ECLI:NL:RBDHA:2023:8217
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Denemarken en verschil in beschermingsbeleid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 juni 2023 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, een Ethiopiër, zijn asielaanvraag in Nederland had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag echter niet in behandeling genomen, omdat Denemarken verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij betoogde dat er een verschil in beschermingsbeleid bestaat tussen Nederland en Denemarken, wat zou betekenen dat hij niet adequaat beschermd zou worden bij terugkeer naar Denemarken.
De rechtbank heeft de zaak op 31 mei 2023 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank overwoog dat uit Eurodac-onderzoek bleek dat eiser eerder in Denemarken een asielaanvraag had ingediend. De Deense autoriteiten hadden het verzoek om eiser terug te nemen geaccepteerd. Eiser voerde aan dat hij bij terugkeer naar Denemarken geen mogelijkheid zou hebben om opnieuw een asielaanvraag in te dienen en dat hij zou worden teruggestuurd naar Ethiopië, wat in strijd zou zijn met het verbod op indirect refoulement.
De rechtbank oordeelde dat het uitgangspunt is dat verweerder mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Denemarken. Eiser had niet voldoende aannemelijk gemaakt dat er sprake was van een evident en fundamenteel verschil in beschermingsbeleid tussen Nederland en Denemarken. De rechtbank concludeerde dat de asielaanvraag van eiser in Denemarken adequaat behandeld zou worden en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond.