ECLI:NL:RBDHA:2023:8080
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een opleidingsaanvraag voor een militair door de staatssecretaris van Defensie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een voormalig militair, en de staatssecretaris van Defensie. De eiser had een opleidingsaanvraag ingediend voor de 'Leergang Buitenlandse Betrekkingen', maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris afdoende had gemotiveerd dat de gewenste opleiding niet noodzakelijk was voor de voortzetting van de loopbaan van de eiser buiten het ministerie van Defensie. De eiser had tot 1 december 2022 als militair gewerkt en was sindsdien werkzaam in de landbouwsector. Hij had eerder al een kassencursus en de Leergang Buitenlandse Betrekkingen gevolgd, waarvoor gedeeltelijke vergoeding was ontvangen. De eiser stelde dat de staatssecretaris onvoldoende rekening had gehouden met zijn beroepswensen en opleidingsniveau, en dat de opleiding noodzakelijk was voor zijn toekomstige loopbaan.
De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris bij de beoordeling van de aanvraag rekening moest houden met het advies van de loopbaanbegeleider, de beroepswensen van de eiser en de relevantie van de opleiding voor de arbeidsmarkt. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris voldoende had gemotiveerd dat de opleiding niet noodzakelijk was, gezien de beperkte afstand van de eiser tot de arbeidsmarkt en zijn reeds behaalde master in internationaal land- en watermanagement. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet verplicht was om de ontwikkeling van de loopbaan van de eiser verder te faciliteren, aangezien hij over voldoende loopbaanperspectieven beschikte. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en wees de verzoeken om kostenvergoeding af.