ECLI:NL:RBDHA:2023:8242

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juni 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
NL23.13276
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van familie- en gezinsleven; onvoldoende onderbouwing van relatie met partner

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 juni 2023 uitspraak gedaan in het beroep van een eiser met de Marokkaanse nationaliteit, die een verblijfsvergunning asiel had aangevraagd. De aanvraag was door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser had in beroep enkel gronden aangevoerd met betrekking tot zijn familie- en gezinsleven, specifiek op basis van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een duurzaam gezinsleven met zijn partner, met wie hij samenwoont en die zwanger is van hun kind.

De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld, waaronder zijn stelling dat hij betrokken is bij de dagelijkse activiteiten van het gezin en dat hij niet tegenstrijdig heeft verklaard over zijn rol in het huishouden. Echter, de rechtbank oordeelde dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd om zijn claims te onderbouwen. De overgelegde documenten, zoals foto's en een brief van de ouders van zijn partner, werden als onvoldoende beschouwd om aan te tonen dat er daadwerkelijk sprake is van een gezinsleven zoals bedoeld in artikel 8 EVRM.

De rechtbank concludeerde dat de Staatssecretaris terecht had geoordeeld dat eiser niet in aanmerking kwam voor een verblijfsvergunning op basis van familie- en gezinsleven. De aanvraag werd afgewezen als kennelijk ongegrond, en het beroep van eiser werd ongegrond verklaard. De uitspraak werd gedaan door rechter N.M. Spelt, in aanwezigheid van griffier S. Sari, en is openbaar gemaakt op 8 juni 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.13276

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. I. Mercanoglu),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Imami).

InleidingBij besluit van 1 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond en geweigerd aan eiser een verblijfsvergunning regulier te verlenen als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder e van de Vreemdelingenwet.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening (zaak NL23.13277) op 25 mei 2023 op een zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Bentaineb. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Eiser heeft de Marokkaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 2005.
Eiser heeft op 19 mei 2022 zijn asielaanvraag ingediend. Daaraan heeft hij ten
grondslag gelegd dat hij Marokko heeft verlaten omdat hij werd gezocht door de politie vanwege illegale activiteiten, zoals het verkopen van hasj, maar meest recent vooral door het incident waarbij hij iemand met een steen op het hoofd heeft gegooid. Hij kan daarom niet terug naar Marokko. Daarnaast heeft eiser een Nederlandse vriendin die zwanger is van zijn kind.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante
elementen:
  • Identiteit, nationaliteit, herkomst en etniciteit;
  • Plegen van illegale activiteiten en gezocht en vervolgd worden vanwege een strafbaar feit.
4. Verweerder acht de nationaliteit, herkomst en etniciteit van eiser geloofwaardig. De
identiteit acht verweerder ondanks de tegenstrijdige verklaringen van eiser over zijn geboortedatum ook geloofwaardig. Verweerder acht verder geloofwaardig dat eiser illegale activiteiten heeft uitgevoerd, maar verweerder acht niet geloofwaardig dat de politie eiser nu nog zoekt vanwege een strafbaar feit of dat hij daarvoor wordt vervolgd. Ten aanzien van de geloofwaardig geachte relevante elementen overweegt verweerder dat eiser afkomstig is uit een veilig land van herkomst en dat niet aannemelijk is dat eiser valt onder een uitzonderingscategorie. Ook is niet aannemelijk gemaakt dat Marokko ten aanzien van eiser zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. Verder zijn er volgens verweerder geen feiten of omstandigheden die maken dat aan eiser als alleenstaande minderjarige vreemdeling een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd moet worden verleend. Verweerder verleent ook geen verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van familie- en gezinsleven tussen hem en [vriendin] en haar kinderen.
Standpunt van eiser
5. Eiser heeft zijn beroepsgrond over het verbeuren van een dwangsom door verweerder
omdat verweerder te laat op zijn beslissing heeft beslist op de zitting ingetrokken. Over de dwangsom loopt een hoger beroepsprocedure bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling).
6. Eiser komt in beroep enkel op tegen het niet verlenen van een verblijfsvergunning
regulier voor bepaalde tijd wegens familie- en gezinsleven met [vriendin] , haar twee kinderen en hun gezamenlijke nog ongeboren kind. Het bestreden besluit is op dit punt onvoldoende gemotiveerd. Eiser voert aan dat hij met [vriendin] samenwoont en hierover concrete informatie heeft verstrekt. Hij heeft foto’s overgelegd waaruit blijkt dat hij betrokken is bij de dagelijkse activiteiten van het gezin en hij stelt dat hij niet tegenstrijdig heeft verklaard over het meehelpen met de huishoudelijke activiteiten. Ter zitting heeft eiser zich op het standpunt gesteld dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft verricht naar het familie-en gezinsleven tussen hem en [vriendin] . Eiser stelt dat hij het nog ongeboren kind zo snel mogelijk gaat erkennen en is betrokken bij de opvoeding van de andere twee kinderen van [vriendin] . Tot slot wijst eiser nog op de brief van de ouders van [vriendin] waaruit volgens hem blijkt dat hij en [vriendin] gezinsleven uitoefenen.
Het oordeel van de rechtbank
7. De rechtbank overweegt als volgt.
8. Volgens paragraaf B7/3.8.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000, voor zover hier van
belang, neemt de IND in ieder geval aan dat sprake is van familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 EVRM tussen:
echtgenoten in een reëel huwelijk (lawful and genuine marriage);
partners in een reële en in voldoende mate met een huwelijk op een lijn te stellen (homo- of heteroseksuele) relatie;
ouders en hun uit een reëel huwelijk of niet-huwelijkse relatie geboren minderjarige kinderen; of
minderjarige broers en zussen, die bloedverwant zijn en die in hetzelfde gezin hebben samengeleefd.
Uit Werkinstructie 2020/16 volgt dat familie- en gezinsleven wordt
aangenomen als een partnerrelatie op een vergelijkbare wijze als een huwelijk wordt ingevuld. Op het moment dat er sprake is van een relatie tussen partners die elkaar nog maar net hebben ontmoet, niet samenwonen en beperkte invulling geven aan de relatie, kan dat reden zijn om aan te nemen dat nog geen sprake is van familie- of gezinsleven. Het feit dat partners niet samenwonen kan een aanwijzing zijn dat niet in voldoende mate feitelijk invulling wordt gegeven aan het familie- of gezinsleven. Het wel samenwonen kan een belangrijke indicatie zijn dat in voldoende mate invulling wordt gegeven aan het familie- en gezinsleven.
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op goede gronden en voldoende
gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt
dat sprake is van familie- en gezinsleven zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM tussen hem en [vriendin] en/of haar kinderen. De gestelde relatie dateert van januari 2023. Verweerder stelt terecht dat eiser zijn verklaring dat hij met [vriendin] samenwoont en dat zij samen een gemeenschappelijk huishouden voeren niet met documenten of andere middelen heeft onderbouwd. Uit het dossier is niet gebleken dat eiser, bijvoorbeeld door middel van een uittreksel uit de Basisregistratie Personen (BRP) of met stukken van het COA heeft onderbouwd dat hij met [vriendin] samenwoont. Ook stelt verweerder terecht dat eiser zeer summier heeft verklaard over hoe hij invulling geeft aan zijn gestelde relatie met [vriendin] en dat de verklaring van eiser ook in combinatie met de overgelegde foto’s en de verklaring van de ouders van [vriendin] onvoldoende is om familie- en gezinsleven te onderbouwen. De verklaring van de ouders betreft een handgeschreven brief met één handtekening, waarvan bij gebreke van nadere identiteitsgegevens niet kan worden vastgesteld wie die brief heeft opgemaakt en geschreven. De brief is bovendien summier van inhoud. Verweerder heeft verder opmerkelijk mogen vinden dat er tot op heden geen verklaring van [vriendin] zelf over de relatie is ingebracht, terwijl eiser daartoe meerdere keren in de gelegenheid is gesteld. De door eiser overgelegde foto’s maken het voorgaande niet anders, omdat hieruit niet valt af te leiden dat eiser met [vriendin] samenwoont en dat sprake is van familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 EVRM. De foto’s zijn slechts momentopnames waaruit niet blijkt hoe eiser en [vriendin] invulling geven aan hun relatie. Uit het door eiser nog overgelegde (facebook)berichtenoverzicht van 19 januari 2023 blijkt ook niet meer dan dat er toen korte berichtjes naar elkaar zijn verstuurd. Over (het begin van) een relatie zegt dit, zoals verweerder terecht stelt, verder niets.
10. Ten aanzien van de stelling van eiser dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft
verricht naar zijn gezinsleven overweegt de rechtbank dat het aan eiser is om met documenten en verklaringen aannemelijk te maken dat hij met [vriendin] samenwoont en ook familie- en gezinsleven zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM uitoefent. Verweerder heeft in dit kader terecht gesteld dat er, zoals uit de voorgaande overweging blijkt, onvoldoende informatie ligt om nader onderzoek in te stellen naar de gestelde relatie met [vriendin] of om een DNA-onderzoek te laten uitvoeren. In dit kader merkt de rechtbank op dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser ook niet aannemelijk heeft gemaakt dat het ongeboren kind van hem is. Dat eiser een screenshot van een verloskundige heeft overgelegd, heeft verweerder onvoldoende mogen vinden omdat dit geen officiële registratie betreft en daarmee niet wordt aangetoond dat eiser de vader is van het kind. Dat eiser het kind zo snel mogelijk wil gaan erkennen, is een toekomstige omstandigheid waarvoor ook geldt dat iedere onderbouwing vooralsnog ontbreekt. De beroepsgronden slagen niet.

Conclusie

11. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verweerder terecht geen
verblijfsvergunning regulier op grond van familie- en gezinsleven aan eiser heeft verleend.
12. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef
en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
13. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van mr.S. Sari, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.