ECLI:NL:RBDHA:2023:8248

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juni 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
SGR 22/2778
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 juni 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de beslissing van het UWV om haar WIA-uitkering per 22 maart 2022 te beëindigen. Het UWV had vastgesteld dat eiseres op die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt was, namelijk 4,80%. Eiseres, die eerder 100% arbeidsongeschikt was geacht, was het niet eens met deze beslissing en stelde dat het UWV onvoldoende rekening had gehouden met haar medische situatie en dat het besluit niet zorgvuldig was genomen.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het UWV zorgvuldig onderzoek had verricht en dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op een overtuigende wijze had gemotiveerd. De rechtbank concludeerde dat de medische situatie van eiseres op 22 maart 2022 correct was beoordeeld en dat er geen reden was om aan te nemen dat de verzekeringsartsen aspecten van haar medische situatie hadden gemist.

Eiseres had medische informatie overgelegd ter ondersteuning van haar standpunt, maar de rechtbank oordeelde dat deze informatie geen aanleiding gaf om de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) aan te passen. De rechtbank vond dat het UWV terecht had geoordeeld dat eiseres in staat was om arbeid te verrichten, rekening houdend met de vastgestelde beperkingen. De rechtbank concludeerde dat er geen strijd was met het zorgvuldigheidsbeginsel en dat het UWV op juiste wijze had gehandeld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/2778

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. M. Peelen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: T. Eversteijn).
Aan dit geding heeft verder deelgenomen:
Stichting Fokus exploitatie, gevestigd in Groningen, derde partij (hierna: ex-werkgever)
(gemachtigde: mr. J. Metikos).

Inleiding

Het UWV heeft de uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) van eiseres per 22 maart 2022 beëindigd omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is, namelijk 4,80%.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 5 april 2022.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B).
De ex-werkgever heeft verklaard als derde-partij aan het geding te willen deelnemen. Eiseres heeft geen toestemming gegeven om medische gegevens te delen met haar ex-werkgever. De rechtbank zal in de uitspraak geen medische informatie opnemen, om te voorkomen dat de ex-werkgever alsnog kennisneemt van de medische situatie van eiseres.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als zorgassistent voor gemiddeld 9,89 uur per week. Op 10 mei 2017 heeft eiseres zich ziekgemeld vanwege gezondheidsklachten. Het UWV heeft eiseres vervolgens ziekengeld op grond van de Ziektewet toegekend. Na een wachttijd van 104 weken werd eiseres per 8 mei 2019 op arbeidskundige gronden 100% arbeidsongeschikt geacht. Vanaf deze datum ontving eiseres een WGA-loonaanvullingsuitkering.
2. De ex-werkgever van eiseres heeft het UWV gevraagd om de arbeidsongeschiktheid van eiseres opnieuw te beoordelen. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiseres op 22 maart 2022 4,80% arbeidsongeschikt is en heeft daarom besloten om de WGA-loonloonaanvullingsuitkering met ingang van deze datum te beëindigen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts B&B van 4 april 2022. De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 6 januari 2022.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige van 20 januari 2022
.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij stelt dat het besluit niet voldoet aan het zorgvuldigheidsbeginsel en dat zij onevenredig in haar belangen wordt geschaad. Ook is het besluit volgens eiseres onjuist gemotiveerd. In mei 2019 is de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres vastgesteld op 100%. Volgens eiseres zijn haar klachten niet afgenomen. Zij stelt dat het UWV niet motiveert wat er zowel vanuit verzekeringstechnisch als arbeidsdeskundig oogpunt is veranderd bij eiseres ten opzichte van haar belastbaarheid op het moment van ziekmelding. Eiseres stelt dat het UWV onvoldoende rekening heeft gehouden met alle juiste feiten en omstandigheden en
haar huidige beperkingen. Haar werkelijke medische en arbeidskundige situatie is volgens eiseres niet goed beoordeeld. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres medische informatie overlegd.

Wat vindt de rechtbank

7. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres geen recht heeft op een WIA-uitkering omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 22 maart 2022 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
8. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres voor 4,80% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
9. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennis genomen van het dossier en van het bezwaar van eiseres. Hij heeft eiseres gezien en medisch onderzocht en de door eiseres ingebrachte medische informatie meegewogen in zijn beoordeling. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldige en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiseres heeft gemist.
De beoordeling van de belastbaarheid
10. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd.
11. Eiseres stelt dat haar medische situatie sinds mei 2019 niet is verbeterd. Zij heeft nog altijd dezelfde ernstige klachten en begrijpt dan ook niet hoe de verzekeringsartsen en de arbeidsdeskundige hebben kunnen oordelen dat zij nog maar slechts 4,80% arbeidsongeschikt is. Het UWV heeft volgens eiseres niet gemotiveerd wat er uit verzekeringstechnisch oogpunt bij haar is veranderd ten opzicht van haar belastbaarheid op het moment van ziekmelding. Eiseres ervaart verschillende klachten. Het UWV heeft volgens eiseres haar werkelijke medische situatie niet goed beoordeeld en onvoldoende rekening gehouden met haar beperkingen. Vanwege haar klachten heeft eiseres ondersteuning nodig. Zij stelt dat het haar niet verweten kan worden dat er nagenoeg geen behandeling heeft plaatsgevonden. Dit komt onder andere door de coronamaatregelen en de wachtlijsten.
12. In het rapport van 4 april 2022 stelt de verzekeringsarts B&B dat hij eiseres niet kan volgen in haar stelling dat zij nog volledig arbeidsongeschikt is. Hij stelt dat de FML de mogelijkheden van eiseres juist weergeeft. Bij het onderzoek komt de verzekeringsarts B&B tot vergelijkbare bevindingen als de verzekeringsarts. De klachtenpresentatie is fors en nadrukkelijk maar qua afwijkingen in medisch objectieve zin valt het volgens de verzekeringsarts B&B allerzins mee. De klachten uit het onderzoek kan hij niet zondermeer vertalen naar medisch te objectiveren beperkingen. De klachten representeren de daadwerkelijke belastbaarheid niet. Hierbij merkt de verzekeringsarts B&B op dat eiseres in de voorbije jaren nauwelijks is behandeld en geen medicatie gebruikt. De rechtbank kan dit volgen. Zij merkt in dit verband op dat de verzekeringsartsen niet hoeven te motiveren hoe de belastbaarheid van eiseres ten opzichte van de eerdere beoordeling is veranderd. De verzekeringsartsen beoordelen slechts de belastbaarheid van eiseres op de datum in geding.
13. De rechtbank is verder van oordeel dat verzekeringsarts B&B in het nadere rapport van 27 maart 2023 voldoende heeft gemotiveerd dat de informatie uit de behandelend sector die eiseres in beroep heeft ingestuurd geen aanleiding geeft om de FML aan te passen. Uit de informatie volgt volgens de verzekeringsarts B&B niet meer dan een bevestiging van de bekende klachten. Uit informatie volgen geen afwijkingen waaraan beperkingen te verbinden zijn. Een ander deel van de klachten was volgens de verzekeringsarts B&B al bekend en daarmee is ook al rekening gehouden.
14. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 22 maart 2022 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft aangenomen.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
15. De rechtbank is ook van oordeel dat het arbeidskundige onderzoek zorgvuldig is verricht en vindt dat de arbeidskundige de bevindingen voldoende heeft gemotiveerd. Uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiseres zijn vastgesteld, ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
16. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres met de middelste van de drie geduide functies 95,20% kan verdienen van het loon dat zij verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor de overige 4,80% arbeidsongeschikt is.
Geen strijd met zorgvuldigheidsbeginsel, motiveringsbeginsel en/of evenredigheidsbeginsel
17. De rechtbank heeft hiervoor al overwogen dat zij van oordeel is dat het medische en arbeidskundige onderzoek zorgvuldig zijn verricht en voldoende zijn gemotiveerd. De rechtbank is ook niet gebleken dat het bestreden besluit op enige andere wijze onzorgvuldig of onjuist gemotiveerd zou zijn. Verder overweegt de rechtbank dat de Wet WIA geen ruimte biedt voor een belangenafweging bij de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid, omdat de toepasselijke wetsbepalingen dwingendrechtelijk van aard zijn. Er is geen sprake van bijzondere omstandigheden die dwingen hiervan af te wijken.

Conclusie en gevolgen

18. Het UWV heeft terecht besloten om per 22 maart 2022 de WIA-uitkering van eiseres te beëindigen, omdat zij per die datum voor 4,80% arbeidsongeschikt is.
19. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 8 juni 2023 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. J.G.M. Koning, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.