ECLI:NL:RBDHA:2023:8177

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 mei 2023
Publicatiedatum
7 juni 2023
Zaaknummer
C/09/646011 / JE RK 23-748
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging omgangsregeling in het belang van de minderjarige na echtscheiding en ondertoezichtstelling

Op 9 mei 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de wijziging van de omgangsregeling voor de minderjarige [minderjarige01]. De zaak volgde op een verzoekschrift van de gecertificeerde instelling, die betrokken was bij de zorg voor de minderjarige. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders van [minderjarige01] gescheiden zijn en dat de vader het gezag over de minderjarige heeft gekregen. De moeder heeft zich niet gemeld bij de gecertificeerde instelling en heeft geen contact gehad met de minderjarige sinds de eerdere beschikking van 15 november 2022, waarin het contact met de moeder tijdelijk was stopgezet.

De gecertificeerde instelling verzocht om een wijziging van de omgangsregeling, zodat er onder begeleiding van een jeugdhulpaanbieder contact mogelijk zou zijn tussen de moeder en [minderjarige01]. De vader steunde dit verzoek, maar de kinderrechter oordeelde dat, gezien de omstandigheden, het in het belang van [minderjarige01] niet mogelijk was om een begeleide omgangsregeling vast te stellen. De moeder had zich niet gemeld en er waren zorgen over haar situatie, waaronder het ontbreken van een vaste woonplaats.

De kinderrechter concludeerde dat er op dit moment geen contact tussen de moeder en [minderjarige01] kan plaatsvinden, maar dat de moeder zich kan wenden tot een jeugdhulpaanbieder om in de toekomst contactherstel te bewerkstelligen. De beslissing werd mondeling gegeven en is uitvoerbaar bij voorraad, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/646011 / JE RK 23-748
Datum uitspraak: 9 mei 2023

Beschikking van de kinderrechter

Wijziging omgangsregeling (ex artikel 1:265g BW)

in de zaak naar aanleiding van het op 17 april 2023 ingekomen verzoekschrift van:

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
betreffende:
- [minderjarige01]geboren op [geboortedatum01] 2010 te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man01] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats01] ,

[de vrouw01] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats01] .

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift met bijlagen.
Op 9 mei 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- de vader;
- [naam01] en [naam02] namens de gecertificeerde instelling.
De moeder is conform de wettelijke vereisten opgeroepen, maar niet verschenen.
[minderjarige01] is in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek, maar heeft daarvan geen gebruik gemaakt.

Feiten

- Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
- Bij beschikking van 20 april 2023 heeft de kinderrechter in deze rechtbank bepaald dat alleen de vader het gezag over [minderjarige01] zal toekomen.
- [minderjarige01] verblijft feitelijk bij de vader.
- Bij beschikking van deze rechtbank van 15 november 2022 is de zorgregeling tussen [minderjarige01] en de moeder gewijzigd in die zin dat het recht op contact met de moeder tijdelijk is stopgezet tot het moment dat de moeder zich bij de gecertificeerde instelling meldt. De gecertificeerde instelling zal op geleide van de draagkracht en behoefte van [minderjarige01] toewerken naar een begeleid contact van (maximaal) één uur per twee weken.

Verzoek

De gecertificeerde instelling heeft verzocht de bij beschikking 15 november 2022 vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te wijzigen en de volgende regeling vast te stellen:
“Er moet contact mogelijk zijn tussen de moeder en [minderjarige01] , wanneer de moeder daartoe in staat is, onder begeleiding van een jeugdhulpaanbieder, waarbij de invulling wordt overgelaten aan de jeugdhulpaanbieder in afstemming met de vader. Uitgangspunt is om op geleide van de draagkracht en de behoefte van [minderjarige01] toe te werken naar een begeleid contact van (maximaal) één uur per twee weken.”
Aan het verzoek ligt het volgende ten grondslag.
De gecertificeerde instelling ziet geen aanleiding meer om de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] , die eindigt op 11 juni 2023, te verlengen en er is een toetsingsverzoek ingediend tot de beëindiging van de ondertoezichtstelling. Het is sinds de uitspraak van 15 november 2022 niet meer gelukt om in contact te komen met de moeder en de moeder heeft zich niet bij de gecertificeerde instelling gemeld. De gecertificeerde instelling vindt het nog steeds in het belang van [minderjarige01] dat hij contact heeft met de moeder, maar dit is niet mogelijk als de moeder zich blijft onttrekken. De omgangsregeling moet worden gewijzigd omdat de gecertificeerde instelling na het eindigen van de ondertoezichtstelling, dus naar verwachting vanaf 11 juni 2023, geen rol meer zal spelen in het faciliteren van de contactmomenten.
De vader heeft ingestemd met het verzochte. De vader ziet dat [minderjarige01] zijn moeder erg mist en erkent het belang van [minderjarige01] om contact te hebben met de moeder.

Beoordeling

De kinderrechter beoordeelt of het in het belang van [minderjarige01] noodzakelijk is dat de omgangsregeling zoals vastgesteld in de beschikking van 15 november 2022 wordt gewijzigd.
De kinderrechter overweegt dat de gecertificeerde instelling van plan is de ondertoezichtstelling over [minderjarige01] niet verder te verlengen en dat zij daarvoor een toetsingsverzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming heeft ingediend. De kinderrechter stelt verder vast dat het de moeder in de afgelopen periode niet gelukt is zich te melden bij de gecertificeerde instelling. Het contact tussen haar en [minderjarige01] is hierdoor niet van de grond gekomen. Volgens de vader en de gecertificeerde instelling gaat het op dit moment ook niet goed met moeder en beschikt zij bijvoorbeeld niet over een vaste woon- of verblijfplaats. Nu de verwachting is dat de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] niet meer verlengd zal worden, zal de gecertificeerde instelling geen rol meer spelen in het faciliteren van de omgang tussen [minderjarige01] en de moeder zodat sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden.
De kinderrechter overweegt verder dat het in het belang van [minderjarige01] is dat er een mogelijkheid tot contact met de moeder blijft bestaan. [minderjarige01] mist zijn moeder ook. De vader geeft aan hiervoor open te staan. Gelet op de gezondheidstoestand en daarmee samenhangende onvoorspelbaarheid van moeder en het feit dat moeder volledig buiten beeld is, is de kinderrechter evenwel van oordeel dat het op dit moment in strijd is met de zwaarwegende belangen van [minderjarige01] om een (begeleide) omgangsregeling vast te stellen. De kinderrechter overweegt hierbij dat contact mogelijk moet zijn tussen de moeder en [minderjarige01] , wanneer de moeder daartoe in staat is. Dit contact zal dan naar verwachting onder begeleiding van een jeugdhulpaanbieder moeten worden opgestart, waarbij de invulling wordt overgelaten aan de jeugdhulpaanbieder in afstemming met de vader. Welke regeling vervolgens het meest in het belang van [minderjarige01] zal zijn, kan nu niet voorspeld worden omdat dit mede afhangt van de (gezondheids-) toestand van de moeder en de draagkracht en de behoefte van [minderjarige01] . Gelet hierop zal de kinderrechter voor nu bepalen dat er geen contact tussen de moeder en [minderjarige01] zal zijn. De kinderrechter benadrukt dat de moeder zich te allen tijde kan wenden tot een jeugdhulpaanbieder om in samenwerking met hen en in overleg met de vader toe te werken naar contactherstel met [minderjarige01] .
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter – met wijziging in zoverre van de beschikking van 15 november 2022 van de kinderrechter in de deze rechtbank –:
bepaalt dat er geen contact zal zijn tussen de moeder en [minderjarige01] ;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2023 door mr. O.F. Bouwman, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M. van Leeuwen als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 5 juni 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.