In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag over de herziening en terugvordering van een bijstandsuitkering. De eiser ontving vanaf 21 november 2018 een bijstandsuitkering, waarbij de kostendelersnorm van toepassing was omdat hij zijn woning deelde met andere volwassenen. Eiser heeft echter nooit bezwaar gemaakt tegen het besluit waarbij de bijstandsuitkering met toepassing van de kostendelersnorm is toegekend, waardoor dit besluit onherroepelijk is geworden.
In november 2020 ontving het college informatie dat eiser mogelijk inkomsten uit arbeid had. Na het niet indienen van de gevraagde informatie door eiser, heeft het college de bijstandsuitkering per 1 december 2020 ingetrokken. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college om de bijstandsuitkering te herzien en de ten onrechte betaalde bijstand van € 1.701,69 terug te vorderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen bezwaar heeft gemaakt tegen eerdere besluiten en dat hij geen beroepsgronden heeft ingediend tegen de conclusie van het college dat hij in de betreffende periode inkomsten had die hoger waren dan de bijstandsnorm.
De rechtbank oordeelt dat het college terecht heeft gehandeld door de bijstandsuitkering te herzien en de terugvordering te effectueren. Eiser heeft zijn verplichtingen om informatie te verstrekken niet nageleefd, wat heeft geleid tot onterecht ontvangen bijstand. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.