Overwegingen
Waar gaat deze zaak over?
1. Eiseres heeft op grond van de herstelregelingen na een integrale beoordeling een hardheidscompensatie ontvangen voor de jaren 2006 tot en met 2010 van in totaal € 72.382 (het compensatiebesluit).Het compensatiebedrag bestaat uit € 32.790 aan door eiseres terugbetaalde kinderopvangtoeslag, € 8.198 aan materiële schade, € 4.251 aan invorderingskosten, € 13.000 aan immateriële schade en € 13.426 aan rente over de gemiste kinderopvangtoeslag. Ook heeft eiseres een aanvullende vergoeding van 1% van het totaalbedrag ontvangen van € 717.
2. Omdat eiseres van mening is dat zij meer schade heeft geleden door de problemen met de kinderopvangtoeslag dan het bedrag aan compensatie dat zij van verweerder heeft ontvangen, heeft zij een verzoek tot aanvullende schadevergoeding ingediend bij de Commissie Werkelijke Schade (CWS). De CWS is een onafhankelijke commissie en heeft tot taak het toetsen van en adviseren over aanvragen tot toekenning van aanvullende schadevergoeding.
3. Eiseres begroot haar materiële schade op € 363.292. In dit verband heeft zij de volgende schadeposten opgevoerd:
- vervangende opvangkosten: € 25.398;
- inkomensschade door het gedurende drie jaren niet kunnen uitoefenen van een tweede
baan die nodig was om de kosten voor kinderopvang te kunnen betalen: € 25.878;
- inkomensschade door arbeidsongeschiktheid waardoor eiseres 25% van haar inkomen mist
tot aan haar pensioen: € 157.028;
- studiekosten voor een studie die de zoon van eiseres had willen volgen: € 61.485;
- vermogensschade door het verrekenen van de zorgtoeslag, het kindgebonden
budget, de hypotheekrenteaftrek en de teruggaven inkomstenbelasting met de
teruggevorderde kinderopvangtoeslag: € 22.973;
- een boete in verband met het omzetten van de hypotheek in 2017 en bemiddelingskosten
voor het verkrijgen van een hypothecaire geldlening: € 17.000;
- gebitskosten: € 5.008,75;
- kantoor- en printkosten: € 195,42;
- kosten voor juridische bijstand: € 2.076; en
- een dwangsom in verband met overschrijding van de beslistermijn: € 46.250.
De immateriële schade van haar kind begroot eiseres op € 25.000.
4. De CWS heeft op 16 juni 2021 haar advies uitgebracht. Volgens de CWS bestaat de werkelijke materiële schade van eiseres uit de kantoor- en printkosten van € 195,42 en de kosten voor juridische bijstand van € 2.076. Ook acht de CWS aannemelijk dat sprake is van geestelijk leed waarvoor een immateriële schadevergoeding op zijn plaats is van € 5.000. Omdat deze bedragen de reeds door eiseres ontvangen compensatiebedragen voor de materiële en immateriële schade niet overstijgen, heeft de CWS verweerder geadviseerd om geen aanvullende schade aan eiseres te vergoeden. De vervangende oppaskosten, de studiekosten, de boete in verband met het omzetten van de hypotheek, de bemiddelingskosten en de dwangsom, vormen naar het oordeel van de CWS geen schade, of in ieder geval geen schade die is toe te rekenen aan handelen van verweerder. In het advies is ten aanzien van de inkomensschade opgenomen dat uit de door eiseres overgelegde stukken volgt dat haar arbeidsongeschiktheid een gevolg is van een gebrek aan haar schouder en COPD en dat een direct verband tussen de arbeidsongeschiktheid van eiseres, uiteindelijk resulterend in de beëindiging van haar arbeidsovereenkomst, en de handelwijze van verweerder onvoldoende aannemelijk is gemaakt. Wat de gestelde vermogensschade betreft, is het standpunt van de CWS dat het verrekenen van de zorgtoeslag, het kindgebonden budget, de hypotheekrenteaftrek en de teruggaven inkomstenbelasting met de teruggevorderde kinderopvangtoeslag niet kwalificeert als door eiseres geleden schade, omdat eiseres de verrekeningen met het compensatiebesluit volledig terugbetaald heeft gekregen. De gebitskosten komen niet voor vergoeding in aanmerking, omdat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij door de handelwijze van verweerder niet in staat was om een aanvullende tandartsverzekering af te sluiten.
5. Verweerder heeft het advies van de CWS overgenomen en het verzoek van eiseres om aanvullende schadevergoeding afgewezen.
6. Het bezwaar van eiseres is voor advies voorgelegd aan de bezwaarschriftenadviescommissie (BAC). De BAC heeft in haar advies van 15 juni 2022 overwogen dat verweerder zich mocht baseren op het advies van de CWS en heeft daarom verweerder geadviseerd om het bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond te verklaren.
Wat vindt eiseres in beroep?
7. Eiseres stelt dat het stopzetten en terugvorderen van de kinderopvangtoeslag onrechtmatig was, omdat zij daarop wel degelijk recht had. Eiseres wil dan ook dat de rechtbank vaststelt dat de handelwijze van verweerder kwalificeert als een onrechtmatige daad. Daarnaast stelt eiseres dat zij recht heeft op vergoeding van haar inkomensschade, omdat haar arbeidsongeschiktheid en daarmee het verlies van inkomen, verband houdt met
de handelwijze van verweerder. Door de handelwijze van verweerder heeft zij namelijk veel stress ervaren. Hierdoor zijn haar longklachten (COPD) toegenomen, met als gevolg dat eiseres arbeidsongeschikt is geraakt en uiteindelijk haar baan is verloren. Ter zitting heeft eiseres zich op het standpunt gesteld dat zij recht heeft op vergoeding van haar vermogensschade, omdat de zorgtoeslag, het kindgebonden budget, de hypotheekrenteaftrek en de teruggaven inkomstenbelasting ten onrechte van haar zijn afgenomen.
Wat vindt verweerder in beroep?
8. Verweerder erkent niet dat hij onrechtmatig jegens eiseres heeft gehandeld en wijst
er in dit verband op dat de vaststellings- en terugvorderingsbeschikkingen kinderopvangtoeslag in rechte vaststaan en daarmee formeel rechtskracht hebben gekregen. Dit betekent dat van de rechtmatigheid ervan moet worden uitgegaan. Onder verwijzing naar de adviezen van de CWS en de BAC, stelt verweerder zich daarnaast op het standpunt dat de beslissing om aan eiseres geen aanvullende schadevergoeding toe te kennen, op goede gronden berust. Eiseres heeft in beroep geen stukken overgelegd waaruit volgt dat niet van het advies van de CWS kan worden uitgegaan.
9. Eiseres kan in deze procedure de rechtmatigheid van de vaststellings- en terugvorderingsbeschikkingen kinderopvangtoeslag die destijds zijn genomen niet aan de bestuursrechter voorleggen, omdat die beschikkingen in rechte vaststaan. Tegen die beschikkingen heeft immers een met voldoende waarborgen omklede bestuursrechtelijke rechtsgang opengestaan die niet of tevergeefs is gevolgd. De beschikkingen hebben daardoor formele rechtskracht gekregen, zodat de bestuursrechter in deze zaak van de rechtmatigheid ervan dient uit te gaan.
10. De rechtbank kan in deze procedure geen oordeel geven over de vraag of het handelen van verweerder al dan niet onrechtmatig is geweest jegens eiseres. Zoals verweerder heeft toegelicht, heeft de Staat ervoor gekozen om de beschikkingen die destijds zijn genomen formeel in stand te laten en een bijzondere bestuursrechtelijke schadevergoedingsregeling in het leven te roepen ter compensatie van de nadelige gevolgen die getroffen ouders van de besluiten van verweerder hebben ondervonden. De rechtbank leidt uit het dossier af dat verweerder bij de integrale beoordeling heeft erkend dat
hij de regels voor terugvordering in de situatie van eiseres erg streng heeft toegepast. De schade die eiseres vanwege de te strenge toepassing van de regels heeft geleden is gecompenseerd via de daarvoor in het leven geroepen herstelregelingen op de wijze als vermeld in overweging 1. Het compensatiebesluit kan er niet toe leiden dat rechtens vaststaande besluiten alsnog als onrechtmatig moeten worden gekwalificeerd. Evenmin heeft verweerder met het compensatiebesluit erkend dat de besluitvorming destijds onrechtmatig is geweest en dat hij ter zake van een onrechtmatige daad schadevergoeding aan eiseres verschuldigd is. Die erkenning kan niet zoals eiseres wenst via de herstelregelingen worden verkregen. Als eiseres een rechterlijk oordeel wil hebben over het gestelde onrechtmatig handelen door verweerder en de hierdoor door haar gesteld geleden schade, dan zal zij een civiele procedure moeten opstarten bij de burgerlijke rechter.
11. De rechtbank overweegt verder dat de omvang van het geding wordt bepaald door het bestreden besluit. De vraag die hier voorligt is of verweerder het verzoek van eiseres tot aanvullende schadevergoeding op goede gronden heeft afgewezen. Wat door eiseres is overgelegd en ter zitting is aangevoerd met betrekking tot de hoogte van het aan haar toegekende compensatiebedrag, valt dan ook buiten de omvang van het geding. Dit geldt eveneens voor de klachten van eiseres over de beloftes die aan haar zijn gedaan met betrekking tot het mediationtraject. Uit het verhandelde ter zitting maakt de rechtbank voorts op dat eiseres vragen heeft aan verweerder over de slordigheden die in het compensatiedossier voorkomen en daarop antwoord wil krijgen. De rechtbank heeft binnen haar bevoegdheden op dit beroep echter geen mogelijkheden om verweerder te verplichten om antwoorden te geven op de vragen die eiseres heeft.
Wat is het toetsingskader?
12. De verschillende herstelregelingen zijn met ingang van 5 november 2022 ondergebracht in de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). Ook de aanvullende schadevergoeding voor de werkelijk geleden schade is geregeld in de Wht. De omstandigheid dat eiseres zich in december 2020 - toen de Wht nog niet van toepassing was - tot de CWS heeft gewend, maakt niet dat zij, zoals ter zitting gesteld, niet onder het toepassingsbereik van de Wht valt en dat daarom de afhandeling van haar dossier een andere route vergt. Op grond van het overgangsrecht, worden beschikkingen die in het kader van de hersteloperatie toeslagen zijn genomen vóór de inwerkingtreding van de Wht, immers aangemerkt als beschikkingen die zijn gegeven krachtens de Wht. Daar komt bij dat in december 2020 al beleidsregels voor compensatie en de aanvullende schadevergoeding bestonden.Indien de rechtbank eiseres zou volgen in haar betoog, dan zou er geen bestuursrechtelijk kader bestaan op grond waarvan zij een verzoek tot aanvullende schadevergoeding had kunnen indienen en geen laagdrempelige ingang bij de bestuursrechter. Het gevolg hiervan zou zijn dat eiseres voor de vergoeding van haar schade een civiele procedure zou moeten starten bij de burgerlijke rechter, waarbij overigens een zwaardere bewijslast geldt dan bij de herstelregelingen, en eiseres aan zou moeten tonen dat sprake is van een onrechtmatige daad waarvan de door eiseres gestelde schade het gevolg is.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
13. Eiseres heeft betoogd dat zij vanwege haar inkomens- en vermogensschade recht heeft op een hogere materiële schadevergoeding dan reeds aan haar is toegekend. Artikel 2.1 van de Wht, bepaalt dat een aanvrager van compensatie voor werkelijke schade aannemelijk dient te maken dat en in welke mate de door hem werkelijk geleden schade overeenkomstig het civiele schadevergoedingsrecht hoger is dan het na de integrale beoordeling toegekende bedrag. Concreet betekent dit dat eiseres aannemelijk dient te maken dat zij daadwerkelijk inkomens- en vermogensschade heeft geleden - die in onvoldoende mate is vergoed met het bedrag aan materiële schadevergoeding dat op grond van de compensatieregeling is toegekend - en dat er een causaal verband bestaat tussen achtereenvolgens de ontstane inkomensschade, de arbeidsongeschiktheid van eiseres en de vermogensschade enerzijds en de handelwijze van verweerder anderzijds.
14. Verweerder heeft de afwijzing van de aanvullende schadevergoeding gebaseerd op het advies van de CWS. Het advies van de CWS is een deskundigenadvies als bedoeld in artikel 3:5 van de Algemene wet bestuursrecht. Volgens vaste jurisprudentie van de hoogste bestuursrechtermag een bestuursorgaan afgaan op een door een deskundige uitgebracht advies, nadat het bestuursorgaan is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Als een belanghebbende concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag het bestuursorgaan niet zonder nadere motivering op het advies afgaan. Zo nodig vraagt het bestuursorgaan de adviseur om een reactie op wat de belanghebbende over het advies heeft aangevoerd.
15. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen aanleiding om het advies van de CWS onjuist te achten. Het advies is gebaseerd op de door eiseres verstrekte gegevens, is naar het oordeel van de rechtbank op zorgvuldige wijze tot stand gekomen, inzichtelijk gemotiveerd en navolgbaar. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd en overgelegd, geen concrete aanknopingspunten die twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop, rechtvaardigen. Verweerder mocht zich in het bestreden besluit dan ook baseren op het advies van de CWS.
16. De rechtbank is van oordeel dat eiseres ook in beroep niet met objectieve gegevens aannemelijk heeft gemaakt dat er een causaal verband bestaat tussen het handelen van verweerder en zowel haar inkomensachteruitgang als haar arbeidsongeschiktheid. De omstandigheid dat eiseres veel stress heeft ervaren als gevolg van het terugvorderen van de kinderopvangtoeslag, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om het causale verband aannemelijk te achten. Verweerder heeft zich dan ook op goede gronden op het standpunt gesteld dat geen sprake is van inkomensschade die hij zou moeten vergoeden.
17. Voor zover eiseres stelt dat het terugvorderen van de kinderopvangtoeslag heeft geleid tot onterechte verrekeningen met andere inkomensafhankelijke regelingen en de inkomstenbelasting en dat zij als gevolg daarvan vermogensschade heeft geleden, overweegt de rechtbank als volgt. De CWS heeft zich in dit verband op het standpunt gesteld dat de eerdere verrekeningen met de zorgtoeslag, het kindgebonden budget, de hypotheekrenteaftrek en de teruggaven inkomstensbelasting verdisconteerd zijn in het compensatiebesluit, zodat geen sprake is van schade die eiseres heeft geleden. De rechtbank kan dit standpunt volgen. Voor zover eiseres heeft betoogd dat zij door de verrekeningen meer schade heeft geleden dan het aan haar toegekende compensatiebedrag, heeft zij dit naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt. Gelet hierop bestaat er geen aanleiding om voor de gestelde vermogensschade een aanvullende schadevergoeding toe te kennen.
18. Met betrekking tot het verzoek van eiseres om de gronden van haar bezwaarschrift als herhaald en ingelast te beschouwen, oordeelt de rechtbank dat een dergelijk verzoek, zonder daarbij aan te geven in hoeverre de reactie van verweerder daarop tekortschiet, onvoldoende is om te spreken van een beroepsgrond waarover de rechtbank zich moet uitlaten.
19. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat geen aanleiding bestaat voor toekenning van een aanvullende schadevergoeding aan eiseres.
20. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom geen vergoeding van haar proceskosten. Ook krijgt zij het griffierecht niet terug.