andere hand eisers neef belde, dat hij toen wist dat hij te maken had met de Cultist boys, de hand van die persoon van zich af sloeg en wegrende. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht heeft overwogen dat er een tegenstrijdigheid zit tussen aan de ene kant de verklaring dat het ging om een gevecht waarbij hij op de grond lag en zich hevig verzette, en aan de andere kant de verklaring dat hij de hand van de aanvaller wegsloeg en hij weg kon rennen. De verklaring van eiser in de correcties en aanvullingen dat zijn verklaring in het nader gehoor niet de juiste zou zijn en dat hij dit pas inzag bij de nabespreking van het aanvullend gehoor, heeft verweerder niet afdoende hoeven vinden.
4.4.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de door eiser gestelde problemen met zijn neef en de Cultist Boys/Black Axe niet aannemelijk zijn.
Eiser is onder valse voorwendselen naar Europa gebracht door [naam 2]
5. Hoewel verweerder aannemelijk acht dat eiser onder valse voorwendselen naar Europa is gebracht door [naam 2] , acht hij niet aannemelijk dat eiser wegens zijn schuld bij [naam 2] bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico op ernstige schade loopt. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte dit standpunt heeft ingenomen. Verweerder heeft bij zijn beoordeling in de eerste plaats niet ten onrechte betrokken dat eiser heeft verklaard dat hij in 2017 voor het laatst contact heeft gehad met [naam 2] . Verder heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat, hoewel eiser ook heeft verklaard dat [naam 2] toen heeft aangegeven dat hij zijn geld terug wilde en dat als eiser niet zou betalen, zijn familie het wel zou terugbetalen, dit nog niet betekent dat [naam 2] ook daadwerkelijk bereid is tot geweld om zijn geld terug te krijgen. Ten aanzien van de vermeende brandstichting in het restaurant van eisers ex-schoonmoeder heeft verweerder niet ten onrechte gesteld dat eiser daarover in eerste instantie summiere en vage verklaringen heeft afgelegd. Zo wist eiser in eerste instantie niet wanneer de brand is geweest, wist hij niets over de toedracht van de brand en kon hij niet vertellen hoe zijn schoonmoeder wist dat [naam 2] de dader zou zijn. Ter onderbouwing van de brandstichting in het restaurant van eisers ex-schoonmoeder heeft eiser twee vertaalde transcripties van twee verschillende verklaringen van zijn ex-schoonmoeder overgelegd, alsmede een aantal screenshots uit de video’s, teneinde de context waarin zij haar verklaringen aflegt weer te geven. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder ten aanzien van die transcripties en screenshots niet ten onrechte overwogen dat het niet verifieerbare verklaringen zijn van een niet objectieve derde en dat daaraan niet de waarde toekomt die eiser wenst. Verder heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat eiser niet op objectieve wijze heeft kunnen onderbouwen dat er brand is geweest in het restaurant van zijn ex-schoonmoeder en dat dit het gevolg is van zijn problemen met [naam 2] . Verweerder stelt niet ten onrechte dat, nu sprake is van brandstichting in een restaurant, het in de rede had gelegen dat eiser nieuwsartikelen over deze gebeurtenissen en bijvoorbeeld een aangifte zou hebben overgelegd. Dat heeft eiser niet gedaan. Dat het in Nigeria niet mogelijk is om aangifte te doen van dit soort incidenten en dat daaraan in de krant geen aandacht wordt besteed, heeft verweerder vanwege het algemene karakter en het gebrek aan onderbouwing van die stelling geen afdoende verklaring hoeven vinden.
Artikel 8 van het EVRM
6. In het voornemen van 15 juni 2022 heeft verweerder ambtshalve getoetst aan artikel 8 van het EVRM. Verweerder komt in het voornemen tot de conclusie dat de relatie die eiser op dat moment had niet kon worden beschouwd als een partnerrelatie die qua invulling gelijkgesteld kon worden aan een huwelijk en dat daarmee geen sprake was van familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. Ook het door eiser in Nederland opgebouwde privéleven was volgens verweerder onvoldoende om op grond van artikel 8 van het EVRM tot vergunningverlening over te gaan. Omdat eiser geen zienswijze heeft ingediend ten aanzien van de overwegingen van verweerder ten aanzien van de ambtshalve toets aan artikel 8 van het EVRM, heeft verweerder in het bestreden besluit volstaan met een verwijzing naar het voornemen op dit punt. Ook in de initiële gronden van beroep van 17 oktober 2022 heeft eiser geen beroepsgronden aangevoerd die zien op de ambtshalve toets aan artikel 8 van het EVRM. Pas in de aanvullende gronden van beroep van 18 november 2022 stelt eiser dat hij inmiddels een relatie heeft met Blessing Osabemin, een Nigeriaanse vrouw die in Nederland een asielaanvraag heeft ingediend, en dat zij op dat moment ruim vier maanden zwanger was. Ter onderbouwing van zijn beroep op artikel 8 van het EVRM heeft eiser een kopie van het ‘aanvraagformulier prenataal laboratoriumonderzoek’ overgelegd, waaruit zou blijken dat de verwachte geboortedatum van zijn kind is vastgesteld op 2 mei 2023 en dat zijn achternaam reeds op het formulier vermeld staat. Verder heeft eiser aangegeven dat erkenning van het kind binnenkort zal plaatsvinden en dat hij en zijn partner contact met het COa hebben om te bepalen in welk AZC zij samen kunnen gaan wonen.
6.1.
Eiser stelt in het kader van zijn beroep op artikel 8 van het EVRM dat verweerder ten onrechte het bestreden besluit niet heeft ingetrokken, nu hij een vaste relatie heeft en hij en zijn partner samen een kind verwachten, terwijl hij dit kind heeft erkend. Volgens eiser is er aldus sprake van een gewijzigde situatie en zijn de procedures van eiser en zijn partner (en haar dochter) ten onrechte niet op elkaar afgestemd.
6.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich ter zitting niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat ambtshalve toetsing aan artikel 8 van het EVRM heeft plaatsgevonden, maar dat de eerst in beroep gestelde vaste relatie en de daarover overgelegde informatie te weinig zijn om op dit punt tot een andere afweging te komen. Naar het oordeel van de rechtbank stelt verweerder terecht dat voldoende onderliggende stukken ter onderbouwing van de relatie, de zwangerschap en de erkenning van het kind ontbreken. De kopie van het ‘aanvraagformulier prenataal laboratoriumonderzoek’ heeft verweerder onvoldoende kunnen vinden. Mocht eiser menen dat hij op basis van zijn huidige relatie rechten kan ontlenen aan artikel 8 van het EVRM dan staat het hem vrij een aanvraag op basis van dat artikel in te dienen. De beroepsgrond dat verweerder het bestreden besluit had moeten intrekken op basis van een enkele stelling dat sprake is van een relatie en de erkenning van een nog ongeboren kind, slaagt niet.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van
A.P. Kuiters, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.