5.4.Verweerder heeft geloofwaardig geacht dat eiser in Nederland actief is binnen de lhbti-gemeenschap. Ook heeft verweerder in zijn beoordeling betrokken dat eiser een steunverklaring van derden, foto’s en het schrijven
#SayitOutLoudheeft overgelegd. In het bestreden besluit is echter niet ten onrechte overwogen dat eiser met zijn verklaringen onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt wat de lhbti-activiteiten voor hem persoonlijk betekenen. In dit verband heeft verweerder de verklaringen van eiser dat hij ervan geniet, dat hij het leuk en belangrijk vindt, dat hij het fijn vindt om te leren en dat het zijn leven heeft verbeterd, onvoldoende kunnen achten, omdat er geen authentieke beleving uit naar voren komt. Verweerder heeft daarbij kunnen meewegen dat eiser inmiddels enkele jaren betrokken is bij de lhbti-gemeenschap en dat hij heeft aangegeven door die vrijheid nu beter kan verklaren over zijn gedachten en gevoelens, zodat van eiser mag worden verwacht dat hij met meer diepgang kan vertellen over zijn ervaring met de lhbti-activiteiten. Tot slot heeft verweerder niet ten onrechte gesteld dat de steunverklaring van het LGBT+ Asylum Support en de bijgevoegde vragenlijst naar inhoud weinig toevoegt, omdat het bevestigt wat eiser zelf ook heeft verklaard en wat reeds is betrokken in de beoordeling. Verweerder stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat de steunverklaring, de vragenlijst, foto’s, het artikel
#SayitOutLouden het deelnemen aan lhbti-activiteiten op zichzelf staand niet leiden tot het oordeel dat de gestelde geaardheid geloofwaardig moet worden geacht. De stelling van eiser dat onduidelijk is hoe het deelnemen aan activiteiten is meegewogen, slaagt dan ook niet.
Geloofwaardigheid van afvalligheid
6. Anders dan eiser aanvoert, is de rechtbank van oordeel dat uit het aanvullend voornemen van 10 maart 2023, pagina 5 tot en met 7, blijkt dat verweerder de gestelde afvalligheid zelfstandig heeft beoordeeld. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser het proces van en de motieven voor afwending niet inzichtelijk heeft gemaakt. Verweerder heeft de verklaringen van eiser dat zijn geaardheid op 13-jarige leeftijd reden was om zich af te wenden onvoldoende kunnen achten, omdat de geaardheid niet geloofwaardig is geacht. Voorts heeft verweerder niet ten onrechte geoordeeld dat door eiser in de vorige en de huidige procedure tegenstrijdige verklaringen zijn afgelegd over het al dan niet moslim zijn en over het moment dat hij zijn geaardheid ontdekte en afstand deed van de islam en dat deze tegenstrijdigheden door eiser niet zijn weggenomen. De enkele verklaring van eiser dat de rapporten uit de vorige procedure niet kloppen heeft verweerder daartoe onvoldoende kunnen achten. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiser over zijn ervaringen met het geloof in de periode vanaf zijn 13e tot aan zijn vertrek uit Nigeria tekortschieten, nu hij onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt welke verandering hij heeft doorgemaakt en hoe hij zijn afvalligheid in Nigeria heeft ervaren. Ook heeft verweerder de verklaringen van eiser dat hij moslims als egoïstisch ziet en het vervelend vindt dat zij de Koran opdringen, onvoldoende kunnen achten.Daartoe stelt verweerder niet ten onrechte dat dit ziet op gedragsaspecten en niet zozeer op het islamitisch geloof. Voorts heeft eiser niet bestreden dat hij volgens verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij te vrezen heeft wegens toegedichte afvalligheid en dat uit landeninformatie over Nigeria niet blijkt dat afvalligen daar ernstig risico lopen.De beroepsgrond slaagt dan ook niet.
Geloofwaardigheid van vrees voor mensenhandelaren
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Nigeria te vrezen heeft voor mensenhandelaren. In dit verband heeft verweerder de verklaringen van eiser, dat hij door zijn gestelde mensenhandelaren gezocht wordt omdat hij hen geld schuldig is en dat zijn familie van hen problemen ondervindt, ongeloofwaardig kunnen achten. Daartoe heeft verweerder terecht gesteld dat eiser wisselend heeft verklaard over de wijze waarop hij met mensenhandelaren naar Italië is gereisd en wisselend heeft verklaard over het onderhouden van contact met zijn familie in Nigeria. De rechtbank constateert dat eiser dit standpunt in beroep niet heeft bestreden.