ECLI:NL:RBDHA:2023:8154

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juni 2023
Publicatiedatum
7 juni 2023
Zaaknummer
AWB 22/3141
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een vreemdelingenrechtelijke procedure. De verzoeker, wiens naam niet is vermeld, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Dit primaire besluit vond plaats op 20 april 2022. Na de afwijzing heeft de verzoeker bezwaar aangetekend en verzocht om een voorlopige voorziening. De staatssecretaris heeft op 5 juli 2022 op het bezwaar beslist, waardoor er geen bezwaar meer aanhangig was.

De voorzieningenrechter heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechter overwoog dat een verzoek om een voorlopige voorziening alleen mogelijk is als er een bezwaar of beroep aanhangig is. Aangezien het bezwaar al was beslist, werd het verzoek om voorlopige voorziening gelijkgesteld met een verzoek dat wordt gedaan hangende het beroep bij de bestuursrechter. In een andere zaak met nummer AWB 22/4636 heeft de rechtbank op dezelfde dag uitspraak gedaan, wat leidde tot de afwijzing van het verzoek als kennelijk ongegrond.

De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. E.F. Bethlehem, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 22/3141

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam], verzoeker

V-nummer: [V-nummer],
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 20 april 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen.
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Hij heeft tevens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 5 juli 2022 heeft verweerder op het bezwaar beslist.
De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb is een verzoek om een voorlopige voorziening alleen mogelijk als er ook een bezwaar (of beroep) aanhangig is.
2. Aangezien verweerder al op het bezwaar heeft beslist, is er geen bezwaar meer aanhangig. Op grond van artikel 8:81, vijfde lid, van de Awb wordt het verzoek om voorlopige voorziening gelijkgesteld met een verzoek dat wordt gedaan hangende het beroep bij de bestuursrechter.
3. Bij uitspraak van vandaag in de zaak met nummer AWB 22/4636 heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Het verzoek wordt om die reden als kennelijk ongegrond afgewezen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, op de hieronder vermelde datum en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open