ECLI:NL:RBDHA:2023:8238
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 8 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een asielzoeker. De verzoeker, van Azerbeidzjaanse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 24 maart 2023 was afgewezen als kennelijk ongegrond. De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 13 april 2023, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door een waarnemer van zijn gemachtigde en een tolk. De Staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, G.M. Bouius. Tijdens de zitting heeft de rechtbank ook de zaak NL23.9772 behandeld, die samenhangt met het verzoek van de verzoeker.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat, gezien de uitspraak in de samenhangende zaak NL23.9772, er geen noodzaak meer is voor een voorlopige voorziening. Het verzoek is daarom afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C. Brouwer, in aanwezigheid van R. de Boer als griffier, en is openbaar gemaakt via rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.