ECLI:NL:RBDHA:2023:8180

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juni 2023
Publicatiedatum
7 juni 2023
Zaaknummer
10362652 RP VERZ 23-50101 en 10356588 RP VERZ 23-50097
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet van een werkneemster in de nachtdienst bij een verzorgingstehuis niet rechtsgeldig; toekenning van een billijke vergoeding en transitievergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter op 7 juni 2023 uitspraak gedaan over het ontslag op staande voet van een werkneemster, werkzaam in de nachtdienst bij Stichting Zorggroep Florence. De werkneemster, hierna te noemen [werkneemster01], was sinds 1986 in dienst en werd op 27 december 2022 op staande voet ontslagen na een onderzoek naar haar functioneren. Florence had ernstige signalen ontvangen over de kwaliteit van zorg en veiligheid van bewoners tijdens de nachtdiensten van [werkneemster01]. Na een onderzoek door AMF Recherchediensten, waarin verschillende medewerkers en bewoners werden gehoord, concludeerde Florence dat [werkneemster01] de zorg voor bewoners ernstig had verwaarloosd en een angstcultuur had gecreëerd. De kantonrechter oordeelde echter dat het ontslag niet rechtsgeldig was, omdat de werkgever niet voldoende had aangetoond dat er sprake was van een dringende reden voor ontslag op staande voet. De kantonrechter wees erop dat [werkneemster01] nooit eerder op haar functioneren was aangesproken en dat de werkgever onvoldoende zorgvuldigheid had betracht in de procedure. De kantonrechter verklaarde het ontslag onterecht en kende [werkneemster01] een billijke vergoeding van € 15.000,- toe, evenals een transitievergoeding van € 44.455,71 en een gefixeerde schadevergoeding van € 10.152,20. De proceskosten werden eveneens aan Florence opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Den Haag
nv/c
Rep.nrs.: 10362652 RP VERZ 23-50101 en 10356588 RP VERZ 23-50097
Datum: 7 juni 2023
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoekster01] ,wonende te [woonplaats01] ,
verzoekende partij in de zaak met nummer 10362652,
verwerende partij in de zaak met nummer 10356588,
hierna te noemen: [werkneemster01] ,
gemachtigde: mr. H. Romeijn,
tegen
Stichting Zorggroep Florence,
gevestigd te Rijswijk,
verwerende partij in de zaak met nummer 10362652,
verzoekende partij in de zaak met nummer 10356588,
hierna te noemen: Florence,
gemachtigde: mr. A. Olsthoorn.
Partijen worden aangeduid als “ [werkneemster01] ” en “Florence”.

1.Het procesverloop

1.1.
Florence heeft bij verzoekschrift, ter griffie ingekomen op 27 februari 2023 verzocht om haar een gefixeerde schadevergoeding ten laste van [werkneemster01] toe te kennen op grond van art. 7:677 lid 2 en 3, onder a, BW. [werkneemster01] heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
[werkneemster01] heeft bij verzoekschrift, ter griffie ingekomen op 28 februari 2023, primair verzocht een billijke vergoeding aan haar toe te kennen vanwege het (niet rechtsgeldig verleende) ontslag op staande voet. Daarnaast verzoekt zij betaling van de transitievergoeding en een gefixeerde schadevergoeding. Subsidiair strekt het verzoek tot betaling van de transitievergoeding. Florence heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
Voorafgaand aan de zitting heeft [werkneemster01] bij brieven van 28 april 2023 en 5 mei 2023 nog producties toegezonden.
1.4.
Op 8 mei 2023 heeft de mondelinge behandeling in beide zaken plaatsgevonden. Daarbij zijn verschenen [werkneemster01] in persoon, bijgestaan door mr. Romeijn. Namens Florence zijn verschenen mevrouw [naam01] en mevrouw [naam02] , bijgestaan door mr. Olsthoorn. Bij deze gelegenheid hebben beide partijen spreekaantekeningen overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
[werkneemster01] , geboren op [geboortedag01] 1964, is op 1 september 1986 in dienst getreden van (de rechtsvoorganger van) Florence, laatstelijk in de functie van [functie01] , met een salaris van € 2.427,70 bruto per maand, exclusief onregelmatigheidstoeslag en 8% vakantietoeslag. [werkneemster01] heeft een dienstverband van 29,75 uur per week. Zij verricht uitsluitend werkzaamheden in de nachtdiensten.
2.2.
Florence biedt zorg en ondersteuning aan ouderen in de regio Haaglanden op verschillende locaties. [werkneemster01] is werkzaam op de zorglocatie [naam locatie01] te [plaats01] .
2.3.
Bij brief van 28 november 2022 heeft Florence [werkneemster01] uitgenodigd voor een gesprek over haar werkzaamheden op 30 november 2022.
2.4.
Op 1 december 2022 heeft Florence de inhoud van het gesprek per brief aan [werkneemster01] bevestigd en haar voor een periode van 14 dagen op non-actief gesteld:
“(…) Enkele dagen geleden hebben ons vanuit verschillende hoeken, zeer ernstige signalen bereikt over de kwaliteit van zorg en veiligheid van onze cliënten gedurende de nachten. Wij zijn hier erg van geschrokken en ontdaan door. Deze signalen kunnen en willen wij niet naast ons neerleggen en derhalve hebben we besloten om deze signalen door een externe partij nader te laten onderzoeken.
Om de onderzoekers de mogelijkheid te bieden tot zorgvuldige en onafhankelijke resultaten te komen, zien wij ons genoodzaakt om u per direct op non-actief te stellen. Dat betekent dat u bent vrijgesteld van werkzaamheden met behoud van uw reguliere loondoorbetaling. Wij gaan er vanuit dat u zich beschikbaar stelt voor het voeren van een gesprek in het kader van het onderzoek. (…)”
2.5.
Diezelfde dag heeft [werkneemster01] Florence schriftelijk medegedeeld begrip te hebben voor het ingestelde onderzoek, maar bezwaar te maken tegen de op non-actiefstelling. Ook schrijft zij:
“Als u daadwerkelijk streeft naar kwaliteit van zorg en veiligheid in de nachtdienst, dan ga ik ervan uit dat ALLE nachtdienst medewerkers in het onderzoek worden opgenomen. Dat zou het onderzoek ten opzichte van alle cliënten, tegenover alle medewerkers objectief en rechtvaardig zijn.
Op dit moment, zoals het in mijn opinie naar uitziet is het onderzoek NIET objectief en onacceptabel dat er andere het hand boven het hoofd wordt gehouden. Niet grondig, onzorgvuldig en onvoldoende in het vooronderzoek. (…)”
2.6.
Florence heeft vervolgens op 8 december 2022 aan [werkneemster01] medegedeeld geen aanleiding te zien om de aanpak van het onderzoek dan wel de non-actief stelling te wijzigen.
2.7.
Florence heeft AMF Recherchediensten (hierna: AMF) ingeschakeld om de door haar ontvangen signalen over de kwaliteit van zorg en veiligheid van cliënten gedurende de nacht te onderzoeken.
2.8.
Florence heeft de op non-actiefstelling van [werkneemster01] – vanwege het onderzoek – met een periode van (maximaal) 14 dagen verlengd.
2.9.
AMF heeft een persoonsgericht onderzoek uitgevoerd, namelijk gericht op de persoon van [werkneemster01] , werkzaam op de [x01] verdieping en haar collega [naam03] , werkzaam op de [y01] verdieping. AMF heeft interviews gehouden met elf verschillende medewerkster die anoniem willen blijven. Voorts heeft zij een interview gehouden met mevrouw [naam02] , die sinds 1 november 2022 [functie02] is (hierna: [naam02] ), mevrouw [naam04] , [functie03] , en mevrouw [naam05] (hierna: [naam05] ), [functie04] . [naam05] was voor [naam02] de [functie02] van [naam locatie01] . Ook heeft AMF gesprekken gevoerd met vijf bewoners.
2.10.
Op 13 december 2022 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [werkneemster01] en AMF (in aanwezigheid van een medewerkster Arbeidsvoorwaarden en Regelingen van Florence). In het hiervan door AMF opgemaakte gespreksverslag staat onder meer:
“(…) Ik werk uitsluitend nachtdiensten op de [x01] e verdieping. (…) Ik verricht ook ondersteuning op de 3e verdieping. Wanneer ik hulp nodig heb, vraag ik om hulp van een andere verdieping. (…)
Ik heb bedrijfskleding, een jasje met de naam Florence erop. Het is een donkerkleurig jasje. (…) Ik draag dit jasje altijd in mijn nachtdiensten. (…)
Vorig jaar hoorde ik dat collega’s van de ochtend- en avonddienst bij de locatiemanager [naam06] hadden gemeld dat bewoners zich niet veilig voelden bij mij. Ik heb haar gevraagd om een gesprek, maar dat is nooit gebeurd. (…)
U zegt dat er signalen zijn dat bewoners in mijn nachtdienst niet meer durven te bellen. Dat is niet waar. De bewoonster van kamer [xxx01] belt regelmatig. Ik help haar altijd. Ik heb haar een keer geholpen met in bed gaan liggen. Zij moest alleen haar voeten nog optillen. Ik heb toen tegen haar gezegd ‘Mevrouw, til uw benen op. Mevrouw til uw benen op.’ Ze kon nog lopen. Op een gegeven moment tilde ze haar benen en schopte zij in mijn gezicht. Toen heb ik gezegd dat ze dat niet mocht doen. Ik ben toen van haar kamer weggegaan.
U vraagt of ik met mijn vinger voor het gezicht van bewoners heb gezwaaid en gezegd heb, dat ze niet meer mochten bellen. Dat is niet waar. Ze moeten juist bellen, dat zeg ik altijd.
Ik geef ook de 7 uur medicatie. De locatiemanager [naam06] heeft op 8 juli 2021 aangegeven deze medicatie niet meer om 7 uur te geven maar dit door de dagdienst te laten doen. De bewoonster van kamer [yyy01] moest wel om 7 uur de medicatie krijgen. Ik heb haar twee keer de medicatie gegeven en dat ging goed. De 3e keer was ze diep in slaap. Ik moet hierbij zeggen dat zij met haar hoofd bij het voeteneinde slaapt. Ik kon haar niet met haar hoofd omhoog krijgen. Ik heb haar toen de medicatie ingegeven. Zij is niet gewond geraakt hierbij. Of haar lip hierdoor dik is geworden? Ik heb hier nooit iets over gehoord.
Haar man die op dezelfde kamer woont, wil zijn vrouw zelf zorg geven. Dat is het probleem. Ik betrapte collega’s die over mij spraken. Zij spraken erover dat ik de enige medewerkster ben waar deze familie problemen mee heeft. Ik heb geen probleem met deze familie. Ik ben naar de kamer van deze familie geweest en de man stuurde mij toen weg met de mededeling dat er niet gebeld was. Ik ben toen weggegaan.
De heer [naam07] ken ik heel goed. (…) Hij urineert in een urinaal. (…) De heer [naam07] heeft drie urinaals op zijn kamer, bij de voordeur, het toilet en bij zijn bed. Die moeten allemaal geleegd worden. Ik heb de urinaals weggehaald, dat is door de collega’s onderling besloten. Er is besloten om één urinaal te geven. Ook hebben we hem een nachtplak gegeven. Hij is altijd incontinent geweest.
Mevrouw [naam08] heb ik ’s nachts aangetroffen met ademhalingsproblemen. Aan het begin van de nachtdienst heb ik bij haar gecontroleerd. (…)
Tijdens mijn ronde hoorde ik haar om 02.50 uur moeilijk ademen. (…) Mevrouw [naam08] is met de ambulance meegegaan en later in het ziekenhuis overleden.
U zegt dat gehoord is dat ik toen geroepen zou hebben ‘ga staan, ga staan’. Dat is niet waar. (…)
De afgelopen 2 jaar hebben we acht managers gehad. Het beleid binnen Florence, locatie [naam locatie01] en zeker op de [x01] e verdieping, is gewoon niet goed geweest.
Het gebeurde wel eens dat iemand niet verschoond werd in de nachtdienst. Het beleid van [naam06] , de toenmalige locatiemanager, was om de bewoners niet wakker te maken. De bewoner van kamer [zzz01] verschoonde ik wel. Wanneer ik bij hem kwam, rook ik de urine. (…)”
2.11.
AMF heeft op 22 december 2022 haar onderzoeksrapport uitgebracht. Onder het kopje ‘Samenvatting’ staat het volgende:
“Tijdens de gevoerde gesprekken werden veel uitspraken gedaan, die voor het onderzoek van belang (kunnen) zijn. De uitspraken zijn in deze samenvatting puntsgewijze weergegeven. In de gespreksverslagen staan de uitspraken uitgebreider weergegeven. Opgemerkt wordt dat de uitspraken met name gedaan zijn over de nachtdienst op de 2e verdieping van locatie [naam locatie01] .
De volgende uitspraken zijn (mogelijk) van belang:
 Niet reageren op verzoek van zoon van een bewoonster om bij zijn moeder te gaan kijken (…)
 Meldingen van bewoners dat zij onheus bejegend, gekleineerd en geïntimideerd/bedreigd worden;
 Medewerk(st)ers ervaren een angstcultuur;
 Medewerkster laat zich, door haar echtgenoot, begeleiden bij het naar huis gaan uit angst voor de op non-actief gestelde medewerksters;
 Medewerkster is bang voor represailles van de op non-actief gestelde medewerksters en controleert voor haar vertrek vanaf locatie [naam locatie01] de banden van haar auto;
 Bewoners zijn bang voor consequenties van ‘de nachtdienst’;
 Bewoners durven ’s nachts niet meer te bellen omdat ze ‘afgeblaft’ worden;
 Bewoners krijgen ’s nachts indringende opmerkingen, zoals: ‘waarom bel je?’; ‘dat kan je toch zelf?’; ‘je belt niet meer, denk daarom’; ‘ik pik dit niet’; ‘nu is het afgelopen met bellen’;
 Nachtzuster die boos wordt omdat iemand in haar ogen te vaak plast en te vaak verschoond moet worden;
 Niet reageren wanneer bewoners ’s nachts bellen;
 Niet reageren op alarmbel nadat bewoonster gevallen is;
 Weghalen van urinaals bij bewoner;
 Bezoek (…) bij bewoners van de [x01] e verdieping, nadat de twee medewerksters op non-actief zijn gesteld, met de vraag ‘heb je iets verteld?’;
 [verzoekster01] [ktr: [werkneemster01] ] heeft grote mond tegen bewoners;
 […] heeft ook grote mond tegen bewoners, maar in mindere mate;
 Bewoonster heeft dikke lip opgelopen, na het inbrengen van medicatie door [verzoekster01] ;
 Bewoner door [verzoekster01] (…) ’s nachts beticht van discriminatie;
 Bewoonster die bang was voor [verzoekster01] en ’s nachts niet mocht bellen wanneer ze moest plassen: ‘Het is vreselijk hier in de nacht’;
 Door […] niet uitvoeren van de voorgeschreven controles bij een gevallen bewoner;
 Een college werd door […] niet geholpen bij een het verschonen van een bewoonster: ‘Dan is ze maar nat’;
 [verzoekster01] en […] wilden in 1e instantie een collega niet helpen om een bewoner kalm te krijgen;
 Overdracht van [verzoekster01] en […] naar de dagdienst wordt als onbeschoft omschreven;
 Medewerkster is bang om een opmerking te maken tegen [verzoekster01] en […] bij de overdracht;
 Medewerksters durven bij de overdracht door [verzoekster01] en […] niet te zeggen dat zij tijdens de nachtdienst bepaalde zorgtaken hadden moeten doen, uit angst voor de reactie van [verzoekster01] en […]
 Medewerk(st)ers durven constateringen van nalatigheden tijdens de nachtdienst van [verzoekster01] niet te registreren uit angst voor haar (latere) reactie;
 Een medewerkster die melding had gemaakt van dergelijke nalatigheden moest later op ‘audientie’ komen bij [verzoekster01] en […] hetgeen als zeer naar werd ervaren;
 Meldingen die door medewerk(st)ers van bewoners over [verzoekster01] werden vernomen, zijn niet altijd in de rapportage onder ‘S’ geregistreerd, met als reden dat de rapportage ook door haar in de nachtdienst kon worden gelezen;
 ‘Alle zusters zijn aardig, behalve één: een nachtzuster die in het zwart gekleed is’;
 Uitstellen van het verstrekken van de 7 uur medicatie;
 [verzoekster01] […] zijn onbeschoft naar bewoners;
 [verzoekster01] ’s nachts de kamer van bewoners op en voor het gezicht zwaaien met haar vinger;
 [verzoekster01] draagt bijzonderheden alleen mondeling over. Doet dit niet schriftelijk ‘want dan leest de familie dit ook’;
 Bewoners die zich genoodzaakt zagen om 112 te bellen, omdat ze niet geholpen werden en niet gereageerd werd op hun alarmbel;
 Polsalarm van bewoners buiten bereik gelegd;
 Bewoners op een matras op de grond gelegd en/of laten liggen;
 Samenkomst van medewerksters in de nachtdienst op de [x01] e verdieping.”
2.12.
Op 27 december 2022 heeft Florence [werkneemster01] op staande voet ontslagen. De collega [naam03] is eveneens ontslagen. Florence heeft het ontslag op staande voet bij brief van 27 december 2022 bevestigd. Daarin staat onder meer:
“(…) Op donderdag 22 december jl. hebben wij het onderzoeksrapport van AMF Recherchediensten ontvangen. Tot onze grote spijt hebben wij moeten concluderen dat in dit rapport de eerder ontvangen signalen bevestigd worden en de kwaliteit van zorg en de veiligheid van de bewoners tijdens de nachten waarin u werkzaam was, inderdaad ernstig tekort is geschoten. (…)
Aan de hand van dit rapport kunnen we in ieder geval vaststellen dat u, in strijd met de interne afspraken, het doktersadvies aangaand de bewoners niet hebt opgevolgd. Uit het onderzoeksrapport blijkt bijvoorbeeld dat u eenzijdig hebt besloten medicatie niet of te laat uit te reiken dan wel toe te dienen. Bovendien verzaakte u regelmatig om dit te melden bij de overdracht aan de ochtenddienst. Het niet of niet tijdig toedienen van medicatie kan ernstige gevolgen hebben voor de (gezondheid van) bewoners.
Ook uw handelingen bestaande uit het weghalen van een urinaal en eenzijdig besluiten om een bewoner een nachtplak (incontinentiemateriaal) aan te doen zijn onacceptabel. Deze bewoner is binnen een week incontinent geraakt. Dit druist geheel in tegen onze visie ‘Het leven leiden dat je lief is’, waarbij we (onder meer) willen bijdragen aan de zelfstandigheid van de bewoners.
Uit het rapport maken wij op dat u de bewoners noodzakelijke zorg hebt ontzegd dan wel hebt ontnomen. Zowel medewerkers als bewoners hebben verklaard dat u op intimiderende wijze hebt aangegeven dat bewoners geen gebruik mogen maken van de noodknop. Ook is gebleken dat bewoners soms, zelfs na herhaaldelijk bellen, geen zorg van u kregen aangeboden terwijl hiertoe wel een noodzaak bestond. U bent in het verlenen van de noodzakelijke zorg ernstig te kort geschoten. Bovendien zijn er signalen dat bij bepaalde bewoners, die de noodknop vaak gebruikten, de noodknoop door u net buiten bereik werd gelegd. De mogelijke risico’s hiervan zijn zeer ernstig en absoluut onaanvaardbaar.
Gebleken is ook dat u regelmatig niet of onvoldoende incidenten in de nacht hebt geregistreerd. Dit is niet alleen in strijd met het interne protocol, u ontneemt bewoners hiermee ook de mogelijkheid om de juiste zorg aangeboden te krijgen. (…)
We maken uit dit rapport tevens op dat u bewoners hebt bedreigd, geïntimideerd, afgesnauwd en ook met een vinger in het gezicht hebt gewezen. Bewoners geven aan zich gekleineerd te voelen door u en sommige bewoners durven ’s nachts geen gebruik meer te maken van de noodknop wanneer zij weten dat u dienst hebt. (…)
Tot slot hebben wij geconcludeerd dat u een angstcultuur hebt veroorzaakt dan wel in stand hebt gehouden, voorafgaand en aansluitend aan de nachten dat u werkzaam was. Collega’s zagen op tegen de overdracht en de mogelijke reactie daarop. Collega’s durfden constateringen in de ochtend niet te registreren uit angst voor uw reactie. Hoe diep deze angst zit, blijkt wel uit het feit dat medewerkers tijdens het onderzoek alleen anoniem hebben durven verklaren. (…)
Teneinde ook uw visie op de ontstane situatie binnen de locatie [naam locatie01] te vernemen bent u op 13 december 2022 geïnterviewd door één van de externe onderzoekers in het bijzijn van een medewerker HR van Florence. Uw verklaring vormt onderdeel van het onderzoeksrapport. Na afronding van het onderzoek bent u gedurende een bespreking op 27 december 2022 in het kader van hoor en wederhoor in de gelegenheid gesteld te reflecteren op de uitkomsten van het onderzoek.
Wij zijn ernstig geschokt en ontdaan over uw gedragingen tijdens de nachtdienst. De genoemde omstandigheden leveren, ieder zelfstandig, maar ook in onderlinge samenhang, een dringende reden ex artikel 7:677 jo. artikel 7:678 BW op. (…)”.
2.13.
[werkneemster01] heeft bij brief van 27 januari 2023 de vernietigbaarheid van het ontslag op staande voet ingeroepen en Florence verzocht dit in te trekken. Florence heeft dat niet gedaan.

3.Het verzoek en het verweer

in de zaak met nummer 10362652
3.1.
[werkneemster01] verzoekt, bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
te verklaren voor recht dat geen sprake is geweest van een rechtsgeldig ontslag op staande voet;
Florence te veroordelen om binnen veertien dagen na dagtekening van de beschikking een billijke vergoeding aan [werkneemster01] te betalen van [na correctie] € 101.249,82 bruto (bestaande uit € 70.002,62 aan inkomensschade, € 21.247,20 aan pensioenschade en € 10.000,- aan immateriële schade), dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag;
Florence te veroordelen om binnen veertien dagen na dagtekening van de beschikking de wettelijke transitievergoeding aan [werkneemster01] te betalen van € 44.455,71 bruto dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag;
Florence te veroordelen om binnen veertien dagen na dagtekening van de beschikking een gefixeerde schadevergoeding aan [werkneemster01] te betalen ter zake de onregelmatige opzegging van € 10.152,20 bruto dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag;
subsidiair, voor zover wordt geoordeeld dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven
5. Florence te veroordelen om binnen veertien dagen na dagtekening van de beschikking aan [werkneemster01] te betalen de wettelijke transitievergoeding van € 44.455,71 bruto dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag;
primair en subsidiair
6. Florence te veroordelen tot betaling aan [werkneemster01] van de wettelijke rente vanaf het moment van opeisbaarheid van genoemde bedragen tot de dag der algehele voldoening;
7. Florence te veroordelen in de (na)kosten van de onderhavige procedure, het salaris van de gemachtigde daaronder begrepen.
3.2.
Aan haar verzoeken legt [werkneemster01] (samengevat) het volgende ten grondslag.
Allereerst is het ontslag op staande voet niet onverwijld gegeven. AMF heeft haar rapport namelijk op 22 december 2022 aan Florence verstrekt en pas een kleine week later, op 27 december 2022, is het ontslag op staande voet verleend. Nu deze opzegging niet kan worden gekwalificeerd als onverwijld, is het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig.
Bovendien is geen sprake van een dringende reden. Ter onderbouwing van de dringende reden verwijst Florence naar het onderzoeksrapport, maar veel van de hierin opgenomen verklaringen zijn van horen zeggen. Ook wordt verwezen naar verklaringen, waaruit niet blijkt dat dit over [werkneemster01] zou gaan.
Voor zover wordt geoordeeld dat het ontslag onverwijld is gegeven en de aan het ontslag ten grondslag gelegde redenen wel dringend worden geacht, verzoekt [werkneemster01] rekening te houden met de omstandigheden van het geval. Daarbij behoren ook de persoonlijke omstandigheden van [werkneemster01] in aanmerking te worden genomen. Gelet hierop had Florence kunnen en moeten volstaan met een minder zwaar middel, zoals een officiële waarschuwing.
3.3.
Florence voert verweer en concludeert primair tot afwijzing van de verzoeken van [werkneemster01] , met veroordeling van [werkneemster01] in de proceskosten. Voorts verzoekt Florence te verklaren voor recht dat de arbeidsovereenkomst door een rechtsgeldig ontslag op staande voet is geëindigd.
in de zaak met nummer 10356588
3.4.
Florence verzoekt, bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [werkneemster01] te veroordelen tot betaling aan Florence van de gefixeerde schadevergoeding van € 2.960,14 bruto, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 28 december 2022 tot de dag der algehele voldoening, alsmede veroordeling van [werkneemster01] in de proceskosten, waaronder ook de nakosten.
3.5.
Aan haar verzoek legt Florence (samengevat) ten grondslag dat zij [werkneemster01] op 27 december 2022 terecht op staande voet heeft ontslagen, nadat [werkneemster01] door opzet althans schuld een dringende reden aan Florence heeft gegeven. [werkneemster01] is aan Florence dan ook een gefixeerde schadevergoeding verschuldigd.
3.6.
[werkneemster01] voert verweer en concludeert primair tot afwijzing van de verzoeken van Florence, met veroordeling van Florence in de proceskosten.

4.De beoordeling

in de zaak met nummer 10362652
4.1.
Vooropgesteld wordt dat [werkneemster01] heeft berust in haar ontslag. Het gaat in deze zaak nog om de vraag of aan haar een billijke vergoeding moet worden toegekend en of Florence een schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging, alsmede de transitievergoeding verschuldigd is geworden.
4.2.
[werkneemster01] heeft het verzoek tijdig ingediend, omdat het is ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst (volgens Florence) is geëindigd.
4.3.
Op grond van artikel 7:681 lid 1, onder a, BW kan de kantonrechter op verzoek van de werknemer ten laste van de werkgever een billijke vergoeding aan hem toekennen, als de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. In dit artikel is kort gezegd bepaald dat de werkgever de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig kan opzeggen zonder schriftelijke instemming van de werknemer, tenzij sprake is van één van de uitzonderingen als genoemd in lid 1. Florence doet een beroep op één van deze uitzonderingen en voert aan dat aan de beëindiging van de arbeidsovereenkomst een dringende reden ten grondslag ligt (artikel 7:677 lid 1 BW). Voor een geldig ontslag op staande voet gelden drie vereisten: er moet een dringende reden aanwezig zijn, de arbeidsovereenkomst moet onverwijld worden opgezegd en de dringende reden moet onverwijld worden medegedeeld.
4.4.
Is het ontslag op staande voet onverwijld gegeven? Ja
4.4.1.
[werkneemster01] stelt zich op het standpunt dat het ontslag op staande voet niet onverwijld is gegeven, vanwege het tijdsverloop tussen de ontvangst van het onderzoeksrapport van AMF en het geven van het ontslag op staande voet.
4.4.2.
Dit faalt. De eis dat het ontslag op staande voet onverwijld moet worden gegeven brengt niet met zich dat de werkgever meteen na het ontstaan van een vermoeden van een dringende reden tot het ontslag moet overgaan. De werkgever mag enige dagen in acht nemen om onderzoek te doen en om juridisch advies in te winnen. Niet betwist is dat Florence het rapport van AMF op donderdag 22 december 2022 heeft ontvangen. Het ontslag op staande voet is op dinsdag 27 december 2022 gegeven. Daar zit één werkdag, een weekend en tweede kerstdag tussen. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Florence daarmee voldoende voortvarend gehandeld.
Het ontslag op staande voet is dan ook onverwijld gegeven.
4.5.
Is er een dringende reden? Nee
4.5.1.
Als dringende reden in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW worden op grond van het bepaalde in artikel 7:678 lid 1 BW beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling of van een dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren in de eerste plaats te worden betrokken de aard en ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, en verder onder meer de aard en duur van de dienstbetrekking, de wijze waarop de werknemer deze heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals de leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet zou hebben.
4.5.2.
Naar het oordeel van de kantonrechter is geen sprake van een dringende reden. Dit wordt hierna toegelicht aan de hand van de in de ontslagbrief vermelde redenen.
4.6.
Het niet opvolgen van doktersadviezen.
4.6.1.
Florence verwijt [werkneemster01] dat zij de medicatie een aantal malen niet of te laat heeft uitgereikt aan de bewoners. Aan vier van de 39 bewoners moet de medicatie volgens Florence stipt om 7.00 uur worden toegediend. Latere toediening kan negatieve gevolgen hebben voor de gezondheid van de bewoners. [werkneemster01] zou ook een aantal malen hebben verzuimd om van het niet toedienen melding te maken bij de overdracht aan de ochtenddienst.
Te laat verstrekken van medicijnen
4.6.2.
Blijkens het rapport van AMF hebben twee anonieme medewerkers hierover een verklaring afgelegd.
Medewerker 3 heeft verklaard:
“ [naam03] [ktr: [naam03] ] en [verzoekster01] wilden medicijnen ook vaak later aan bewoners laten geven dan voorgeschreven was. Dan droegen ze dit over aan de ochtenddienst, want dan hoefden zij dit niet te doen. Want als ze de medicijnen gingen geven, moest altijd wel iemand naar het toilet. Maar sommige bewoners moeten hun medicijnen echt om 07:00 uur hebben.”
Medewerker 6 heeft verklaard:
“De pillen moeten om 07:00 uur gegeven worden aan o.a. mevrouw [naam09] maar
[verzoekster01] ( [werkneemster01] ) wil dat dit om 07.30 uur wordt gedaan. Dit is tegen de regels en ik
zet dit weer in de nachtlijst dat het om 07:00 uur moet, want er is een duidelijke
reden om de medicijnen om 07:00 uur te geven, maar [verzoekster01] haalt dit dan weer uit de nachtlijst. Zij geeft de pillen dan niet.”
[naam05] heeft verklaard:
“Ik weet dat de 7 uur medicatie niet altijd op tijd gegeven was door de nachtdienst.
Daar heb ik de nachtdienst op aangesproken. ik kreeg te horen dat dit moeilijk was,
omdat er dan iemand van een andere afdeling moest komen. Maar dat is helemaal
niet moeilijk, dat is gewoon zoals het hoort te gaan. Het tijdens de overdracht van
nachtdienst naar ochtenddienst niet melden dat het geven van de 7 uur medicatie
niet gelukt is, is niet toegestaan. Dat moet gewoon in de overdracht staan en mede
gedeeld worden.”
Voor zover de andere medewerkers iets over de medicijnverstrekking hebben verklaard, hebben die verklaringen geen betrekking op [werkneemster01] .
4.6.3.
[werkneemster01] heeft hierover in de eerste plaats aangevoerd dat de vorige [functie02] [naam06] , op 8 juli 2021 heeft aangegeven dat de medicatie door de dagdienst gegeven kon worden. Florence heeft daarover opgemerkt dat zij het hoogst ongeloofwaardig acht dat [naam06] een dergelijke instructie zou hebben gegeven. De kantonrechter overweegt daarover dat het, mede gelet op het feit dat [werkneemster01] een specifieke datum heeft genoemd waarop de instructie zou zijn gegeven, op de weg van Florence lag om dit na te gaan bij [naam06] . Desgevraagd heeft zij ter zitting meegedeeld dit niet te hebben gedaan. Gesteld noch gebleken is echter dat dit niet tot de mogelijkheden behoorde. Of een dergelijke instructie is gegeven kan dus niet worden vastgesteld.
4.6.4.
[werkneemster01] heeft verder aangevoerd dat het soms ook niet mogelijk was om alle vier bewoners hun medicatie precies om 7.00 uur te verstrekken omdat de betreffende bewoners niet naast elkaar wonen, ze eerst gewekt en recht opgezet moeten worden voordat zij de medicatie kunnen innemen en zij dan vaak ook naar het toilet gebracht willen worden. Daardoor kan het een keer voorkomen dat niet alle bewoners voor de overdracht, die om 7.15 uur plaatsvindt, de medicatie hebben ontvangen.
4.6.5.
De kantonrechter oordeelt dat het op basis van de verklaringen en hetgeen [werkneemster01] hierover heeft gezegd op zichzelf wel aannemelijk is dat zij de medicatie weleens later dan 7.00 uur heeft verstrekt. Hoewel ook aannemelijk is dat het te laat verstrekken van medicatie de gezondheid van de bewoners in sommige gevallen kan schaden, is dit naar het oordeel van de kantonrechter in dit geval onvoldoende voor een dringende reden die ontslag op staande voet rechtvaardigt. In de eerste plaats is niet uit te sluiten dat [werkneemster01] hierover een afwijkende instructie heeft ontvangen van [naam06] . In de tweede plaats is niet komen vast te staan dat [werkneemster01] de medicijnen structureel niet of te laat uitdeelde. Maar daarnaast geldt dat, als Florence vond dat [werkneemster01] nalatig was met het tijdig verstrekken van de medicijnen, het op haar weg had gelegen om [werkneemster01] daar op aan te spreken en haar in de gelegenheid te stellen haar functioneren op dit punt te verbeteren. Niet gebleken is echter dat zij dat heeft gedaan. Er heeft wel een gesprek plaatsgevonden tussen [naam06] en [werkneemster01] over medicijnverstrekking, te weten op 26 januari 2021, maar dat ging over het niet helpen bij het uitdelen van medicijnen op andere afdelingen door [werkneemster01] . Dat er naast dat gesprek met [werkneemster01] is gesproken over de medicijnverstrekking is niet gebleken en functioneringsgesprekken werden bij Florence niet, of niet structureel, gehouden. Uit een door [werkneemster01] weergegeven citaat uit het zorgdossier (speekaantekeningen, onder 21) blijkt bovendien dat het ook in de dagdienst wel eens voorkwam dat een bewoner de medicatie iets later kreeg.
Niet vermelden bij overdracht
4.6.6.
Florence heeft verder aangevoerd dat [werkneemster01] het te laat verstrekken van de medicatie niet, of niet steeds, vermeldde bij de overdracht aan de ochtenddienst. Uit de verklaring van medewerksters 3 en 6 blijkt echter dat [werkneemster01] er wel melding van maakte. Echter, ook als vast zou staan dat [werkneemster01] er niet altijd melding maakte als zij de medicijnen niet om 7.00 uur had verstrekt had het op de weg van Florence gelegen om haar hierop aan te spreken. Niet gebleken is dat dat is gebeurd.
4.6.7.
Dat [werkneemster01] (anders dan incidenteel) ‘doktersadviezen niet zou opvolgen’ of onvoldoende zou rapporteren is op grond van het voorgaande onvoldoende komen vast te staan maar is bovendien, indien het wel vast zou staan, in dit geval onvoldoende voor een dringende reden.
4.7.
Het weghalen van een urinaal en het aandoen van een nachtplak
4.7.1.
Florence heeft in de tweede plaats aangevoerd dat [werkneemster01] twee van de drie urinaals heeft weggehaald bij een bewoner waardoor hij niet meer zelfstandig kon plassen. [werkneemster01] heeft hem ook een zogenaamd nachtplak (luier) omgedaan met als gevolg dat hij, door het ontbreken van aandrang, incontinent is geraakt, aldus Florence. Afgezien daarvan is het volgens Florence mensonterend om iemand tegen zijn zin een nachtplak aan te doen en moet dit als ‘ouderenmishandeling’ worden aangemerkt. Florence beschouwt dit dan ook als een ernstig vergrijp.
4.7.2.
[werkneemster01] heeft op zichzelf niet betwist dat zij twee urinaals heeft weggehaald en de bewoner een nachtplak heeft omgedaan. Ze heeft hierover ook gerapporteerd. Ze stelt dat mevrouw [naam10] , die een hogere functie heeft dan [werkneemster01] , haar dat had opgedragen en dat het vaker gebeurde. Ter onderbouwing van die laatste stelling heeft zij in het verzoekschrift enkele citaten opgenomen uit het patiëntendossier van de betreffende bewoner:
 Op 22 januari 2022 (de eerste dag van de bewoner op locatie [naam locatie01] ) heeft [naam11] om 14:29 uur gerapporteerd:
“Dhr. alarmrede, bij binnenkomst zat Dhr, op de stoel in zijn woonkamer. Dhr was incontinent van urine en zijn broek was nat. Dhr. kreeg een schoone broek aan een inco materiaal om.”
 Op 19 september 2022 om 00:33 uur heeft [naam10] gerapporteerd:
“Dhr heeft regelmatig gebeld voor hulp bij plassen, plassen komt moeilijk opgang met dhr afgesproken hem een nachtplak te geven, ging mee akkoord.”.
 Op 30 september 2022 om 6:36 uur heeft [naam10] gerapporteerd:
“Dhr was incontinent van urine, dhr is verschoond en kreeg in overleg een nacht inco aan.”.
 Op 22 oktober 2022 rapporteerde [naam12] :
“Dhr belde vlak na de ochtend zorg. Bij binnenkomst had dhr een natte broek, heeft het net niet kunnen halen om in de urinaal te urineren. Dhr kreeg een schone broek en inco broek in overleg met dhr.”
 Op 23 oktober 2022 heeft [naam13] gerapporteerd:
“Dhr geholpen met Adl. Dhr zat vanochtend op zijn bed, hij had geprobeert om in zij urinaal te plassen, het meeste urine was ernaast gegaan. Bed en vloer schoon gemaakt. Misschien tijdens de dag een up en go pants. Dhr heeft ontbeten in de huismaker korte gang. Daar is dhr
ook nog naar het toilet gegaan, dit ging ook niet zo goed. Dhr is weer verschoond door
collega.”
 Op 5 november 2022 om 21:30 uur heeft [naam13] gerapporteerd:
“Zoon was vanavond op bezoek bij dhr. Zoon vertelde dat dhr wat onrustig was omdat hij zijn urinaals miste. Dhr nachtplak omgedaan en hem uitgelegd dat hij niet uit bed hoeft te komen om te plassen maar dat dit gewoon in zijn inco mag doen. De nachtzuster dit evt nog een keer uitlegt aan dhr.”
 Op 24 november 2022 om 6:37 uur is door [naam10] :
“Dhr was incontinent van urine, bed was nat en is ook verschoond. Zou dhr voor de nacht
een inco kunnen krijgen. Het is ontzettend moeilijk deh uit bed te krijgen.”. Zij heeft op
14 november 2022 om 2:11 uur gerapporteerd: “Dhr een nacht inco omgedaan omdat
dhr moeite heeft overeind te komen voor de urinaal.”
4.7.3.
Florence heeft bezwaar gemaakt tegen het gebruik van deze citaten die volgens haar onrechtmatig zijn verkregen, omdat [werkneemster01] sinds de op non-actiefstelling geen toegang meer heeft tot de patiëntendossiers. Ook voert zij aan dat [werkneemster01] grove inbreuk maakt op de privacy van de bewoner. De kantonrechter overweegt hierover dat bewijs op grond van art. 152 Rv door alle middelen kan worden geleverd. Er is geen algemene regel om onrechtmatig verkregen bewijs - zo daar sprake van is - buiten beschouwing te laten. Van bijkomende omstandigheden op grond waarvan de citaten buiten beschouwing gelaten moeten worden is niet gebleken. De privacy van de bewoners is niet in het geding, omdat de citaten zijn geanonimiseerd. Mede gelet op het zwaarwegende belang van [werkneemster01] om haar stellingen te onderbouwen wordt het verzoek om de citaten buiten beschouwing te laten afgewezen.
4.7.4.
Florence heeft verder aangevoerd dat zij niet kan nagaan of de citaten juist en volledig zijn omdat [werkneemster01] de betreffende pagina’s niet heeft overgelegd. De kantonrechter passeert dit. Anders dan [werkneemster01] heeft Florence zelf wel inzage in het zorgdossier. Mochten de citaten onjuist of onvolledig zijn dan was Florence in staat om dat na te gaan. Florence heeft echter niet aangevoerd dat de citaten onjuist of onvolledig zijn. De kantonrechter gaat dus uit van de juistheid ervan.
4.7.5.
Florence is niet ingegaan op de stelling dat mevrouw [naam10] hiertoe opdracht heeft gegeven en heeft hierover kennelijk geen navraag bij mevrouw [naam10] gedaan. De stelling dat mevrouw [naam10] vond dat een nachtplak moest worden gegeven sluit aan bij de citaten in het zorgdossier waaruit volgt dat mevrouw [naam10] hier drie keer toe besloten heeft.
4.7.6.
Florence heeft verder aangevoerd dat het feit dat ook collega’s bij de betreffende bewoner wel eens een nachtplak omdeden niet betekent dat dit structureel gebeurde. Dit faalt naar het oordeel van de kantonrechter. In de eerste plaats blijkt uit het rapport van AMF niet, althans onvoldoende dat [werkneemster01] dit structureel deed. Hoe vaak het is voorgekomen kan uit het rapport niet worden afgeleid. Ook heeft Florence niet toegelicht wanneer van ‘structureel’ in plaats van ‘incidenteel’ kan worden gesproken. Het standpunt van Florence dat andere medewerkers de bewoner alleen incidenteel een nachtplak omdeden is in het licht van de citaten bovendien onbegrijpelijk. Uit de citaten blijkt immers dat, voor zover al geen sprake was van een zekere regelmaat, dit in elk geval meer dan incidenteel gebeurde. De kwalificatie ‘mensonterend’ en ‘ouderenmishandeling’ die Florence eraan heeft gegeven zijn in het licht van de citaten dan ook onbegrijpelijk en kwetsend jegens [werkneemster01] .
Daarbij komt dat, als het niet was toegestaan om de bewoner een nachtplak om te doen, het op de weg van Florence had gelegen om [werkneemster01] hierop aan te spreken. Niet gebleken is dat zij dat gedaan heeft.
4.7.7.
Het weghalen van twee urinaals en het omdoen van een nachtplak leidt daarom naar het oordeel van de kantonrechter gelet op het voorgaande niet tot de conclusie dat sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet.
4.8.
Onthouden van zorg
4.8.1.
Florence heeft voorts aangevoerd dat [werkneemster01] de bewoners essentiële zorg heeft onthouden. Zij verwijst het rapport waarin medewerkers hebben verklaard dat [werkneemster01] bewoners zou hebben verboden om te bellen en dat zij de alarmknop buiten hun bereik zou leggen.
Ten aanzien van het buiten bereik leggen van de alarmknop
4.8.2.
Medewerker 7 heeft daarover verklaard:
Wat ik heb gehoord van bewoners is dat hun alarm in de nacht buiten hun bereik
wordt gelegd. Dan kunnen ze dus niet bellen, wanneer ze bijvoorbeeld naar het toilet
moeten. Ik vind dat de bewoners hierdoor in hun vrijheid worden beperkt.”
Medewerker 8 heeft verklaard:
“Wanneer ik in de ochtenddienst werkte en de kamers van bewoners binnen ging,
heb ik het alarm van die bewoners weleens op de kastjes vlak bij de deur zien liggen.
Het alarm lag dan buiten het bereik van de bewoners.”
Medewerker 11 heeft verklaard:
“Of ik wel eens in een kamer van een cliënt het alarm heb aangetroffen, die buiten
bereik van de cliënt lag? Dat heb ik inderdaad tot voor een maand geleden wel eens
meegemaakt. Sinds een maand hebben wij het Sensara systeem, en is dat alarm niet
meer nodig. Een aantal bewoners hebben nog wel een polsalarm.”
[naam05] heeft erover verklaard:
“Wanneer een alarm op een tafeltje of kastje naast de deur van een kamer is gelegd, terwijl de bewoner zelf niet uit bed kan komen, kan de bewoner niet bellen als hij of zij hulp nodig heeft. Ik weet natuurlijk niet of een bewoner dit zelf heeft gedaan, dat kan natuurlijk. Als dit bewust door een medewerkster is gedaan, dan beperkt de medewerkster feitelijk de cliënt in zijn of haar vrijheid.”
In de verklaringen wordt bevestigd dat alarmknop wel eens buiten het bereik van bewoners lag. Er blijkt niet uit of dit dan om een incident ging of dat het regelmatig plaatsvond. Verder blijkt niet dat [werkneemster01] dit wel eens deed en dus ook niet of ze dat dan bewust deed. Zoals [naam05] verklaart, is niet uit te sluiten dat een bewoner het zelf heeft gedaan. Al met al zijn verklaringen te vaag of hieruit een dringende reden voor ontslag op staande voet af te leiden.
Ten aanzien van het niet mogen bellen
4.8.3.
Volgens Florence zei [werkneemster01] tegen diverse bewoners op zij niet of niet meer mochten bellen (op de alarmknop drukken) en reageerde ze onvriendelijk als ze dat wel deden. Daarmee onthield [werkneemster01] de bewoners essentiële zorg volgens Florence.
Medewerker 1 heeft hierover verklaard:
“Een collega van mij wilde haar verzorgen en liep naar haar kamer. Zij hoorde dat
mevrouw [naam14] met één van haar zussen aan het bellen was, de telefoon stond
op de speaker. Zij vertelde haar zus dat zij bang was voor de nachtzuster en dat ze
van die zuster ‘s nachts niet meer mocht bellen wanneer ze moest plassen. De nachtzuster
was [verzoekster01] . (…)
[werkneemster01] heeft betwist dat zij tegen een bewoner zou hebben gezegd dat ze ’s nachts niet meer mocht bellen. Het betreft hier echter iets wat medewerker 1 zelf kennelijk niet heeft waargenomen maar gehoord heeft van een collega die een gesprek van de bewoner had opgevangen. Uit de verklaring blijkt ook niet op grond waarvan medewerker 1 heeft aangenomen dat het om [werkneemster01] zou gaan. Niet duidelijk is of de collega de naam [werkneemster01] duidelijk heeft horen noemen of dat ze heeft aangenomen dat het om [werkneemster01] ging.
Florence doet voorts een beroep op de navolgende verklaring van medewerker 1:
Mevrouw [naam09] geeft aan dat ze bang is in de nacht, omdat wanneer zij belt er
niemand komt. Zij heeft mij verteld dat de nachtzuster heeft gezegd dat ze niet mag
bellen. Mevrouw [naam09] krijgt pijnmedicatie. [naam03] heeft er een handje van om bewoners niet te verschonen tijds haar dienst (…)”
Dit deel van de verklaring waarvan de laatste hier geciteerde zin in het verweerschrift is weggelaten gaat niet over [werkneemster01] maar over [naam03] en draagt dus niet bij aan de stellingname van Florence.
4.8.4.
Medewerker 2, eveneens werkzaam op de [x01] verdieping, heeft verklaard:
“Voordat ik vast op de [x01] e verdieping kwam te werken, had ik van de bewoners van
de [x01] verdieping al signalen gehoord die niet goed waren. Zij vertelden mij dat ze
niet goed bejegend werden; niet geholpen werden wanneer zij daar om vroegen,
bijvoorbeeld als ze op de bel hadden gedrukt; maar ook dat ze bang waren. Dit ging
specifiek over de nachtdienst en dan met name over [verzoekster01] , [naam03] en [...].
(…)
Hij vertelde mij dat hij niet zou bellen, omdat ik dan zou slapen. Ik heb hem gezegd
dat ik er in de nacht ben om te werken en hij altijd mag bellen. Deze opmerking, dat
ze niet mochten bellen, heb ik trouwens van meer bewoners gehoord.”
Ook hiervoor geldt dat de medewerker vertelt wat ze van anderen heeft gehoord en dat ze zelf niet heeft waargenomen dat [werkneemster01] bewoners verbood te bellen of onvriendelijk reageerde als ze dat deden.
4.8.5.
Medewerker 3 heeft verklaard:
“Mevrouw [naam14] plaste veel en moest geholpen worden om naar het toilet te
gaan of verschoond te worden. Zij vertelde mij dat ze van de nachtzuster niet meer
mocht bellen en dat zij vreselijk behandeld werd in de nacht. Ik heb tegen de zussen
van mevrouw [naam14] gezegd dat zij hier melding van moesten maken. Zij
vertelden mij dat hun zus, mevrouw [naam14] dus, dit al vaker aan hen had
verteld. Zij durfden geen melding te maken, omdat ze bang waren dat hun zus het
nog meer moest ontgelden in de nacht.”
Uit het rapport blijkt niet of deze verklaring is geverifieerd. Het AMF heeft enkele bewoners gesproken maar uit het rapport kan niet worden opgemaakt of ook een gesprek met deze bewoner heeft plaatsgevonden.
Medewerker 3 heeft voorts verklaard:
“De heer en mevrouw [naam15] hebben zich tegenover mij ook uitgesproken over
de behandeling in de nachtdienst. Beiden zeiden dat ze ‘s nachts van [verzoekster01] en [naam03]
te horen hadden gekregen dat ze niet meer mochten bellen. [verzoekster01] zou met haar
vinger vlak voor het gezicht van mevrouw [naam15] hebben gezwaaid en hebben
gezegd ‘Heb je me begrepen?’. Mevrouw [naam15] heeft mij dit wel vijf keer verteld.
Zij zat hier enorm mee, het liet haar niet los.”
Dit incident is bevestigd door de heer [naam15] . Hij heeft erover verklaard:
“(…)De nachtzuster, waarover ik het heb, heeft mijn vrouw heeft agressief benaderd en met haar vinger voor het gezicht van mijn vrouw gezwaaid en gezegd ‘Je mag niet meer bellen!’”
Medewerker 4 heeft verklaard:
“Sommige collega’s in de nachtdienst vinden dat bewoners te vaak bellen en dus
lastig zijn. Ik vind dat een bewoner nooit te vaak belt en gewoon aandacht verdient.”
Deze verklaring heeft niet specifiek op [werkneemster01] betrekking.
Medewerker 6 heeft verklaard:
“ [verzoekster01] heeft het altijd over dezelfde bewoners die volgens haar lastig zijn, zoals de
familie [naam15] . Maar ook heeft ze het over mevrouw [naam09] . Zij belt volgens [verzoekster01]
onnodig en dat mag ze van [verzoekster01] niet doen.”
Het gaat hier om wat de medewerker kennelijk van [werkneemster01] zelf heeft gehoord. Er blijkt niet uit dat de medewerker dit gedrag feitelijk ook heeft waargenomen.
4.8.6.
Medewerker 7 heeft verklaard:
“Ik heb gehoord dat bewoners niet altijd correct geholpen en bejegend zijn. Er mag
in de nacht bijvoorbeeld niet door de bewoners gebeld worden. Ik loop soms ook op
de [x01] e verdieping en de bewoners zijn dan blij dat ik erbij (…)
Medewerker 7 verklaart over verhalen die kennelijk rondgaan binnen [naam locatie01] . Niet duidelijk blijkt van wie de medewerker ervan kennis heeft genomen en ook niet of de medewerker zelf tekortkomingen heeft waargenomen. De verklaring is dan ook te vaag om bij te dragen aan de onderbouwing van de stellingen van Florence.
4.8.7.
Mevrouw [naam02] , die sinds 1 november 2022 [functie02] is bij [naam locatie01] , heeft erover verklaard:
“Wat ik van bewoners zelf heb gehoord is heel erg. Zij vertelden o.a. dat zij ‘s nachts
niet meer durven te bellen, omdat ze afgeblaft worden wanneer zij bellen. Dan wordt
o.a. op indringende wijze gevraagd ‘waarom bel je?’. Wanneer bewoners bellen voor hulp wordt met de vinger naar hun gewezen en gezegd ‘je belt niet meer, denk daarom’, ‘ik pik dit niet’ en ‘nu is het afgelopen met bellen’. Ik kreeg ook te horen dat de nachtzuster boos wordt omdat iemand, in haar ogen, te vaak plast en te vaak verschoond moet worden. Ondanks dat de bewoner dan belt, komt de nachtzuster dan niet meer.”
[naam02] verklaart niet met zoveel woorden dat het gaat om gedrag van [werkneemster01] en ook niet dat het vooral gaat om bewoners van de [x01] etage. Zij beschrijft het gedrag van de nachtdienst in het algemeen.
4.8.8.
Ten aanzien van een deel van de verklaringen is niet duidelijk of ze specifiek betrekking hebben op [werkneemster01] , maar in enkele verklaringen wordt zij wel met zoveel woorden genoemd. Uit geen van de verklaringen blijkt dat daadwerkelijk is waargenomen dat [werkneemster01] de bewoners zou verbieden om te bellen of dat ze daarop onvriendelijk zou reageren. Van de vijf bewoners die zijn gehoord hebben er twee verklaard dat [werkneemster01] zei dat ze niet meer mochten bellen, althans dat ze onvriendelijk reageerde toen ze dat deden. Niet helemaal duidelijk of het om een incident gaat of om een steeds terugkerende ervaring. Dat Florence de verhalen als zorgelijk heeft aangemerkt is echter volstrekt begrijpelijk. De verklaringen, in onderlinge samenhang bezien, zijn een ernstig signaal dat de verzorging in de nacht niet steeds in overeenstemming is met hetgeen in redelijkheid verwacht zou mogen worden. Hele concrete aanknopingspunten voor de algemene stelling dat [werkneemster01] de bewoners in algemene zin zorg zou onthouden (in die dat dit moet worden gekwalificeerd als ouderenmishandeling zoals Florence stelt) bieden de verklaringen echter niet. Daarvoor zijn ze te vaag en te weinig verifieerbaar.
4.8.9.
Het had naar het oordeel van de kantonrechter bovendien op de weg van Florence (bijvoorbeeld van [functie02] [naam02] ) gelegen om hierover met [werkneemster01] in gesprek te gaan en haar reactie erop te vragen. Ook had zij ervoor kunnen kiezen om de locatie tijdens de nachtdienst eens te bezoeken om de intensiteit van de contacten met bewoners en de werkwijze van de nachtzusters met eigen ogen te aanschouwen. Dat heeft zij echter nagelaten. Had zij dit wel gedaan en tekortkomingen vastgesteld dan had zij [werkneemster01] daarop kunnen en moeten aanspreken. Dat is echter niet gebeurd. Functioneringsgesprekken hebben niet plaatsgevonden en ook anderszins is niet gebleken dat [werkneemster01] door een leidinggevende of door collega’s is aangesproken op de wijze waarop ze haar werk deed en bewoners bejegende. Het eerste gesprek dat met [werkneemster01] is gevoerd is dat van 30 november 2022 geweest waarin het onderzoek is aangekondigd en waarin ze per direct op non-actief is gesteld.
4.8.10.
De gedragingen zijn bovendien, indien juist, weliswaar ernstig en moeten aangepakt worden maar zijn niet naar het oordeel van de kantonrechter ook weer niet zodanig dat deze onmiddellijk tot een ontslag op staande voet moeten leiden, zeker niet ten aanzien van een werkneemster met een 36-jarig dienstverband waarop nooit eerder aanmerkingen zijn geweest.
4.9.
Onvoldoende registreren
4.9.1.
Florence heeft verder als dringende reden aangevoerd dat [werkneemster01] de incidenten gedurende de nacht onvoldoende registreerde. Zij heeft gewezen op verklaringen van medewerker 3, 5, 6 en 9. Volgens medewerker 3 was [werkneemster01] onbeschoft bij de overdracht. Medewerker 5 heeft verklaard dat de overdracht altijd (te) laat gebeurde en dat alleen bijzonderheden mondeling werden overgedragen en dat pas later een schriftelijke rapportage werd opgesteld. Medewerker 6 heeft verklaard dat [werkneemster01] bijzonderheden alleen mondeling rapporteerde omdat zij niet wilde dat de familie van de bewoner er kennis van nam. Niet gebleken is echter dat Florence [werkneemster01] ooit heeft aangesproken op een onvoldoende tijdige, volledige of zorgvuldige overdracht.
Medewerker 9 heeft verklaard dat ze [werkneemster01] en [naam03] een keer heeft gemaild naar aanleiding van rapportage maar dat ze hun bejegening in het gesprek daarna onprettig vond. [werkneemster01] heeft betwist een mail van medewerker 9 te hebben ontvangen. Florence heeft deze mail niet overgelegd zodat niet kan worden vastgesteld of het incident heeft plaatsgevonden.
4.9.2.
Florence heeft nog aangevoerd dat [werkneemster01] drie keer een incident wel in het zorgdossier maar niet in Triasweb heeft geregistreerd terwijl beide is voorgeschreven. [werkneemster01] betwist dat door Florence weergegeven citaten uit het zorgdossier juist dan wel volledig zijn, althans zij stelt deze deels ook uit zijn verband zijn getrokken. Nu nadere informatie hierover ontbreekt kan de juistheid van de door Florence gestelde tekortkoming niet worden nagegaan.
4.9.3.
Maar, ook als het klopt dat [werkneemster01] over enkele incidenten niet, niet tijdig of niet volledig heeft gerapporteerd in zorgdossier of in Triasweb, dan nog had het op de weg van Florence gelegen om [werkneemster01] daarop eerst eens aan te spreken en haar te vragen dit in het vervolg beter te doen. Florence heeft haar hierop echter nooit aangesproken. Een dringende reden voor ontslag op staande voet kan het dan ook niet opleveren.
4.10.
Onheuse bejegening van bewoners
4.10.1.
Florence heeft ook als dringende reden aangevoerd dat [werkneemster01] bewoners zou bedreigen, intimideren en afsnauwen. Bewoners zouden zich hierdoor zodanig gekleineerd voelen dat zij ’s nachts geen gebruik durven maken van de noodknop. Florence verwijst in de eerste plaats naar de eerder geciteerde verklaring van medewerker 3 over het telefoongesprek van mevrouw [naam14] . De kantonrechter verwijst naar hetgeen is overwogen onder 4.8.5. Florence heeft nog gewezen op het feit dat ook medewerker 1 over het incident heeft verklaard. Medewerker heeft echter alleen verklaard wat zij van medewerker 3 heeft gehoord. Hieraan kan ook geen zelfstandige betekenis worden gehecht.
4.10.2.
Medewerker 1 heeft verder verklaard:
“ [verzoekster01] zou later bij mevrouw [naam15] zijn geweest en met haar vinger voor haar
gezicht hebben gezwaaid en hebben gezegd: ‘Jij gaat mij niet meer bellen voor dit
soort dingen. Heeft u dit goed begrepen? (…)
[werkneemster01] heeft betwist dat zij met een vinger voor het gezicht van de bewoner zou hebben gezwaaid. Medewerkster 1 heeft de gedraging kennelijk niet zelf waargenomen. Wel is het bevestigd door de heer [naam15] zelf.
Medewerker 1 heeft verder nog verklaard:
“Door zijn ziekte kan hij moeilijk een pilletje van een hand of zo pakken. Ik geef hem
het pilletje zelf in zijn mond en daarna wat water. [verzoekster01] zou voor hem hebben gestaan
met zijn pilletje op haar hand en alleen maar gezegd hebben ‘pilletje, pilletje’. Hij
kan dat pilletje met zijn hand niet pakken.”
[werkneemster01] heeft dit betwist. Er zijn geen andere verklaringen die het gestelde bevestigen.
Voorts is aangevoerd dat [werkneemster01] mevrouw [naam15] haar medicijnen in haar mond zou hebben geduwd, zodanig dat zij daar een dikke lip aan overhield. De heer [naam15] heeft dat verklaard. Er zijn geen anderen bij het gestelde incident aanwezig geweest. [werkneemster01] heeft erkend dat zij die keer moeite had met het toedienen van de medicijnen maar heeft ontkend dat zij dit zo hardhandig zou hebben gedaan dat mevrouw er een dikke lip aan overhield. Zij zegt daar ook nooit iets over te hebben gehoord. De kantonrechter oordeelt hierover dat, indien de bewoner naar aanleiding van het incident een zichtbare kwetsuur had opgelopen, het voor de hand had gelegen dat dit door de ochtendploeg was waargenomen en was gerapporteerd. Dat dat laatste is gebeurd is echter gesteld noch gebleken.
4.10.3.
De verklaringen van de verschillende medewerkers over de bejegening van bewoners (een grote mond, niet reageren de alarmbel, schreeuwen, snauwen en het zwaaien met een vinger) zijn allemaal gebaseerd op wat zij hebben gehoord. Verklaringen over daadwerkelijk zelf waargenomen voorvallen zijn er niet. Gelet op het feit dat ook enkele bewoners hebben gezegd, dat zij [werkneemster01] minder vriendelijk vonden dan de anderen, is echter niet uit te sluiten dat er op de bejegening van [werkneemster01] wel wat aan te merken was. Maar ook hiervoor geldt dat het dan op de weg van Florence had gelegen om hierover het gesprek met [werkneemster01] aan te gaan, haar kant van het verhaal te vernemen en haar aan te spreken op haar gedrag. Dat heeft Florence nagelaten.
4.11.
Angstcultuur
4.11.1.
Florence heeft tot slot als dringende reden aan het ontslag op staande voet ten grondslag gelegd dat [werkneemster01] een angstcultuur heeft veroorzaakt dan wel in stand heeft gehouden voorafgaand en aansluitend aan de nachten waarop zij werkzaam was. Collega’s durven constateringen in de ochtend niet te registreren uit angst voor de reactie van [werkneemster01] . Dat sprake is van een diepe angst blijkt volgens Florence ook uit het feit dat de medewerkers alleen anoniem hebben willen verklaren. Volgens Florence was één medewerkster zelfs zo bang voor [werkneemster01] dat zij niet alleen naar huis durfde en zich door haar echtgenoot liet ophalen. [naam02] heeft verklaard dat zij zich zo onveilig voelde dat zij haar banden controleerde voor ze wegreed.
4.11.2.
Uit de verklaringen van een aantal medewerkers blijkt dat zij [werkneemster01] en [naam03] niet durfden aan te spreken omdat zij bang waren voor hun reactie. De verklaringen zijn echter nogal algemeen. Een concrete omschrijving van voorvallen waarbij [werkneemster01] intimiderend zou zijn geweest naar collega’s, en wat zij daarbij zou hebben gedaan of gezegd, is daarin niet opgenomen. Waarom het gedrag van [werkneemster01] zodanig zou zijn dat medewerkers niet alleen naar huis zouden kunnen is onvoldoende concreet gemaakt. Florence stelt weliswaar dat familieleden van [werkneemster01] in de instelling is langsgekomen en dreigende woorden hebben gesproken richting medewerkers, maar kennelijk heeft geen van de medewerkers hierover verklaard richting AMF, althans dit blijkt niet uit het rapport. Op grond waarvan [naam02] vanwege [werkneemster01] moest vrezen voor haar banden is evenmin geconcretiseerd.
4.11.3.
Dat de ervaren angstcultuur door (onder meer) [werkneemster01] werd veroorzaakt is op grond van het rapport van AMF onvoldoende aannemelijk geworden. Hetgeen in het rapport is beschreven vormt dan ook geen dringende reden voor een ontslag op staande voet.
4.12.
De conclusie
4.12.1.
Bij het voorgaande moet bovendien worden betrokken dat er bij de vestiging [naam locatie01] in de afgelopen twee jaar acht verschillende leidinggevenden zijn geweest. Aannemelijk is dat er binnen de vestiging het nodige aan de hand is dat opgepakt moet worden. Dat de problemen binnen de vestiging met name door [werkneemster01] worden veroorzaakt en dat haar bijdrage daarin zodanig is dat dit, ondanks dat zij nooit eerder op gedragingen is aangesproken, tot een ontslag op staande voet heeft moeten leiden is dan ook geenszins aannemelijk geworden. Daar komt bij dat [werkneemster01] nota bene 36 jaar voor Florence heeft gewerkt en niet is gebleken van eerdere problemen. Hoewel ook bij een langdurig dienstverband een ontslag op staande voet noodzakelijk kan zijn, mag van een werkgever juist in zo’n situatie des te meer zorgvuldigheid worden verwacht. Die is hier niet betracht.
4.12.2.
De gedragingen van [werkneemster01] zijn, ook in onderlinge samenhang bezien, niet voldoende voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet. De conclusie is dan ook dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven. De primair onder 1 gevorderde verklaring voor recht is dan ook toewijsbaar.
4.13.
Schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging
Doordat [werkneemster01] zich heeft neergelegd bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst op 27 december 2022 is deze beëindigd zonder inachtneming van de geldende opzegtermijn. Op grond van het bepaalde in art. 7:672 lid 11 BW is Florence een daarvoor een vergoeding verschuldigd die gelijk is aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren. Niet betwist is dat de opzegtermijn 4 maanden bedroeg. Dat betekent dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging op zijn vroegst met ingang van 1 mei 2023 had kunnen worden opgezegd. Florence is dan ook een vergoeding verschuldigd gelijk aan het salaris over de periode van 27 december 2022 tot 1 mei 2023. Florence heeft niet betwist dat het loon over die periode € 10.152,60 bruto bedraagt. Dit bedrag is dan ook als schadevergoeding ex art. 7:672 lid 11 BW toewijsbaar. Daarover is op grond van art. 7:686a lid 1 BW wettelijke rente verschuldigd vanaf 27 december 2022.
4.14.
De transitievergoeding
Nu niet is gebleken van ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van [werkneemster01] is Florence de transitievergoeding verschuldigd. Deze moet worden berekend over de periode 1 september 1986 tot de datum waarop het dienstverband bij regelmatige opzegging had kunnen eindigen, zijnde 1 mei 2023. [werkneemster01] heeft de transitievergoeding berekend op € 44.455,71 bruto. Volgens Florence bedraagt deze € 43.933,- bruto. Het verschil lijkt te worden veroorzaakt doordat Florence uitgaat van de onregelmatigheidtoeslag (ORT) die over 2022 € 770,37 bedraagt en terwijl [werkneemster01] uitgaat van het in 2023 geldende bedrag van € 821,74. Aangezien de transitievergoeding wordt berekend per 1 mei 2023 zal de kantonrechter uitgaan van een ORT van € 821,74. Op basis daarvan is de verzochte transitievergoeding van € 44.455,71 bruto toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente, die op grond van art. 7:686a lid 1 BW verschuldigd is vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd en dus vanaf 28 januari 2023.
4.15.
Billijke vergoeding
4.15.1.
Het beëindigen van een arbeidsovereenkomst in strijd met art. 7:671 BW is naar zijn aard ernstig verwijtbaar. Op grond van art. 7:681 lid 1, onder a, BW kan de kantonrechter de werknemer in dat geval een billijke vergoeding toekennen. De kantonrechter ziet daartoe in de gegeven feiten en omstandigheden aanleiding.
4.15.2.
Uit de wetgeschiedenis volgt dat de hoogte van de billijke vergoeding – naar haar aard – in relatie moet staan tot het ernstig verwijtbare handelen of nalaten van de werkgever, en niet tot de gevolgen van het ontslag voor de werknemer (zie Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, p. 32-24 en Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 7, p. 91). Uit de New Hairstyle-beschikking van de Hoge Raad van 30 juni 2017 (ECLI:NL:HR:2017:1187) volgt evenwel dat dit niet hoeft te betekenen dat de gevolgen van een beëindiging van het dienstverband bij het bepalen van de omvang van de billijke vergoeding geen rol mogen spelen in een geval waarin de wet een werknemer een aanspraak geeft op zo’n vergoeding omdat de werkgever een ernstig verwijt kan worden gemaakt van de reden van de beëindiging. Als het ontslag het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever, dan dient de werknemer hiervoor volgens de wetsgeschiedenis te worden gecompenseerd, ook om dergelijk handelen of nalaten van de werkgever te voorkomen. Bij de begroting van de billijke vergoeding komt het aan op alle omstandigheden van het geval.
Voor de billijke vergoeding geldt dat de begrotingsregels van artikel 6:95 e.v. BW zich voor overeenkomstige toepassing lenen, voor zover elementen van de vaststelling van de billijke vergoeding zien op de vergoeding van schade van de werknemer. Deze regels bieden de rechter ruimte met alle omstandigheden van het geval rekening te houden en de schade eventueel te schatten als die niet nauwkeurig kan worden vastgesteld (artikel 6:97 BW).
4.15.3.
Op grond van de New Hairstyle-criteria moet een inschatting worden gemaakt van de periode dat de arbeidsovereenkomst zou hebben voortgeduurd als dit verwijtbare handelen niet had plaatsgevonden. Op basis van het rapport van AMF is op zichzelf wel aannemelijk geworden dat sprake was van fricties in de samenwerking tussen [werkneemster01] en haar collega’s, dat sprake was van onderling wantrouwen en dat op de gedragingen van [werkneemster01] wel wat aan te merken was. Aannemelijk is dan ook dat, indien Florence een ontbindingsverzoek had ingediend op grond van een verstoorde arbeidsrelatie, dit toewijsbaar was geweest. Op basis van de verklaringen acht de kantonrechter ook wel aannemelijk dat [werkneemster01] daaraan door houding en gedrag een bijdrage heeft geleverd. Aangezien het rapport van AMF onvoldoende concrete handvatten biedt, had het Florence wellicht nog enige tijd gekost om een ontbindingsverzoek op de g-grond voldoende toereikend te onderbouwen. De kantonrechter gaat er daarom bij de berekening vanuit dat het dienstverband uiterlijk op 1 januari 2024 zou zijn geëindigd.
4.15.4.
Uitgaande van een maandloon inclusief emolumenten van € 3.645,97 zou [werkneemster01] tot 1 januari 2024 (€ 3.645,97 x 12 maanden =) € 43.751,64 hebben verdiend. Aangenomen moet echter worden dat, nu het ontslag op staande voet van tafel is, [werkneemster01] alsnog voor een WW-uitkering in aanmerking kan komen. Dat betekent zij alsnog 70% over dit inkomen kan ontvangen. De schade die dan resteert zou 30% x € 43.751,64 = € 13.125,50 zijn. Daarop strekt normaalgesproken de transitievergoeding in mindering. Dat betekent dat er geen inkomensschade zou resteren. Ook indien rekening wordt gehouden met pensioenschade over deze periode (€ 708,24 x 12 = € 8.498,88) zou de inkomensschade lager zijn dan de transitievergoeding. Nu bovendien mag worden aangenomen dat [werkneemster01] , gelet op de personeelstekorten in de zorg, in staat zal zijn om voor of uiterlijk op 1 januari 2024 een andere baan te vinden is voor het meenemen van andere inkomensschade geen aanleiding.
4.15.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter is het verwijtbare handelen van Florence daarmee echter niet voldoende gecompenseerd. Florence heeft ernstig verwijtbaar gehandeld, door een ontslag op staande voet te geven, zonder voldoende onderbouwing van de daaraan ten grondslag gelegde redenen, met name gebaseerd op een werkwijze en/of gedrag waar [werkneemster01] nooit eerder op is aangesproken, aangeduid met stevige woorden als ‘ouderenmishandeling’ en ‘mensonterend handelen’ en uitspraken over het bedreigen van collega’s op en buiten het werk, zonder dat daaraan concrete feiten ten grondslag zijn gelegd. Omdat een vergoeding moet worden bepaald die recht doet aan de mate van verwijtbaarheid zal ter compensatie hiervan een billijke vergoeding worden toegekend van € 15.000. De wettelijke rente daarover zal worden toegewezen vanaf 14 dagen na de datum van deze beschikking.
Proceskosten
4.16.
De proceskosten komen voor rekening van Florence, omdat zij ongelijk krijgt. Deze worden aan de zijde van [werkneemster01] begroot op € 1.672,- bestaande uit € 86,- aan griffierecht en € 1.586,- aan salaris gemachtigde. De nakosten zijn toewijsbaar op de hierna te vermelden wijze.
in de zaak met nummer 10356588
4.17.
Hetgeen hiervoor is overwogen heeft tot gevolg dat het verzoek van Florence wordt afgewezen.
4.18.
De kantonrechter ziet vanwege de samenhang geen aanleiding voor een afzonderlijke veroordeling in de proceskosten ten aanzien van dit verzoek. Deze worden dan ook gecompenseerd, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in de zaak met nummer 10362652
5.1.
verklaart voor recht dat geen sprake is geweest van een rechtsgeldig ontslag op staande voet;
5.2.
veroordeelt Florence om aan [werkneemster01] binnen 14 dagen na de datum van deze beschikking een billijke vergoeding te betalen van € 15.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 14 dagen na de datum van deze beschikking tot de dag van de volledige betaling;
5.3.
veroordeelt Florence om aan [werkneemster01] binnen 14 dagen na de datum van deze beschikking een transitievergoeding te betalen van € 44.455,71 bruto te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 28 januari 2023 tot de dag van de volledige betaling;
5.4.
veroordeelt Florence om aan [werkneemster01] binnen 14 dagen na de datum van deze beschikking de gefixeerde schadevergoeding te betalen van € 10.152,20 bruto te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 27 december 2022 tot de dag van de volledige betaling;
5.5.
veroordeelt Florence tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [werkneemster01] tot en met vandaag vaststelt op € 1.672,- bestaande uit € 86,- aan griffierecht en € 1.586,- aan salaris gemachtigde;
5.6.
veroordeelt Florence tot betaling van € 132,- aan nasalaris, voor zover [werkneemster01] daadwerkelijk nakosten zal maken, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de dag van volledige betaling, en voorts, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, vermeerderd met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag van volledige betaling;
5.7.
verklaart deze beschikking, behoudens de verklaring voor recht, tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
in de zaak met nummer 10356588
5.8.
wijst het verzoek af;
5.9.
compenseert de proceskosten aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door kantonrechter mr. D. Jongsma en uitgesproken ter openbare zitting van 7 juni 2023.