ECLI:NL:RBDHA:2023:8247

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juni 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
NL22.19289
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in asielzaak na prematuur ingediend beroep

In deze zaak heeft verzoekster, een Syrische vrouw, op 2 november 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Na een lange periode zonder besluit, heeft verzoekster op 15 september 2022 de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld. Vervolgens heeft zij op 27 september 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De Staatssecretaris heeft op 3 november 2022 de aanvraag alsnog ingewilligd, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding. De Staatssecretaris heeft zich verzet tegen de proceskostenveroordeling, stellende dat het beroepschrift prematuur was ingediend. De rechtbank heeft in haar overwegingen uiteengezet dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een beroep prematuur is als de wettelijke beslistermijn nog niet is verstreken op het moment van indienen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn op 2 mei 2022 was verstreken, maar dat verzoekster pas op 27 september 2022 beroep heeft ingesteld, terwijl de termijn van twee weken na de ingebrekestelling nog niet was verstreken.

Hierdoor concludeert de rechtbank dat verzoekster niet heeft voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep en dat er geen sprake is van een ontvankelijk beroep. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af als kennelijk ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.19289

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , verzoekster

geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [V-nummer]
van Syrische nationaliteit
(gemachtigde: mr. S.R. Nohar),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: R. Dalhuizen).

Procesverloop

Verzoekster heeft op 2 november 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
Bij brief van 15 september 2022 heeft verzoekster verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag. Verzoekster heeft vervolgens op 27 september 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
Verweerder heeft in het besluit van 3 november 2022 (alsnog) de aanvraag van verzoekster ingewilligd.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoekster het beroep ingetrokken, met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in gelegenheid gesteld te reageren op dit verzoek.
Verweerder heeft de rechtbank medegedeeld zich te verzetten tegen een proceskostenveroordeling omdat het beroepschrift prematuur is ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. Tegen het niet tijdig beslissen staat dan ook beroep bij de rechtbank open. Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen (artikel 6:12, tweede lid, van de Awb).
4. De rechtbank stelt vast dat verzoekster haar aanvraag op 2 november 2021 heeft ingediend en dat de wettelijke beslistermijn van de aanvraag op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 op 2 mei 2022 is verstreken. Op 15 september 2022 heeft verzoekster verweerder in gebreke gesteld en de termijn van twee weken is verstreken op 29 september 2022. Op 27 september 2022 heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. Op het moment van het indienen van het beroepschrift was de termijn van twee weken dus nog niet verstreken, zodat het beroepschrift prematuur was.
5. Dit betekent dat niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 6:12, tweede lid van de Awb en dat geen sprake is van het niet tijdig nemen van een besluit. Het beroep zou niet-ontvankelijk zijn verklaard, als verzoeker het beroep niet had ingetrokken. Nu er geen sprake is van een ontvankelijk beroep, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen aan verzoeker in de zin van artikel 8:75a van de Awb. De rechtbank wijst het verzoek af als kennelijk ongegrond.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Karsowidjojo, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.