In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 juni 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Algerijnse vreemdeling. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 24 mei 2023 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, die op dat moment al een gevangenisstraf van 58 dagen moest uitzitten, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Op 30 mei 2023 heeft de staatssecretaris de maatregel van bewaring opgeheven, maar de rechtbank moest beoordelen of deze opheffing onrechtmatig was geweest en of eiser recht had op schadevergoeding.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was, omdat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend had gehandeld. Eiser was al op 24 mei 2023 op de hoogte gesteld van zijn gevangenisstraf, maar de opheffing van de bewaring vond pas zes dagen later plaats. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris in deze situatie niet snel genoeg had gehandeld, wat leidde tot onrechtmatige detentie. De rechtbank heeft eiser een schadevergoeding van € 730,- toegekend voor de onrechtmatige tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring gedurende zeven dagen, en daarnaast ook de proceskosten van eiser vastgesteld op € 1.674,-.
De uitspraak is gedaan door rechter W. Anker en is openbaar gemaakt op 8 juni 2023. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.