In deze zaak heeft eiseres, een Syrische vrouw, op 30 juni 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om als gezinslid bij haar referent in Nederland te kunnen verblijven. De aanvraag is door verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, ontvangen op 12 juli 2022. Eiseres heeft verweerder op 3 januari 2023 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. Vervolgens heeft zij op 7 februari 2023 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. De rechtbank heeft verweerder verzocht om een verweerschrift, maar hierop is niet gereageerd.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, en dat eiseres rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. De termijn waarbinnen verweerder een besluit moet nemen is verstreken, en de rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is. Verweerder wordt opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiseres.
Daarnaast bepaalt de rechtbank dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank veroordeelt verweerder ook in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 418,50. Eiseres is vrijgesteld van griffierecht, waardoor verweerder dit niet hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun mogelijkheden om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.