ECLI:NL:RBDHA:2023:8046

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juni 2023
Publicatiedatum
6 juni 2023
Zaaknummer
NL23.12640
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Angolese vader en zoon niet in behandeling genomen door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 6 juni 2023, wordt het beroep van eisers, een vader en zoon van Angolese nationaliteit, tegen het niet in behandeling nemen van hun aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd behandeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 25 april 2023 afgewezen, met het argument dat Portugal verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank heeft de argumenten van eisers beoordeeld en geconcludeerd dat het beroep ongegrond is. De rechtbank wijst erop dat de Dublinverordening bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om overname aan Portugal gedaan, dat door Portugal is aanvaard. Eisers hebben aangevoerd dat de overdracht aan Portugal zou leiden tot een onevenredige hardheid, omdat dit zou kunnen resulteren in een uitlevering aan Angola. De rechtbank overweegt echter dat er geen bewijs is dat Portugal zijn internationale verplichtingen niet nakomt.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris in dit geval geen aanleiding heeft hoeven zien om gebruik te maken van de hardheidsclausule in artikel 17 van de Dublinverordening. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en stelt vast dat eisers geen recht hebben op vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.12640

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1]

V-nummer: [nummer 1]
[naam 2]V-nummer: [nummer 2]
tezamen: eisers
(gemachtigde: mr. A.P.E.M. Pover),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het beroep van eisers tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eisers stellen van Angolese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum 1] en [geboortedatum 2] . Eisers zijn vader en zoon. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 25 april 2023 niet in behandeling genomen omdat Portugal verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eisers aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eisers ongelijk krijgen en het niet in behandeling nemen van hun aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Portugal een verzoek om overname gedaan. Portugal heeft dit verzoek aanvaard.
(Indirect) réfoulement5. Eisers stellen allereerst dat de staatssecretaris het asielverzoek in behandeling zou dienen te nemen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. De overdracht van eisers aan Portugal zou van een onevenredige hardheid getuigen nu daarmee een uitlevering aan Angola tot de reële mogelijkheden zou gaan behoren.
6. De rechtbank overweegt dat ten aanzien van Portugal mag worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eisers hebben geen stukken overlegd waaruit blijkt dat Portugal zich ten opzichte van hen niet aan zijn internationale verplichtingen houdt of dat er in Portugal sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen van de asielprocedure. Uit het persoonlijk relaas van eisers valt ook niet af te leiden dat de asielprocedure niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet. De Portugese autoriteiten hebben door middel van het claimakkoord gegarandeerd dat het verzoek om internationale bescherming in behandeling genomen zal worden. Hierbij is van belang dat de verdragen en Europese richtlijnen ook gelden ten aanzien van de asielprocedure in Portugal. De garantie het asielverzoek in behandeling te nemen omvat ook de verantwoordelijkheid dat een eventuele uitzetting niet in strijd komt met het verbod om een vreemdeling onvrijwillig over te dragen aan de autoriteiten van een land waar de vreemdeling vervolging te vrezen heeft.
Artikel 17 Dublinverordening7. Voorts stellen eisers dat hetgeen zij hebben aangevoerd aanleiding geeft tot toepassing van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. De individuele omstandigheden zoals geschetst zijn dusdanig dat een overdracht aan Portugal van een onevenredige hardheid getuigt. Op grond hiervan zou de staatssecretaris de zaak aan zich moeten trekken.
8. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris in individuele gevallen gebruik kan maken van de bevoegdheid van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. De staatssecretaris maakt terughoudend gebruik van de bevoegdheid om het verzoek om internationale bescherming te behandelen op grond van artikel 17, eerste en tweede lid, van de Dublinverordening, als Nederland daartoe op grond van in de Dublinverordening neergelegde criteria niet toe verplicht is. Gelet op de ruime mate van bestuurlijke vrijheid die de staatssecretaris heeft om de hardheidsclausule toe te passen, toetst de rechtbank deze beslissing terughoudend.
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris in de omstandigheden van eisers geen aanleiding hoeven zien om toepassing te geven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening door de asielaanvraag in behandeling te nemen. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

10. Verweerder heeft de aanvraag terecht buiten behandeling gesteld.
Het beroep is kennelijk ongegrond. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van I. Wolthuis, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.